ECLI:NL:RBROT:2025:6132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
71-315090-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake onderzoekswensen in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot detentieomstandigheden en SkyECC-dataset

Op 22 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1955, die in Amsterdam woont. Deze beslissing volgde op een regiezitting op 10 april 2025, waar de verdediging verschillende onderzoekswensen indiende met betrekking tot de detentieomstandigheden van de verdachte en de SkyECC-dataset. De rechtbank heeft de onderzoekswensen beoordeeld aan de hand van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging stelde dat de verdachte gedurende negen dagen in een niet-geregistreerde detentieplaats was vastgehouden, zonder toegang tot klachtrecht en met tekortkomingen in de verzorging. De rechtbank oordeelde dat de onderzoekswensen voorlopig van aard zijn en dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor nader feitelijk onderzoek naar de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft echter wel besloten dat de locatieverantwoordelijke directeur als getuige moet worden gehoord om meer inzicht te krijgen in de detentieomstandigheden. Daarnaast zijn er verzoeken gedaan om informatie over de SkyECC-dataset, die door de verdediging als cruciaal wordt beschouwd voor de beoordeling van de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van het bewijs. De rechtbank heeft de meeste verzoeken van de verdediging afgewezen, maar heeft wel de getuigenverhoren toegewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
parketnummer: 71-315090-22
Tussenbeslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
voor deze zaak domicilie kiezende te Amsterdam, ten kantore van haar raadslieden
mr. G.G.J. Knoops en mr. C.J. Knoops-Hamburger.

Algemeen

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2025. Op deze regiezitting heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend en toegelicht.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien zijn
voorlopig van aard, gelet op de functie die ze hebben binnen deze strafzaak en het moment
waarop ze zijn genomen.
De rechtbank heeft de onderzoekswensen getoetst aan het verdedigingsbelang: is hetgeen is verzocht in redelijkheid van belang in deze strafzaak voor de bespreking en beantwoording van de vragen die voortkomen uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De ingediende onderzoekswensen

