ECLI:NL:RBROT:2025:6034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
10-312440-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over poging tot teweegbrengen van een ontploffing en voorbereiding daarvan met jeugddetentie als gevolg

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en voorbereiding daarvan. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot ontploffing, maar werd wel veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van een ontploffing. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een begin van uitvoering van het misdrijf, maar dat de verdachte wel betrokken was bij de voorbereiding ervan. De officier van justitie had een jeugddetentie van 60 dagen geëist, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank legde uiteindelijk een deels voorwaardelijke jeugddetentie op van 90 dagen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de voorlopige hechtenis. De verdachte had op zeventienjarige leeftijd een ontploffing voorbereid en was in de buurt van een woning aangehouden met explosieven. De rechtbank vond het zorgwekkend dat de verdachte bereid was om een ernstig strafbaar feit te plegen, maar erkende ook dat hij zijn leven op orde leek te hebben. De rechtbank besloot dat een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk moest zijn om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-312440-24
Datum uitspraak: 17 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C.C. Brandwijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de medeverdachte en hij van plan waren om een bom bij een woning te laten ontploffen. Zij hebben hiervoor cobra’s gekocht en zijn midden in de nacht ter plaatse aangetroffen door de politie met bivakmutsen en een scooter met een afgeplakte kentekenplaat. De cobra’s zijn verderop in de bosjes aangetroffen, aan elkaar geplakt met hetzelfde tape dat is aangetroffen op de kentekenplaat van de scooter en de broek van de medeverdachte. Gelet op deze uiterlijke verschijningsvorm is sprake van een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing.
4.1.2.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat voor een strafbare poging tot het plegen van een misdrijf is vereist dat de verdachte en/of eventuele medeverdachte(n) gedragingen hebben verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van dat misdrijf. Dit is het geval als de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Hiermee kan de strafbare poging worden onderscheiden van strafbare voorbereiding.
De rechtbank stelt de volgende (gang van) zaken vast. Op 30 september 2024 omstreeks 02:22 uur werden de verdachte en zijn medeverdachte in de buurt van de (vlakbij elkaar gelegen) woningen aan het [adres 2] en het [adres 3] door de politie staande gehouden. Zij waren geheel in het zwart gekleed en droegen beiden een bivakmuts. Op ongeveer 5 meter afstand van de verdachte en zijn medeverdachte werd, in de bosjes, een fles met – onbekend gebleven – vloeistof aangetroffen met daaraan twee cobra’s vast getapet. De bewoner van de woning aan het [adres 3] heeft de politie aangesproken en hij gaf aan dat kort hiervoor twee mannen met een huurscooter in de buurt waren, die een bom bij de voordeur van zijn woning wilden plaatsen. Zijn zoon zou hebben gezien dat persoon 1 van de scooter afstapte en in de richting van hun woning kwam lopen. Persoon 1 rende terug naar de scooter, waar persoon 2 wachtte, mogelijk omdat hij de zoon zag staan. Persoon 2 reed weg op de scooter. De bewoner zag vervolgens de politie de straat in komen en 2 jongens aanhouden. De politie heeft nadat de verdachte was aangehouden zijn mobiele telefoon die hij bij zich had in beslag genomen en geconstateerd dat in de navigatieapp Waze er was gezocht op het adres '[adres 2]'. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij die middag mee was geweest met de medeverdachte om de cobra’s te kopen en dat het plan was om een bom te laten afgaan bij de woning aan het [adres 2] maar dat zij op dat plan terug zijn gekomen en zij de cobra’s in de bosjes hadden gegooid.
De rechtbank is van oordeel dat op basis hiervan niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van een begin van uitvoering van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan het [adres 2] of het [adres 3]. Wat de rechtbank feitelijk kan vaststellen is dat één van de verdachten mogelijk naar de woning aan het [adres 3] is gelopen, wat niet de woning was waar de verdachten het naar eigen zeggen van de verdachte maar ook blijkens de gegevens uit de navigatieapp op zouden hebben gemunt, maar niet blijkt dat hij daarbij het explosief in handen had. Dat er een feitelijk begin van uitvoering is geweest in de richting van de woning aan het [adres 2] blijkt evenmin uit het procesdossier. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat sprake is geweest van een handeling met het (in de bosjes aangetroffen) voorwerp dat de ontploffing teweeg moest brengen, of dat het explosief in de directe nabijheid van een van de woningen is gebracht om het daar tot ontploffing te kunnen brengen. De gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte, te weten het met een explosief op weg gaan naar, en het zich daarmee bevinden in de buurt van, deze woning is eveneens te ver verwijderd van de voltooiing van het teweegbrengen van een ontploffing om van een begin van uitvoering te kunnen spreken.
Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot het plegen van dit strafbare feit. De rechtbank acht op basis van het dossier en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting wel bewezen dat de verdachte dit feit heeft voorbereid, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het
misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren
of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
(als omschreven in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers en/of vervoermiddelen,
te weten
- meerdere mobiele telefoons om met anderen te communiceren
over dit strafbare feit en van anderen instructies en informatie te krijgen met
betrekking tot dit strafbare feit en
- meerdere bivakmutsen om herkenning te voorkomen en
- een (huur)scooter om verdachte en zijn mededader te vervoeren naar en
van de plaats delict en
- een (zelfgemaakt) explosief en Cobra's,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op zeventienjarige leeftijd in opdracht van een ander een ontploffing
voorbereid. In de buurt van een woning werden de verdachte en zijn medeverdachte aangehouden. Zij hadden een fles met vloeistof met daaraan twee cobra’s vast getapet bij zich. Hiermee hadden zij een flinke ontploffing teweeg kunnen brengen die veel schade zou hebben veroorzaakt. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de betreffende woning en de omwonenden. Ook leiden dit soort explosies tot hevige onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, want er zijn helaas in het recente verleden veel van deze aanslagen gepleegd met in een aantal gevallen heel ernstige gevolgen, waaronder dodelijke slachtoffers en enorme schade. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zo’n ernstig strafbaar feit te plegen en neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij het plegen van het feit enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin en sociale status, zonder daarbij na te denken over de gevolgen van zijn voorgenomen acties voor anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 maart 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een positieve schoolgang en een gestructureerde vrijetijdsbesteding in de vorm van thuis afspreken met vrienden en voetballen. De verdachte zal over een aantal weken examen doen en zal zich volgend schooljaar specialiseren voor lasser. De Raad acht het van belang dat dit wordt voortgezet. Daarnaast is er sprake van een stabiele thuissituatie met ouders die in staat zijn om toezicht te houden en de verdachte te begeleiden en hulpverlening in te zetten indien nodig.
Wanneer de verdachte in Nederland had gewoond, had de Raad geadviseerd om een werkstraf op te leggen. Omdat de verdachte niet in Nederland woont, kan deze straf niet worden opgelegd. De Raad adviseert om de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De straf die de rechtbank zal opleggen is lager dan de officier van justitie heeft geëist, mede door de vrijspraak voor de primair tenlastegelegde poging. Gezien de ernst van het feit kan toch niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het enerzijds gaat om een zeer ernstig feit en dat het gemak waarmee de verdachte zich hiermee heeft ingelaten verontrust, maar dat het anderzijds niet een feit is dat te plaatsen valt in een delictpatroon van de verdachte. Het lijkt erop dat hij zijn leven nu op orde heeft. De rechtbank zal daarom een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De impact van de reeds ondergane voorlopige hechtenis is fors geweest. De rechtbank is er niet van overtuigd dat het daarnaast nog opleggen van een werkstraf zal bijdragen aan de strafdoelen van algemene en speciale preventie of dat aanvullende leedtoevoeging nodig is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
63 (drieënzestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van hierna te melden voorwaarde;
stelt de
proeftijdvast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en H. Biemond, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.R. van Staveren en P.A. van der Schee, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2025.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij op of omstreeks 30 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten bij
meerdere, althans een, woning(en), te weten de woning(en) gelegen op/aan het
[adres 3] en/of op/aan het [adres 2],
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woningen gelegen
op/aan het [adres 3] en/of op/aan het [adres 2] en/of omliggende
woningen en/of nabijgelegen geparkeerde auto's en/of,
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
meerdere, althans een, perso(o)n(en) die aanwezig waren in de woningen gelegen
op/aan het [adres 3] en/of op/aan het [adres 2] en/of in omliggende
woningen,
te duchten was,
- met een scooter in de richting van de woningen gelegen op/aan het [adres 3]
en/of op/aan het [adres 2] is/zijn gereden, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) in het bezit waren van een (zelfgemaakt) explosief en/of meerdere,
althans een, Cobra('s) en/of
- ( vervolgens) met een (zelfgemaakt) explosief en/of meerdere, althans een,
Cobra('s) naar, althans in de richting van, de woningen gelegen op/aan het
[adres 3] en/of het [adres 2] is/zijn gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het
misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren
of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen van een ontploffing en/of het
stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
(als omschreven in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- meerdere, althans een, mobiele telefoon(s) om met anderen te communiceren
over dit strafbare feit en/of van anderen instructies en/of informatie te krijgen met
betrekking tot dit strafbare feit en/of
- meerdere, althans een, bivakmuts(en) om herkenning te voorkomen en/of
- een (huur)scooter om verdachte en/of zijn mededader(s) te vervoeren naar en/of
van de plaats delict en/of
- een (zelfgemaakt) explosief en/of meerdere, althans een, Cobra('s),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.