ECLI:NL:RBROT:2025:6053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11115963 CV EXPL 24-13154
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling koopprijs wegens niet leveren goederen en fraude

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Den Haag, een vordering ingesteld tegen Coolblue B.V. uit Rotterdam voor de terugbetaling van een koopprijs van € 10.000,18, omdat de bestelde goederen niet zouden zijn geleverd. Eiser heeft de producten besteld, maar stelt dat deze nooit zijn aangekomen. Coolblue betwist dit en stelt dat de goederen wel degelijk zijn geleverd, mogelijk aan iemand anders dan eiser zelf, en dat er sprake is van fraude. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat het voorshands bewezen is dat de goederen zijn geleverd, en eiser is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Eiser heeft verschillende bewijsstukken en getuigenverklaringen ingebracht, maar de kantonrechter oordeelt dat hij niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. De verklaringen van eiser en zijn getuigen zijn inconsistent en niet geloofwaardig. De kantonrechter concludeert dat Coolblue niet gehouden is tot terugbetaling van het aankoopbedrag, omdat eiser niet heeft aangetoond dat de goederen niet zijn geleverd. Het verstekvonnis van 16 april 2024 wordt vernietigd en de eisen van eiser worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.262,99 worden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11115963 CV EXPL 24-13154
datum uitspraak: 16 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Den Haag,
eiser,
gemachtigde: mr. O.R. van Hardenbroek,
tegen
Coolblue B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.C.M. van den Berg.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Coolblue’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 22 november 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [eiser] , met bijlagen;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 2 april 2025;
  • de brief van Coolblue van 10 april 2025.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiser] heeft diverse (voornamelijk elektronische) producten bij Coolblue besteld voor een totaalbedrag van € 10.000,18. Dat bedrag heeft [eiser] ook aan Coolblue betaald. Volgens [eiser] zijn de bestelde producten echter nooit aan hem geleverd en daarom maakt hij aanspraak op terugbetaling van het aankoopbedrag. Coolblue is het daar niet mee eens en vindt dat het voldoende aannemelijk is dat de producten wel aan [eiser] dan wel iemand namens [eiser] zijn geleverd. Volgens Coolblue is na onderzoek gebleken dat er zeer waarschijnlijk sprake is van (een poging tot) fraude, niet alleen ten aanzien van de bestelling van [eiser] maar ook ten aanzien van een in het verleden geplaatste bestelling door zijn broer [persoon A] .
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat voorshands bewezen wordt geacht dat de goederen, zoals genoemd in de factuur van 28 augustus 2023, door Coolblue op 29 augustus 2023 zijn geleverd aan [eiser] dan wel iemand namens [eiser] , meer in het bijzonder zijn broer [persoon A] . [eiser] is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Dat houdt in dat hij het voorshands bewezen geachte feit dat de goederen aan [eiser] dan wel iemand namens [eiser] zijn geleverd moet ontzenuwen, in die zin dat de aanvankelijke overtuiging aan het wankelen wordt gebracht.
2.3.
Om aan deze bewijsopdracht te voldoen heeft [eiser] diverse schriftelijke bewijsstukken en een video-opname in het geding gebracht. Ook heeft hij zichzelf, zijn partner mevrouw [persoon B] en zijn broer [persoon A] laten horen.
[eiser] is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs
2.4.