De verdediging heeft de onderzoekswensen verdeeld in verzoeken die zien op de detentie van de verdachte (
deel A) en verzoeken die zien op de SkyECC-dataset (
deel B).
Deel A (detentie)
Met betrekking tot de detentie van de verdachte wordt verzocht om als getuige te horen:
[getuige 1] en [getuige 2] , beide personen zijn verbonden aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie & Veiligheid;
[getuige 3] , directeur-generaal DJI;
[getuige 4] – (vermeend) locatie verantwoordelijk directeur;
[getuige 5] , hoofdinspecteur-directeur Beschermen, Straffen en Handhaving van de Inspectie Justitie & Veiligheid.
Daarnaast wordt verzocht om:
5. verstrekking van het bejegeningsplan, de detentiedossiers en het rapport van de Inspectie Justitie & Veiligheid met betrekking tot de detentieomstandigheden van de verdachte;
6. het houden van een schouw op de detentielocatie;
7. de in raadkamer van 18 maart 2025 gedane onderzoekswensen alsnog toe te wijzen;
8. voeging in het dossier van de brief van hoofdinspecteur-directeur [getuige 5] namens de Inspectie Justitie en Veiligheid van 31 maart jl.
De toelichting door de verdediging
De verdediging heeft deze onderzoekswensen – kort en zakelijk samengevat – als volgt toegelicht:
De verdachte was al van aanvang af aan detentieongeschikt en is bovendien als een niet geregistreerde gedetineerde gedurende negen dagen vastgehouden op een formeel niet als penitentiaire inrichting (PI) geregistreerde locatie. Daar was zij verstoken van toegang tot het klachtrecht.
Haar welzijn was bovendien niet gewaarborgd door tekortkomingen in de verzorging, er waren technische mankementen op de locatie (intercom) en zij had geen of onvoldoende toegang tot haar medicatie en noodzakelijke dieet. Er was een gebrek aan toezicht en een voorzienbaar gevaar voor haar leven, dat op 2 mei 2023 heeft geleid tot haar spoedoverplaatsing naar de PI Nieuwersluis. Zij is daarmee op een psychologisch isolerende en derugelerende wijze behandeld.
Dit leidt bij de verdediging tot de conclusie dat de fundamentele rechten van de verdachte zijn geschonden en de verdediging wil dit kunnen onderbouwen. Met name om de omvang van deze schending vast te kunnen stellen is nader onderzoek nodig. Ter onderbouwing van de onderzoekswensen zijn bij de raadkamerbehandeling van 18 maart 2025 al de nodige stukken overgelegd, waaronder het rapport van [naam 1] . Nu wordt de onderbouwing aangevuld met de brief van de inspectie van Justitie & Veiligheid van 31 maart 2025. Het gevraagde onderzoek is relevant voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv en het vaststellen van vormverzuimen en de daaraan te verbinden omvang van de rechtsgevolgen.
Deel B (SkyECC-dataset)
Met betrekking tot de SkyECC-dataset wordt door de verdediging verzocht om als getuige te horen:
de officier van justitie in Frankrijk;
de officier van justitie in het onderzoek Werl
verbalisant [nummer 1] ;
de officier van justitie [nummer 2] en verbalisant [nummer 3] .
Daarnaast wordt verzocht om:
5. verstrekking van de Palmadataset, de ruwe data en aanvullende verslaglegging;
6. het openbaar ministerie op te dragen om toe te lichten op welke wijze de betrouwbaarheid van de data gecontroleerd kan worden;
7. verstrekking van een Frans proces-verbaal van 17 april 2020;
8. verstrekking van de lijst met zoektermen waarop de rechter-commissaris in het onderzoek Argus, in de beschikking van 15 december 2020 doelt;
9. verstrekking van alle stukken die zien op communicatie (gesprekverslagen) en/of afspraken tussen de betrokken lidstaten, Eurojust en/of Europol in kader van de interceptie van de Skydata van gebruikers, de oprichting van het JIT en de verdeling van bevoegdheden en opsporing handelingen;
10. verstrekking van vorderingen/machtigingen verkeersgegevens van KPN waarnaar verwezen wordt in onder andere de processen-verbaal van identificatie;
11. voeging in het dossier van het vonnis van het Landgericht Berlin van 19 december 2024, al dan niet met een officiële vertaling.
De toelichting door de verdediging
Bij de raadkamerbehandeling van 18 maart 2025 is het bezwaar tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris op de onderzoekswensen behandeld en heeft de verdediging een aantal aanvullende getuigenverzoeken gedaan. Deze verzoeken waren door de voormalige verdediging niet eerder bij de rechter-commissaris gedaan en zijn door de raadkamer daarom niet meegenomen. De verdediging legt die verzoeken nu ter zitting voor.
Bij schrijven van 28 maart jl. heeft de verdediging daarnaast nog een aantal verzoeken gedaan aan het openbaar ministerie omtrent de dataset en de controlemogelijkheden van de resultaten van het onderzoek aan die data. Deze verzoeken heeft het openbaar ministerie afgewezen en worden om die reden nu aan de rechtbank voorgelegd.
Deze onderzoekswensen en verzoeken zijn er op gericht om meer transparantie en duidelijkheid te verkrijgen over hoe de SkyECC-data in Frankrijk is onderschept, hoe deze is gedeeld met Nederland en hoe deze data vervolgens, nadat Nederlandse opsporingsdiensten hierover de beschikking verkregen, is verwerkt en in de opsporingsonderzoeken terecht is gekomen. Dit is van belang voor een oordeel over zowel de rechtmatigheid als de betrouwbaarheid van het materiaal dat ten grondslag ligt aan, en ook de kern vormt van het jegens verdachte gepresenteerde materiaal.
Nieuw ten opzichte van wat in raadkamer al is aangevoerd is de uitspraak van het Landgericht Berlin van 19 december 2024. Deze uitspraak heeft te gelden als een nieuwe, concrete en zwaarwegende aanwijzing dat het openbaar ministerie niet alle relevante feiten en omstandigheden met betrekking tot de verkrijging en verdere verwerking van de SkyECC-data heeft verantwoord die nodig zijn voor een weloverwogen oordeel van de rechtbank omtrent de vragen die in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv door de rechtbank moeten worden beantwoord. Dit maakt dat nader onderzoek noodzakelijk is.

