ECLI:NL:RBROT:2025:6146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
25/3759
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening WIA-uitkering na afwijzing door UWV

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die eerder als business development manager werkte, had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na een ziekmelding in september 2021. Het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% was. Dit betekende dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor de WIA-uitkering.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er onvoldoende twijfel bestond over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid door het UWV. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster met haar beperkingen in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen in andere functies die door de arbeidsdeskundige waren geselecteerd.

Tijdens de zitting op 19 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en het UWV gehoord. Verzoekster voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat er geen medische stukken waren overgelegd die de claims van verzoekster konden onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het bestreden besluit van het UWV in bezwaar waarschijnlijk in stand zal blijven, en dat er geen aanleiding was om een voorschot op de WIA-uitkering te verstrekken. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier E.C. Petrusma en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3759

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 mei 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.L. Kuit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. C. Nobel).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam bedrijf] uit [vestigingsplaats] .

Samenvatting

Het UWV heeft verzoeksters aanvraag om een WIA-uitkering afgewezen. De arts heeft gekeken welke beperkingen verzoekster heeft. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gevonden die verzoekster met haar beperkingen nog zou kunnen doen. Als de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies worden vergeleken met het werk dat verzoekster deed voordat zij ziek werd, dan zou ze meer dan 65% van haar eerdere loon kunnen verdienen. De voorzieningenrechter heeft onvoldoende twijfel aan de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid door het UWV. Omdat deze minder bedraagt dan 35%, komt verzoekster niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. Het verzoek wordt afgewezen.

Procesverloop

1. Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 27 november 2024 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Het UWV heeft met een verweerschrift gereageerd op dat verzoek.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het UWV en [persoon A] (namens Zker People en alleen tijdens het niet-medische gedeelte van de zitting).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
4. Verzoekster werkte als business development manager bij Zker People voor gemiddeld 31,95 uur per week. Zij heeft zich in september 2021 ziek gemeld. Zij ontving sinds november 2021 een Ziektewetuitkering. Met het besluit van 11 juni 2024 is de Ziektewetuitkering beëindigd per 14 september 2023. Verzoekster heeft op 30 september 2024 een WIA-uitkering aangevraagd.
5. In verband met deze aanvraag heeft verzoekster op 5 november 2024 het spreekuur van een arts van het UWV bezocht. In het rapport van de arts van die datum staat dat verzoekster diverse klachten heeft. De arts heeft verzoeksters beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 5 november 2024.
6. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat verzoekster haar eigen werk niet meer kan doen. Zij heeft vervolgens gekeken of verzoekster met haar mogelijkheden en beperkingen geschikt is om ander werk te doen. De arbeidsdeskundige heeft een aantal functies geselecteerd die verzoekster nog zou kunnen doen. Met die werkzaamheden zou ze (kort gezegd) meer dan 65% van haar loon als business development manager kunnen verdienen. Volgens de arbeidsdeskundige is verzoeksters arbeidsongeschiktheidspercentage daarom minder dan 35%.
Waar gaat het in deze zaak om?
7. Het UWV stelt dat verzoekster per 14 september 2023 geen WIA-uitkering kan krijgen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij een voorschot krijgt op haar WIA-uitkering.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
9. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
10. De voorzieningenrechter vindt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij deze procedure. Zij heeft op dit moment geen inkomsten en kan daarom niet in haar eigen levensonderhoud voorzien. De voorzieningenrechter zal daarom de zaak inhoudelijk beoordelen.
Waarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af?
11. De voorzieningenrechter maakt een inschatting van de kans van slagen van het bezwaar. Is die kans klein, dan wordt geen voorlopige voorziening getroffen. Er moet namelijk worden voorkomen dat verzoekster een voorschot op haar WIA-uitkering later weer zou moeten terugbetalen als blijkt dat haar bezwaar ongegrond was.
12. Het UWV baseert het bestreden besluit op rapporten van een arts en een arbeidsdeskundige. Verzoekster voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat zij is onderzocht door een arts en niet door een verzekeringsarts. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat het sociaal-medisch oordeel van de arts door een verzekeringsarts is getoetst en akkoord is bevonden. Deze handelwijze wordt door de hoger beroepsinstantie voor de primaire fase als voldoende zorgvuldig aangemerkt. [1]
13. Verzoekster voert verder aan dat zij op 14 september 2023 (de beoordelingsdatum) meer beperkingen had dan waar de arts van uit is gegaan. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe informatie nodig van een arts, medisch behandelaar of een deskundige. Verzoekster heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat het rapport van de arts van het UWV niet klopt. Dit betekent dat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat de beperkingen in de FML juist zijn.
14. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport vijf functies geselecteerd die verzoekster met haar beperkingen zou kunnen verrichten. Volgens verzoekster zijn de door de arbeidsdeskundige genoemde functies niet geschikt. Het UWV heeft tijdens de zitting gesteld dat drie van de vijf functies sowieso gehandhaafd kunnen blijven. [2] Volgens het UWV komt verzoekster op basis van die drie functies ook niet aan een arbeidsongeschiktheidspercentage van (meer dan) 35%. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekster heeft aangevoerd vooralsnog geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
15. Verzoekster heeft verder nog gesteld dat haar beperkingen sinds september 2023 zijn toegenomen. Zij kan hiervoor een wijzigingsformulier indienen bij het UWV, zodat dit apart kan worden beoordeeld.
16. De voorzieningenrechter verwacht dus dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te bepalen dat het UWV verzoekster een voorschot op haar WIA-uitkering moet verstrekken.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het UWV vooralsnog geen WIA-uitkering aan verzoekster hoeft uit te betalen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Dit zijn de functies administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 532040), archiefmedewerker (SBC-code 553020) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten (111180).