ECLI:NL:RBROT:2025:6012
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking Nederlanderschap
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld, die zich verzet tegen de intrekking van zijn Nederlanderschap door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 18 februari 2025 besloten om het Nederlanderschap van verzoeker in te trekken, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van onverwijlde spoed die vereist dat de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij familie in Europa heeft en zonder Nederlands paspoort niet kan reizen, en dat hij zich niet kan identificeren bij eventuele aanhoudingen. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker weer vreemdeling is en kan terugvallen op zijn verblijfsvergunning. Hij kan bij de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) een nieuw verblijfsdocument aanvragen, waarmee hij zich kan identificeren. Ook is niet gebleken dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een vreemdelingen- of vluchtelingenpaspoort.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.