Het standpunt van de officieren van justitie

Ad deel A (detentie)
De wijze van detentie in een safehouse had juist ten doel de geestelijke en fysieke gezondheid, maar ook de veiligheid van de verdachte te kunnen waarborgen. De brief van de inspectie onderstreept dit standpunt van het openbaar ministerie. Weliswaar blijkt uit de brief dat er rondom de detentie en de detentielocatie op enkele onderdelen formeel niet is gehandeld in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving maar de verdachte is geenszins buiten de wet geplaatst en evenmin is sprake geweest van schending van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning. Het openbaar ministerie ziet dan ook in de brief van de inspectie geen aanleiding haar eerdere standpunt ten aanzien van de onderzoekswensen op dit punt te wijzigen.
Ad deel B (SkyECC)
Het openbaar ministerie handhaaft het standpunt dat ten aanzien van deze onderzoekswensen al in raadkamer naar voren is gebracht. Het enige wat nu nieuw is is de uitspraak van het Landgericht Berlin. Dit betreft een Duitse uitspraak waarin een oordeel wordt gegeven over een Encrochat zaak. Die zaak is echter zo volstrekt anders dan onderhavige zaak dat de vergelijking zoals die door de verdediging wordt gemaakt niet opgaat. Uit het dossier, en dan met name de Argus stukken, blijkt hoe de interceptie en het verdere verwerken van de SkyECC-data is verlopen. Daarbij is precies weergegeven wat er allemaal is gedaan en wie waarvoor verantwoordelijk is geweest. Er is geen enkele concrete aanwijzing aangevoerd dat het op een andere wijze zou zijn gegaan dan door de rechter-commissaris bepaald. Het openbaar ministerie stelt zich dan ook op het standpunt dat alle onderzoekswensen dienen te worden afgewezen.