[eiser] heeft zijn stelling dat er geen telefoongesprek tussen hem en de bezorger heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2023 om 19.58 uur gehandhaafd en heeft een video-opname in het geding gebracht waarop te zien is hoe hij demonstreert op welke wijze op zijn telefoon zichtbaar is dat sprake is van een gemiste oproep. Dat heeft hij ook (nogmaals) tijdens het getuigenverhoor aan de kantonrechter getoond. Of het betreffende gesprek wel of niet heeft plaatsgevonden kan naar het oordeel van de kantonrechter echter in het midden blijven. Ook als het bewuste telefoongesprek van 19.58 uur niet zou hebben plaatsgevonden geldt immers nog steeds dat Coolblue [eiser] meerdere malen in kennis heeft gesteld van het tijdstip waarop de producten bezorgd zouden worden. Coolblue heeft [eiser] namelijk zowel op 28 augustus 2023 als op 29 augustus 2023 per e-mail op de hoogte heeft gebracht van het verwachte tijdstip van bezorging. Op 29 augustus 2023 heeft Coolblue in een e-mail bovendien medegedeeld dat de bezorging die avond tussen 18.15 uur en 19.15 uur zou plaatsvinden. Daarnaast is door [eiser] niet betwist dat Coolblue op 29 augustus 2023 om 18.35 uur ook nog per SMS aan het mobiele telefoonnummer van [eiser] heeft medegedeeld dat de producten tussen 18.15 en 19.15 zouden worden bezorgd én dat de bezorger rond 19.40 uur naar [eiser] heeft gebeld en heeft doorgegeven dat hij op dat moment onderweg naar het adres van [eiser] was.
2.5.
In het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat [eiser] geen steekhoudende verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij, ondanks dat hij meerdere malen – en tot kort voor het geplande moment van levering - door Coolblue is geïnformeerd over het tijdstip waarop de goederen geleverd zouden worden, niet direct contact met Coolblue heeft opgenomen, nadat de bezorging volgens [eiser] niet op het aangekondigde tijdstip heeft plaatsgevonden. Ook met de na het tussenvonnis aangedragen bewijsmiddelen heeft [eiser] die verklaring niet gegeven. [eiser] heeft daarover zelf het volgende verklaard:
“(…) Ik ben toen naar hun website gegaan, naar de chatbox. (…) Pak ‘m beet een uur of 22.00. (…) Ik ben toen naar hun chatbox gegaan en daar stond dat je 5 of 3 dagen moet wachten. Toen dacht ik: 3 dagen wachten is prima. (…)”
Naar het oordeel van de kantonrechter valt deze verklaring – waaruit kan worden afgeleid dat het voor [eiser] kennelijk geen bezwaar was nog enige tijd op de bestelde goederen te wachten – niet te rijmen met het feit dat [eiser] óók heeft verklaard dat hij destijds in een bijzonder stressvolle situatie zat en dat hij en zijn partner met spoed naar Griekenland moesten vertrekken vanwege een slecht bericht over de gezondheid van de vader van [persoon B] . Dat gegeven zou juist alleen maar meer aanleiding moeten hebben gegeven direct contact met Coolblue op te nemen over de status van de bestelling, zeker nu [eiser] ook heeft verklaard dat een aantal van de bestelde goederen bedoeld was om mee te nemen op de reis naar Griekenland.
2.6.
De verklaring van [eiser] over de reden waarom hij en [persoon B] naar Griekenland zouden vertrekken sluiten bovendien niet aan op het eerder in de procedure en in de correspondentie met Coolblue ingenomen standpunt daarover. In de brief van [eiser] aan Coolblue van 12 oktober 2023 is opgenomen dat [eiser] de bestelling op 1 september 2023 heeft geannuleerd ‘in verband met zijn vakantie van 2 september 2023’. Die stelling is in lijn met het feit dat Coolblue [eiser] in haar e-mail van 3 september 2023 ‘veel plezier op vakantie’ toewenst en in haar e-mail van 12 september 2023 aan [eiser] mededeelt dat zij hoopt dat hij ‘lekker van zijn vakantie aan het genieten is’. Tijdens het getuigenverhoor heeft [eiser] op dit punt echter het volgende verklaard:
“(…) U vraagt mij of ik niet op vakantie moest op 1 september. Het staat in de stukken welke datum dat was maar het was geen vakantie. We moesten wel naar Griekenland, maar dat was omdat we te horen hadden gekregen dat de vader van mijn vriendin ernstig ziek was. Daarom gingen we met spoed naar Griekenland. (…)”
Door [persoon B] is daarnaast over het vertrek naar Griekenland het volgende verklaard:
“(…) Het klopt ook dat ik samen met [eiser] naar Griekenland zou vertrekken. U vraagt mij of ik de datum weet. Dat was kort daarna. (…) Ik weet niet meer wanneer we de reis
hebben geboekt, maar dat was geen maanden eerder. Ik durf ook niet te zeggen wanneer we
zijn gebeld door mijn vader dat hij slecht nieuws had gekregen. (…)”
2.7.
