ECLI:NL:RBROT:2025:6041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11578354 CV EXPL 25-5025
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over afwikkeling serviceabonnement cv-ketel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de afwikkeling van een serviceabonnement voor een cv-ketel. Eiseres, woonachtig in Pernis, heeft gedaagde, die zelf procedeert, aangesproken op een overeenkomst die zij met hem had gesloten. Eiseres vorderde een bedrag van € 370,53, bestaande uit een terugbetaling van € 152,- voor niet geleverde diensten en € 218,53 voor kosten die zij had gemaakt om een derde in te schakelen voor het verhelpen van het probleem met haar cv-ketel. Gedaagde heeft erkend dat hij het bedrag van € 152,- verschuldigd is, maar heeft de vordering voor het overige betwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering met betrekking tot de kosten van de derde. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet verplicht was om deze kosten te vergoeden, omdat eiseres de overeenkomst niet in het geding heeft gebracht. De rechter heeft de vordering van eiseres tot betaling van € 218,53 afgewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 152,-. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van proceskosten, die zijn begroot op € 258,04. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11578354 CV EXPL 25-5024
datum uitspraak: 9 mei 2025
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Pernis,
eiseres,
gemachtigde: Juridisch Advies Rotterdam,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ respectievelijk ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 februari 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de op de rolzitting van 11 maart 2025 mondeling gegeven reactie van [gedaagde] en het daarbij door hem overgelegde schriftelijke verweer;
  • de conclusie van repliek, met bijlagen;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde], met bijlage.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] heeft (na vermindering van eis) geëist:
  • [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen € 370,53,
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, en
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Ter toelichting daarop heeft zij – samengevat en voor zover nu van belang – gesteld:
  • dat zij met [gedaagde] heeft gecontracteerd ter zake van een serviceabonnement,
  • dat zij hem opdracht heeft gegeven een probleem met haar cv-ketel te verhelpen,
  • dat zij [gedaagde] voor zijn werkzaamheden € 152,- heeft betaald,
  • dat vervolgens gebleken is dat daarmee het probleem niet was verholpen,
  • dat [gedaagde] na aanmaning door [eiseres] het serviceabonnement heeft opgezegd en heeft toegezegd het bedrag van € 152,- aan [eiseres] terug te betalen en ook de hem aangezegde kosten van een door [eiseres] in te schakelen derde, zijnde € 218,53, te vergoeden, maar
  • dat [gedaagde] ondanks aanmaning in gebreke is gebleven die afspraak na te komen.
2.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Op wat hij naar voren heeft gebracht en op wat [eiseres] verder nog heeft aangevoerd, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft niet betwist het bedrag van € 152,- te zijn verschuldigd. Dit deel van de vordering is daarom toewijsbaar.
3.2.
Aan het dan nog resterende deel van haar vordering heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de kosten van de door haar ingeschakelde derde zou vergoeden. In dat verband heeft zij verwezen naar door haar als bijlage 5 overgelegde Whatsapp-correspondentie. Daaruit blijkt dat de gemachtigde van [eiseres] op 2 april 2024 aan [gedaagde] heeft geschreven: “
Dit in de zin van artikel 6:83 lid c BW. Daarom ben ik nu gerechtigd om een derde uw werkzaamheden te laten controleren en zullen wij u voor de kosten in deze aansprakelijk stellen.”, waarop hij dan reageert: “
Prima, succes, nu graag uw rekeningnummer”.
3.3.
Hierin leest de kantonrechter echter geen toezegging van [gedaagde], die ook heeft betwist dat te hebben gedaan, om de kosten van een door [eiseres] in te schakelen derde te vergoeden, maar eerder een cynische reactie van [gedaagde] op de hem voorgespiegelde (juridische) stappen die [eiseres] zou gaan ondernemen. Nu [eiseres] ook overigens niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen partijen is afgesproken dat [gedaagde] die kosten zou vergoeden, kan de door [eiseres] aangevoerde grondslag dit deel van haar vordering niet dragen.
3.4.
Op grond van artikel 25 Rv vult de rechter ambtshalve de rechtsgronden aan. Op basis van wat [eiseres] heeft aangevoerd, kan echter niet, althans zeker niet zonder meer, de conclusie worden getrokken dat [gedaagde] de door [eiseres] voor de inschakeling van een derde gemaakte kosten bij wege van vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW) zou moeten vergoeden. Daarvoor zou immers ten minste vast moeten staan dat [gedaagde] op grond van het door [eiseres] met hem afgesloten serviceabonnement verplicht was het probleem aan de cv-ketel zonder verdere kosten te verhelpen. Dat heeft [eiseres] echter niet (concreet) gesteld terwijl zij de overeenkomst niet in het geding heeft gebracht. Dat betekent dat ook op deze grond het bedrag van € 218,53 niet kan worden toegewezen.
3.5.
Dat leidt tot de slotsom dat [gedaagde] hierna wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 152,- en dat het door haar meer gevorderde wordt afgewezen.
3.6.
Met betrekking tot de proceskosten is van belang dat [gedaagde] met zoveel woorden heeft gesteld dat hij het bedrag van € 152,- wel wilde betalen maar niet kon betalen omdat hij, ondanks dat hij daarom heeft verzocht, niet beschikte over het rekeningnummer van [eiseres]. Daarin kan hij echter niet worden gevolgd. Uit bijlagen 3 en 8 van [eiseres] blijkt immers dat zij op 2 december 2023 en 24 januari 2024 bancaire betalingen aan [gedaagde] heeft gedaan zodat haar rekeningnummer hem bekend was althans behoorde te zijn. Daarbij komt dat [eiseres] volgens haar bijlage 9 [gedaagde] op 9 februari 2024 haar rekeningnummer nog eens per e-mail heeft doen toekomen. Door vervolgens niet te betalen wat hij in ieder geval zelf vond dat hij was verschuldigd – het bedrag van € 152,- – heeft [gedaagde] [eiseres] recht en reden gegeven deze procedure te starten zodat het griffierecht en de explootkosten voor rekening van [gedaagde] komen. Nu partijen in deze procedure beide deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de verdere kosten van de procedure worden gecompenseerd. De door [gedaagde] aan [eiseres] te vergoeden proceskosten worden dan ook begroot op € 148,04 aan dagvaardingskosten, € 90,- aan griffierecht en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 258,04. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
3.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat heeft geëist en [gedaagde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als een van partijen de zaak aan een hogere rechter zou willen voorleggen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 152,-;
4.2.
bepaalt ten aanzien van de proceskosten dat [gedaagde] [eiseres] een bedrag van € 258,04 moet vergoeden en dat partijen de overige kosten van de procedure zelf dragen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
654