Beslissingen ten aanzien van de onderzoekswensen

Deel A (detentie)
In de raadkamer van 18 maart 2025 zijn diverse onderzoekswensen van de verdediging besproken die zagen op nader onderzoek naar het verloop en de omstandigheden van met name de negen dagen detentie van de verdachte in het safehouse. De raadkamer heeft deze verzoeken afgewezen en daarbij overwogen:
“Uit het dossier en hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht heeft de rechtbank een gedetailleerd beeld van de door de verdachte geschetste detentieomstandigheden kunnen krijgen. De verdachte heeft uitgebreid beschreven en onderbouwd hoe die dagen zijn verlopen en de officier van justitie heeft daar niet tegen ingebracht dat de feitelijke
weergave zoals de verdachte deze heeft beschreven, niet strookt met de werkelijkheid. Wel
verschillen de standpunten hoe deze feiten en omstandigheden uiteindelijk geduid moeten
worden aanzienlijk, maar dat is op zich geen reden om nader feitelijk onderzoek te gelasten.
Noch in het dossier, noch in de door en namens de verdachte naar voren gebrachte feiten en
omstandigheden ziet de rechtbank op dit moment aanknopingspunten die tot een concreet
nader feitelijk onderzoek nopen. Dit laat onverlet dat de geschetste detentieomstandigheden en de gevolgen daarvan voor de verdachte te zijner tijd ter zitting besproken en in het kader van de op grond van artikel 348 en 350 Sv te beantwoorden vragen beoordeeld kunnen worden. De rechtbank acht zich echter op basis van het dossier en de uitgebreide toelichting op dit punt voorshands voldoende geïnformeerd en zij acht nader onderzoek daarnaar daarom niet nodig.”
Nadien heeft de inspectie Justitie & Veiligheid (de Inspectie) zich bij brief van 31 maart 2025 tegenover de directeur-generaal van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) over het verblijf van de verdachte op een geheime detentielocatie uitgelaten. Deze brief heeft de verdediging ingebracht.
Op grond van die brief acht de rechtbank voorshands aannemelijk dat de detentie gedurende die negen dagen op die locatie niet aan de Inspectie was gemeld en zo ook niet was voorzien van het formele toezicht dat is voorgeschreven in de Penitentiaire beginselenwet.
De vraag of dit een schending van de rechten van de verdachte meebrengt en, zo ja, welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden, zal pas bij de inhoudelijke behandeling worden beantwoord, indien en voor zover dan een daartoe strekkend verweer wordt gevoerd.
De vraag die op dit moment voorligt is of de rechtbank nader onderzoek nodig acht voor enige in de strafzaak te nemen beslissing.
Vooropgesteld wordt dat het daarbij niet gaat om vast te stellen welke van de bij de (uitvoering van) de detentie betrokken instanties voor de besluitvorming en de gang van zaken rondom de detentie verantwoordelijk gehouden kan of moet worden. De rechtbank dient vast te stellen óf de rechten van de verdachte in deze strafzaak zijn geschonden en vervolgens te beoordelen wat de omvang van die inbreuk is geweest en welke gevolgen daaraan in de strafzaak moeten worden verbonden.
Uit de brief van de Inspectie blijkt dat gedurende die negen dagen een formeel toezicht op de detentie heeft ontbroken. Om het verloop van de detentie in die periode feitelijk te kunnen vaststellen en in het verlengde daarvan de omvang van een eventuele schending te kunnen beoordelen acht de rechtbank het daarom wenselijk om alsnog nader geïnformeerd te worden over de
feitelijkedetentieomstandigheden van de verdachte. Hiervoor acht de rechtbank het van belang dat de in de periode van 24 april tot en met 2 mei 2023 voor de detentielocatie verantwoordelijke directeur eerst de hieronder vermelde vragen schriftelijk beantwoordt en deze nadien als getuige ter zitting van 2 september 2025 wordt gehoord.
Uit een door de verdediging overgelegde email van 28 april 2023 van [naam 2] , werkzaam bij DJI, kan voorshands worden afgeleid dat in die periode [getuige 4] de locatieverantwoordelijke directeur is geweest. De rechtbank verzoekt het openbaar ministerie de navolgende vragen dan ook aan hem voor te leggen, met dien verstande dat wanneer de informatie niet juist blijkt te zijn en in de betreffende periode een ander de locatieverantwoordelijk directeur was de vragen aan diegene mogen worden doorgeleid en deze persoon als getuige moet worden opgeroepen.
Aan locatieverantwoordelijke directeur ( [getuige 4] ), worden, met het verzoek deze
schriftelijkte beantwoorden de volgende vragen/verzoeken voorgelegd:

Algemene detentieomstandigheden

Kunt u aangeven onder welk regime de verdachte op 24 april 2023 op de betreffende locatie is geplaatst?
Was er sprake van beperkingen of bijzondere detentievoorwaarden (bijvoorbeeld isolatie of observatie)?
Welke instructies zijn door het openbaar ministerie aan de locatie verantwoordelijke meegegeven ten aanzien van de bejegening van de verdachte?
Kunt u in algemene termen beschrijven hoe de detentie op de detentielocatie is verlopen?
welke faciliteiten zijn geboden aan de verdachte en hebben zich (technische of andere) mankementen voorgedaan? Hoe is daarop gereageerd en waren die faciliteiten naar uw oordeel in zijn totaliteit passend en adequaat?

