In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b Faillissementswet (Fw) van een verzoeker die een moratorium vroeg. De verzoeker, die te maken heeft met een cocaïneverslaving en een achterstand in huurbetalingen, heeft eerder een verzoek tot onderbewindstelling gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker sinds een eerder vonnis van 24 maart 2025 zijn huurtermijnen niet heeft voldaan en dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat hij in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verzoeker niet voldoende spoedeisend belang heeft om in zijn woning te blijven wonen, vooral gezien zijn verslaving en de eerdere problemen met het beschermingsbewind. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de verzoeker en de schuldeiser, waarbij het belang van de schuldeiser zwaarder woog.