Ook op een ander punt sluit de tijdens het getuigenverhoor afgelegde verklaring van [eiser] niet aan op hetgeen hij eerder in de procedure heeft gesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] immers verklaard dat hij en [persoon B] een huis hadden gekocht en dat zij de betreffende goederen wegens de verhuizing naar de nieuwe woning hebben besteld. Dit standpunt komt ook overeen met de inhoud van zijn brief aan Coolblue van 9 januari 2024. Tijdens het getuigenverhoor heeft [eiser] echter het volgende verklaard:
“(…) Na opname van het dictaat heeft de advocaat nog een vraag. Hij vraagt mij of ik blijf bij mijn verklaring dat de gehele bestelling zag op spullen voor het nieuwe huis. Nee, er zaten ook spullen bij die we nodig hadden voor de reis naar Griekenland, zoals oordopjes voor in het vliegtuig en een nieuwe telefoon. (…)”
2.8.
[persoon B] heeft daarnaast verklaard dat zij op de avond van 29 augustus 2023 (de dag waarop de bezorging zou plaatsvinden) niet met [eiser] heeft gesproken over de omstandigheid dat de goederen niet zouden zijn geleverd. Dat is opmerkelijk te noemen omdat [persoon B] volgens haar eigen verklaring wel thuis moet zijn geweest toen [eiser] diezelfde avond rond 22.00 uur naar de chatbox van Coolblue is gegaan om daar te checken hoe om te gaan met een niet bezorgde bestelling.
2.9.
Daar komt ook nog bij dat [persoon B] tijdens het getuigenverhoor heeft verklaard dat zij pas op een later moment in die week heeft gehoord dat ‘hun’ over de niet-geleverde bestelling spraken, daarbij wijzend in de richting van de eveneens in de zittingszaal aanwezige [eiser] en diens broer [persoon A] . Nadat de kantonrechter vervolgens aan [persoon B] heeft gevraagd wie zij precies bedoelde met ‘hun’, verklaarde zij na de nodige aarzeling dat zij daarmee [eiser] en zijn vader bedoelde. Dat [persoon B] verklaart dat zij [eiser] en zijn vader ‘later in diezelfde week’ heeft horen praten over de niet-geleverde bestelling is – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – op zijn minst opmerkelijk en niet erg geloofwaardig, aangezien [eiser] en [persoon B] , volgens hun eigen verklaringen, zeer kort na 29 augustus 2023 al naar Griekenland waren vertrokken. Buiten dat acht de kantonrechter het gezien de aard van de bestelde goederen niet geloofwaardig dat [eiser] niet eerder met [persoon B] over de bestelling en het uitblijven van de bezorging daarvan zou hebben gesproken. Zoals gezegd moet zij thuis zijn geweest toen [eiser] de site van Coolblue checkte en gaat het om een aanzienlijke bestelling van meer dan € 10.000,-, die (in ieder geval voor het grootste deel) ziet op nieuwe spullen voor het huis dat [eiser] en [persoon B] nota bene gezamenlijk hebben gekocht.
2.10.
