In deze zaak heeft verzoekster op 11 april 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift vastgesteld op 8 mei 2025. Tijdens de zitting op die datum zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, verschenen. De rechtbank heeft op 15 mei 2025 uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, aangezien er een vonnis tot ontruiming van haar woning was uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster haar huurtermijnen tijdig heeft voldaan en onder budgetbeheer staat, wat de kans vergroot dat zij ook in de toekomst aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. De rechtbank heeft het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven zwaarder laten wegen dan het belang van de verweerster om het vonnis tot ontruiming ten uitvoer te leggen.
De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster haar huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. E.A. Vroom, rechter, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.