Medische en psychische Verzorging

6. Is de verdachte medisch gescreend bij binnenkomst? Wat kwam daaruit?
7. Heeft de verdachte tijdens de detentie medische of psychische zorg ontvangen? Zo ja, wat voor zorg (bijv. ten aanzien van dieet en medicatiegebruik) en met welke frequentie?
8. Zijn er incidenten of medische noodgevallen geweest? Zo ja, wat was de ernst daarvan en hoe is daarop gereageerd?
9. Is er sprake geweest van suïcidale uitingen of zelfbeschadiging?
10. Was de medische en psychische verzorging volgens u passend en adequaat?

Contacten en bezoek

11. Welke externe functionarissen hebben de verdachte bezocht (zoals advocaat, psycholoog, arts)? Zijn daarbij beperkingen opgelegd (afgezien van die volgen uit het toen voor de verdachte geldende bevel beperkingen) ?
11. Verzocht wordt om een overzicht te verstrekken van alle personen die de verdachte op de detentielocatie bezocht hebben (niet zijnde bewakingspersoneel), alsmede de data waarop die bezoeken hebben plaatsgevonden.
In het licht van het toewijzen van deze getuige worden de overige verzoeken voorshands
afgewezen. Mocht de toelichting van de getuige nader onderzoek nodig maken dan kan dit alsnog worden gelast.
Deel B (SkyECC)
In raadkamer van 18 maart 2025 is het bezwaarschrift behandeld dat was gericht tegen het afwijzen van onderzoekswensen door de rechter-commissaris. Door de verdediging zijn deze onderzoekswensen (deels) gehandhaafd, en daarnaast is een aantal aanvullende verzoeken gedaan, dat door de raadkamer niet in haar beslissing van 7 april 2025 is meegenomen. Alle onderzoekswensen zijn gericht op het verkrijgen van meer informatie omtrent de mate van de betrokkenheid van Nederlandse opsporingsambtenaren en van het Nederlandse openbaar ministerie bij de verkrijging en verwerking van de SkyECC-data in, dan wel, via Frankijk en/of de mate van transparantie in de verslaglegging van de (wijze) van die verkrijging en verwerking door het Nederlandse openbaar ministerie. Bij beslissing van 7 april 2025 heeft de raadkamer alle verzoeken die toen voorlagen afgewezen en daaromtrent het volgende overwogen:
“Naar het oordeel van de rechtbank biedt het onderhavige dossier, waaronder het
methodiekendossier, in samenhang met de door de verdediging gestelde feiten en
omstandigheden (die te zijner tijd dus op juistheid en relevantie nader kunnen worden
beoordeeld) voldoende informatie om de verdediging adequaat te faciliteren in het kader van de voorbereiding van eventueel te voeren verweren die zien op de gestelde vormverzuimen. De rechtbank acht zich op dit moment voldoende voorgelicht en ziet geen verdere aanknopingspunten om het verzochte onderzoek te gelasten.”
Door de verdediging is ter zitting van 10 april 2025 een aanvulling op de onderzoekswensen gedaan die wederom ziet op het verkrijgen van meer transparantie en duidelijkheid over hoe de SkyECC-data in Frankrijk is onderschept, hoe deze is gedeeld met Nederland en hoe deze data vervolgens, nadat Nederlandse opsporingsdiensten hierover de beschikking verkregen, is verwerkt en in de opsporingsonderzoeken terecht is gekomen.
Een novum ten opzichte van wat al in de raadkamerprocedure naar voren was gebracht, betreft het vonnis van het Landgericht Berlin van 19 december 2024. Hierin is door die Duitse rechtbank een oordeel gegeven over de verkrijging van Encrochat data.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank in die uitspraak echter geen aanknopingspunten om voor wat betreft het onderzoek naar het onderscheppen en verkrijgen van de data tot een andersluidend oordeel dan hiervoor al is weergegeven te komen.
Gelet hierop worden de verzoeken tot het horen van de officier van justitie in Frankrijk, de officier van justitie in het onderzoek Werl, verbalisant [nummer 1] , officier van justitie [nummer 2] en verbalisant [nummer 3] , alsmede het verstrekken van de onder 8 genoemde communicatie afgewezen.