De twijfel aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [eiser] wordt nog eens gevoed door het feit dat [eiser] geen logische verklaring heeft kunnen geven voor de reden waarom hij uitgerekend eind augustus 2023 voor meer dan € 10.000,- aan goederen bij Coolblue heeft besteld. Volgens zijn eigen verklaring was [eiser] ten tijde van het plaatsen van de bestelling al op de hoogte van het feit dat hij op zeer korte termijn naar Griekenland zou vertrekken. Daarnaast volgt uit de verklaringen van [eiser] en [persoon B] dat zij de huur van hun toenmalige woning al hadden opgezegd en dat zij die woning in elk geval op 1 september 2023 moesten verlaten. Gelet op die omstandigheden ligt het zonder nadere toelichting, die ook in dit geval ontbreekt, niet voor de hand dat zij een dergelijke groot aantal goederen, die al bestemd zijn voor hun nieuwe woning, laten bezorgen op hun oude adres, dat zij juist binnen enkele dagen moeten verlaten. Dat er geen noodzaak bestond om de voor hun nieuwe woning bestemde goederen op dat moment en onder die omstandigheden te bestellen kan bovendien worden afgeleid uit het feit dat, zoals [eiser] heeft verklaard, [eiser] en [persoon B] in eerste instantie noodgedwongen naar de ouders van [eiser] zouden verhuizen omdat hun nieuwe woning vanwege een verbouwing nog niet klaar was. Gevraagd naar de reden waarom hij op dat specifieke moment de goederen wilde laten bezorgen, heeft [eiser] slechts heel summier en weinig overtuigend verklaard:
“(…) Ik dacht: ik kan het maar beter bestellen, dan heb ik het geregeld. (…)”.
2.11.
Ten aanzien van de verklaring van [persoon B] - en overigens ook ten aanzien van de hierna genoemde verklaring van [persoon A] - geldt bovendien dat het hier gaat om een verklaring van een persoon die in zeer nauwe relatie staat tot [eiser] . Hoewel dat gegeven nog niet betekent dat de verklaringen van [persoon A] en [persoon B] daarmee niet of minder betrouwbaar zouden zijn en daarom niet of slechts in beperkte mate als tegenbewijs kunnen dienen, speelt deze relatie tot [eiser] wel een rol bij de bewijswaardering, in die zin dat er in dit geval niet gesproken kan worden van volledig onafhankelijke getuigen. Zowel [persoon A] – die bij een vrijwel identieke situatie met Coolblue betrokken is geweest – als [persoon B] – als partner van [eiser] – kunnen er belang bij hebben dat [eiser] in het gelijk wordt gesteld.
2.12.
Ook de verklaring van [persoon A] zaait onvoldoende twijfel om de overtuiging dat de goederen aan [eiser] dan wel iemand namens [eiser] zijn geleverd te doen wankelen. Ten aanzien van de bestelling van [eiser] verklaart [persoon A] slechts dat hij de goederen niet in ontvangst heeft genomen omdat hij daartoe niet in staat was. Ter onderbouwing daarvan verwijst hij naar de overgelegde e-mail van restaurant Stapelbakker, waaruit kan worden afgeleid dat er op 29 augustus 2023 om 19.00 uur een tafel was gereserveerd voor vier personen. Daarnaast is ook een betalingsbewijs overgelegd, waaruit volgt dat er diezelfde avond om 21.31 uur in het restaurant voor een bedrag van € 335,- is afgerekend. Die overgelegde stukken sluiten echter niet uit dat de goederen wel degelijk aan [eiser] of iemand namens [eiser] zijn geleverd, waarbij in aanmerking wordt genomen dat het – gelet op de reistijd tussen de woning van [eiser] en het betreffende restaurant – zelfs niet volledig uitgesloten is dat de goederen door [persoon A] in ontvangst zijn genomen. Ondanks de verklaring van [persoon A] geldt bovendien nog altijd dat [eiser] noch [persoon A] een verklaring heeft gegeven voor het feit dat beiden bij een zelfs op detailniveau nagenoeg identieke situatie met betrekking tot de levering van een bestelling van aanzienlijke omvang bij het complex aan de Forellendaal in Den Haag betrokken is geweest.
2.13.
[eiser] heeft daarnaast nog een verklaring overgelegd van de huismeester van het complex aan de Forellendaal in Den Haag, waarin deze verklaart dat er regelmatig klachten zijn over de pakketbezorging binnen het complex en dat er in dat verband met regelmaat pakketjes ‘verdwijnen’. Het moge wellicht zo zijn dat de pakketbezorging binnen het complex over het algemeen te wensen overlaat, maar dat wil nog niet zeggen dat dat ook in deze specifieke situatie het geval is. De verklaring van de huismeester is dan ook onvoldoende concreet om het bewijsvermoeden te ontzenuwen.
