Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van 6 mei 2025, waarbij een crisismaatregel was opgelegd aan betrokkene, geboren in 1973, die op dat moment in een kliniek verbleef. De officier van justitie verzocht om voortzetting van deze maatregel, omdat betrokkene haar minderjarige dochter al langere tijd van school hield en hulpverlening afwees, vermoedelijk als gevolg van psychotische overtuigingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 mei 2025 waren betrokkene, haar advocaat mr. S.E.M. Hooijman, en een psychiater aanwezig. De officier van justitie was niet verschenen, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte. De psychiater bevestigde dat er psychotische belevingen waren waargenomen, maar dat er op dat moment geen direct nadeel uit voortkwam. Betrokkene functioneerde goed thuis, ondanks het vermoeden van een psychische stoornis.
De rechtbank concludeerde dat het weghouden van de dochter van school niet direct voortkwam uit de psychische stoornis, maar eerder uit een conflict met de ex-man van betrokkene over het gezag. Gezien deze overwegingen voldeed het verzoek niet aan de wettelijke vereisten, en de rechtbank wees het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter mr. L. Berghuis-Knijff en schriftelijk uitgewerkt op 20 mei 2025.