Ten aanzien van de overige verzoeken wordt het volgende overwogen.
Verzoeken rondom Palmadataset en aanvullende verslaglegging
De verdediging heeft sinds juni 2023 toegang tot de Palmadataset. De geboden faciliteiten zijn mogelijk belastend en tijdrovend, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging voldoende gelegenheid dat onderzoek uit te voeren.
De beperkingen zijn niet zodanig dat die, afgezet tegen de privacy belangen van de andere gespreksdeelnemers, tot een andere uitkomst moeten leiden.
Ook de verdediging heeft geconstateerd dat het openbaar ministerie slechts een beperkte hoeveelheid berichten aan de verdenking ten grondslag heeft gelegd zodat het voor de verdediging mogelijk moet zijn gericht te zoeken naar die gesprekken en de context waarbinnen deze hebben plaatsgevonden. Vooralsnog heeft de verdediging geen verzoeken aan het openbaar ministerie gedaan tot het toevoegen van enig ander gesprek aan het dossier. Op dit moment acht de rechtbank het dan ook niet opportuun om dienaangaande aan het openbaar ministerie enig nader onderzoek te gelasten.
Frans proces-verbaal van 17 april 2020
Door de verdediging is verzocht een Frans proces-verbaal van 17 april 2020 te verstrekken. Kennelijk heeft de verdediging kennis genomen van dit proces-verbaal. De rechtbank beschikt hier weliswaar niet over, maar het staat de verdediging vanzelfsprekend vrij om dit proces-verbaal ter voeging in de procedure over te leggen. Een daartoe strekkend bevel zal niet door de rechtbank aan het openbaar ministerie gegeven worden.
De zoektermen waarop de rechter-commissaris in het onderzoek Argus doelt in de beschikking van 15 december 2020
De verdediging heeft verzocht om de lijst met zoektermen die onderdeel zouden uitmaken van de voorwaarden die de rechter-commissaris in het onderzoek Argus heeft gesteld om de SkyECC-data te mogen onderzoeken. De rechtbank wijst dit verzoek af gelet op het door het openbaar ministerie gestelde zwaarwegende opsporingsbelang.
De hits die in de onderhavige strafzaak tot een verdenking hebben geleid zijn bovendien beschreven in het proces-verbaal terbeschikkingstelling van 26 juli 2021. De overige zoektermen missen naar het oordeel van de rechtbank relevantie.
Vordering/machtiging KPN verkeersgegevens
Door de officier van justitie is ter zitting toegezegd dat de verkeersgegevens van KPN verstrekt zullen worden voor zover die zien op de identificaties die hebben plaatsgevonden in het dossier 26Palma en voor zover deze niet reeds onderdeel van het strafdossier vormen. De rechtbank zal op dit verzoek dan ook geen beslissing meer nemen.
Voegen van de brief van 31 maart jl van de Inspectie Justitie en Veiligheid, en het vonnis van het Landgericht Berlin van 19 december 2024
De rechtbank constateert dat deze stukken al deel uitmaken van het dossier doordat zij onderdeel zijn van de bijlagen die door de verdediging zijn overgelegd.

Beslissing

Met in achtneming van hetgeen hiervoor is overwogen wordt het verzoek tot het horen van [getuige 4] , (dan wel de in de periode van 24 april 2023 tot en met 2 mei 2023 locatieverantwoordelijke directeur indien dat niet voornoemde [getuige 4] blijkt te zijn geweest) als getuige toegewezen.
Aan de getuige zullen de hiervoor genoemde vragen/verzoeken worden voorgelegd, met het verzoek daar uiterlijk 15 augustus 2025 schriftelijk op te reageren.
De getuige zal voorts door de rechtbank worden gehoord op de regiezitting van 2 september 2025.
De overige verzoeken worden afgewezen.
Deze beslissing is op 22 mei 2025 gegeven door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
mrs A.J.P. van Essen en P. Putters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier.
De jongste rechter en de oudste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.