2.14.
Alles bij elkaar maken de op een of meerdere punten elkaar tegensprekende verklaringen van [eiser] in combinatie met de door de kantonrechter geconstateerde opmerkelijkheden in zijn verklaringen en die van de overige getuigen dat er geen twijfel is ontstaan aan het voorshands bewezen feit dat de goederen door Coolblue aan [eiser] of iemand namens hem zijn geleverd. Daarentegen laten de met stukken onderbouwde stellingen van Coolblue en de verklaringen van de bezorger naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende consistent beeld zien, namelijk dat de bezorger de goederen daadwerkelijk ter plekke heeft afgeleverd aan (iemand namens) [eiser] en [eiser] heeft die overtuiging niet aan het wankelen gebracht. Dat betekent dat [eiser] dus niet is geslaagd in het leveren van het hiervoor bij r.o. 2.2. bedoelde tegenbewijs.
Coolblue hoeft het door [eiser] betaalde bedrag niet terug te betalen
2.15.
Omdat [eiser] niet geslaagd is in het leveren van tegenbewijs moet er van worden uitgegaan dat [eiser] de bedoelde goederen heeft ontvangen. Coolblue heeft onweersproken gesteld dat zij de goederen nooit retour heeft ontvangen. Dat betekent dat [eiser] geen aanspraak kan maken op terugbetaling van het aankoopbedrag. In het kader van de uitoefening van het herroepingsrecht (artikel 6:230o BW) is immers in artikel 6:230r lid 4 BW bepaald dat voor terugbetaling vereist is dat de handelaar (Coolblue) de goederen heeft ontvangen of de consument ( [eiser] ) heeft aangetoond dat hij de goederen heeft teruggestuurd. Van beide gevallen is echter geen sprake.
2.16.
Ook voor terugbetaling op grond van ontbinding van de overeenkomst – zoals door [eiser] in zijn brief van 12 oktober 2023 opgenomen – bestaat geen aanleiding. Omdat van een tekortkoming van de zijde van Coolblue geen sprake is, kon [eiser] de overeenkomst immers niet ontbinden. Om diezelfde reden slaagt het beroep van [eiser] op wanprestatie door Coolblue evenmin en kan hij ook op die grond geen aanspraak maken op schadevergoeding in de vorm van terugbetaling van het aankoopbedrag.
2.17.
[eiser] heeft in de oorspronkelijke dagvaarding ook geëist dat het [eiser] wordt toegestaan om vanaf de datum van het vonnis aankopen te doen bij Coolblue. In het verstekvonnis is al geoordeeld dat die eis niet kan worden toegewezen omdat de kantonrechter (één van) beide partijen niet kan verplichten om mee te werken aan het tot stand komen van een koopovereenkomst. [eiser] heeft bovendien tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat deel van zijn eis niet langer te handhaven.
Het verstekvonnis wordt vernietigd en de eisen van [eiser] worden afgewezen
2.18.
Omdat Coolblue niet gehouden is het aankoopbedrag aan [eiser] terug te betalen kan het verstekvonnis van 16 april 2024 niet in stand blijven. Dat leidt er toe dat het verstekvonnis zal worden vernietigd en dat de eis van [eiser] om Coolblue te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 10.000,18 alsnog zal worden afgewezen. Om die reden bestaat er ook geen aanleiding om Coolblue te veroordelen tot betaling van de aan de hoofdsom gekoppelde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, zodat ook die eisen van [eiser] worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.19.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan Coolblue moet betalen op € 112,99 aan kosten voor de verzetdagvaarding en € 1.015,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.262,99. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.20.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Coolblue dat eist en [eiser] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt het op 16 april 2024 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 11015169 CV EXPL 24-8479;
3.2.
wijst de eisen van [eiser] af;
3.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van Coolblue worden begroot op € 1.262,99 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
44487