Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
h.o.d.n. [naam onderneming],
1.De procedure
- de producties zijdens [gedaagde];
- de nadere producties zijdens [eiser];
2.De feiten
3.Het geschil
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de huidige achterstand ad € 20.219,52 te verhogen met de wettelijke handelsrente vanaf de eerste ingebrekestelling d.d. 19 december 2023 subsidiair vanaf de tweede sommatie van 14 maart 2024 tot de dag der voldoening,
- voorts [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te voldoen alle verdere, na dagvaarding verschuldigd geworden aflostermijnen van tenminste en cumulatief € 4.152,- per maand, eveneens te verhogen met de wettelijke handelsrente vanaf iedere opvolgende vervaltermijn van die paymenten tot aan de dag der algehele voldoening daarvan, totdat de koopsom en leensommen zijn gedelgd met inbegrip van alle daarover verschuldigde handelsrente,
- [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van dit geding inclusief de beslagkosten.
4.De beoordeling
de auto niet in een top staat is’.
5.De beslissing
- een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen tot de dag van volledige betaling met de wettelijke handelsrente vanaf 6 december 2023, alsmede
- een bedrag van € 1.160,00, te vermeerderen tot de dag van volledige betaling met de wettelijke handelsrente vanaf 27 december 2023, alsmede
- een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen tot de dag van volledige betaling met de wettelijke handelsrente vanaf 9 februari 2023, alsmede
- een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen tot de dag van volledige betaling met de wettelijke handelsrente vanaf 18 februari 2023, alsmede
- een bedrag van € 500,00,
3900/1876