ECLI:NL:RBROT:2025:6130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/10/694775 / JE RK 25-360
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 11 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen, die eerder was verlengd tot 19 april 2025, nu voor [voornaam minderjarige 1] wordt verlengd tot zijn meerderjarigheid op 13 oktober 2025, en voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 19 april 2026. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] bij de tante verlengd, maar voor een kortere duur dan verzocht, namelijk tot 19 juli 2025. De kinderrechter heeft de positieve ontwikkelingen in de situatie van de ouders en de kinderen meegewogen, zoals de deelname aan therapieën en de verbeterde gezinsdynamiek. De ouders hebben aangegeven dat ze zich niet verzetten tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en hopen op een terugkeer van de kinderen naar huis. De kinderrechter heeft benadrukt dat samenwerking tussen de ouders, de tante en de gecertificeerde instelling van groot belang is voor de toekomst van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/694775 / JE RK 25-360
Datum uitspraak: 11 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, tezamen te noemen de ouders, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, tezamen te noemen de ouders, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 februari 2025, ontvangen op 21 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.
De feiten
2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven grotendeels bij de ouders en enkele dagen per week bij de tante van moederszijde (hierna tante).
2.3.
[voornaam minderjarige 3] verblijft deels bij de ouders en deels bij de tante.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 april 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 19 april 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 december 2024 de machtiging verlengd [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de tante tot 19 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de tante te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Er is sprake van een positieve ontwikkeling. De ouders hebben behandeling gevolgd en in dat kader waardevolle inzichten opgedaan. De spanning tussen de ouders is verminderd en dat draagt bij aan een stabielere gezinsdynamiek. [voornaam minderjarige 2] gaat weer naar school, maar er zijn zorgen over de fysieke afstand tussen de woning van de tante en de school. Verder zijn er zorgen over het schoolverzuim van [voornaam minderjarige 1] . [voornaam minderjarige 1] start binnenkort met Urban Skills en zij gaan hem helpen om aan zijn toekomst te bouwen. Daarnaast zijn er zorgen over [voornaam minderjarige 3] , omdat zij moeite heeft met het aangaan van sociale contacten en veel alleen speelt. Voor [voornaam minderjarige 3] is daarom speltherapie ingezet. De komende periode wil de GI toewerken naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] met behulp van ondersteuning. De GI wil opvoedondersteuning van SPAM inzetten als de kinderen thuis zijn geplaatst, zodat het gezin wordt ondersteund en trauma’s kunnen worden verwerkt.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
De ouders hebben ter zitting het volgende meegedeeld. De ouders verzetten zich niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De ouders hopen wel dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] terug mogen naar huis. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen vrijwel geheel weer thuis. Alleen donderdagnacht logeren zij bij de tante. [voornaam minderjarige 3] is bijna de helft van de week thuis en verder bij de tante vanwege school. Toen de tante onlangs een weekje op vakantie was, heeft [voornaam minderjarige 3] bij de ouders verbleven en hebben de ouders haar van en naar school gebracht. Ook [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] waren toen thuis en dat is goed verlopen. Het gaat nu goed met de ouders en [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De agressieregulatietherapie van de moeder is bijna afgerond. De moeder geeft aan veel te hebben geleerd en tactieken te hebben meegekregen, bijvoorbeeld over wat zij moet doen bij een woedeaanval. Daarnaast hebben de ouders samen relatietherapie gevolgd en is de vader aan het solliciteren.
De ouders staan niet meer aangemeld voor MST-CAN, dat aanvankelijk door de GI zou worden ingezet, omdat er geen sprake meer is van huiselijk geweld. De ouders staan nu aangemeld voor SPAM en staan open voor deze hulpverlening.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] een instabiele en onveilige opvoedsituatie bij de ouders hebben gekend en dat er zorgen zijn over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De ouders hebben de afgelopen periode aan hun persoonlijke problematiek gewerkt om de thuissituatie voor de kinderen te verbeteren. Zo heeft de moeder bijna haar agressieregulatietherapie afgerond en hebben de ouders samen relatietherapie gevolgd. Dit is positief verlopen. Daarnaast gaat [voornaam minderjarige 1] starten bij Urban Skills en gaat [voornaam minderjarige 3] inmiddels weer vijf dagen in de week naar school. Er is dus sprake van een positieve ontwikkeling. Wel is deze ontwikkeling nog pril en in samenhang met de eerdere forse zorgen, acht de kinderrechter het van belang dat ook het komende jaar de GI betrokken blijft. De GI kan de noodzakelijke geachte hulpverlening in de thuissituatie (SPAM) inzetten en monitoren en de ontwikkeling van de kinderen blijven volgen. Het is belangrijk dat SPAM zo snel mogelijk start en dat de ouders zich blijven inzetten zoals zij de afgelopen periode hebben gedaan en goed blijven samenwerken met de betrokkenen.
5.3.
De kinderrechter zal gelet op het vorenstaande, en zoals onweersproken, de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] voor de duur van een jaar verlengen, te weten tot 19 april 2026. [1] De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] zal worden verlengd tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot 13 oktober 2025. De kinderrechter wijst het meer of anders verzochte ten aanzien van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] daarom af.
5.4.
De kinderen verblijven sinds oktober 2024 bij de tante omdat de thuissituatie onhoudbaar was. Inmiddels wonen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weer vrijwel volledig bij de ouders, op de donderdagnacht na, en dit gaat goed. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben de kinderrechter verteld graag weer bij de ouders te willen wonen. Ook [voornaam minderjarige 3] heeft verteld graag weer thuis te willen wonen. [voornaam minderjarige 3] verblijft ongeveer de helft van de tijd bij de ouders en de helft van de tijd bij de tante. De school van [voornaam minderjarige 3] is nu in de omgeving van de tante. De kinderrechter is van oordeel dat de komende periode stapsgewijs dient te worden toegewerkt naar een volledige thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] bij de ouders. Er dient te worden bezien hoe dat in het belang van [voornaam minderjarige 2] het beste kan worden vormgegeven, met name gelet op haar schoolgang. Het komt de kinderrechter logisch voor dat [voornaam minderjarige 3] in elk geval in het nieuwe schooljaar weer op haar voormalige school, in de buurt van de ouders, kan beginnen.
5.5.
Gelet op de feitelijke situatie, waarin [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 3] vrijwel volledig bij de ouders wonen, wijst de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 3] af. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] bij de tante voor een kortere duur dan is verzocht, namelijk voor de duur van drie maanden, te weten tot 19 juli 2025. [2] De kinderrechter wijst het meer of anders verzochte ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] af.
5.6.
Belangrijk is dat alle betrokkenen (ouders, tante en de GI) goed met elkaar samenwerken en in het belang van [voornaam minderjarige 3] werkbare afspraken met elkaar maken over de komende periode. Ook staat het de ouders en de tante uiteraard vrij om met elkaar af te spreken dat ook [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 3] af en toe een nachtje bij tante logeren, als daar behoefte aan is.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] tot 13 oktober 2025;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 19 april 2026;
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] bij de tante mz tot 19 juli 2025;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 25 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.