ECLI:NL:RBROT:2025:6106

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
FT RK 25/588 / FT RK 25/589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft verzoekster op 11 april 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift vastgesteld op 8 mei 2025. Tijdens de zitting op die datum zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, verschenen. De rechtbank heeft op 15 mei 2025 uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, aangezien er een vonnis tot ontruiming van haar woning was uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster haar huurtermijnen tijdig heeft voldaan en onder budgetbeheer staat, wat de kans vergroot dat zij ook in de toekomst aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. De rechtbank heeft het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven zwaarder laten wegen dan het belang van de verweerster om het vonnis tot ontruiming ten uitvoer te leggen.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster haar huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. E.A. Vroom, rechter, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 15 mei 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 11 april 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 11 april 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 8 mei 2025.
Ter zitting van 8 mei 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw I.S.K. van Daele en mevrouw N.L.L. El Ghazi, beiden werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam], namens Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster ontvangt inkomen uit een WW-uitkering van € 930,75. Daarnaast ontvangt verzoekster huur- en zorgtoeslag. De kale huur bedraagt € 626,73. De huur van mei 2025 is tijdig op 22 april 2025 betaald. Daarnaast staat verzoekster onder budgetbeheer, waardoor ook voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald.

3.Het verweer

Verweerster geeft verzoekster graag nog een kans om aan de lopende betalingsverplichtingen te voldoen. Verweerster refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Verweerster merkt wel op dat zij bij een volgende ontruimingsprocedure een andere proceshouding zullen innemen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 19 maart 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 15 april 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 6 maart 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huurtermijn van mei 2025 is tijdig op 22 april 2025 voldaan. Daarnaast staat verzoekster onder budgetbeheer, waardoor ook voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 6 maart 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres], [postcode] te [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 11 april 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.