Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2025 in de zaken tussen
(21/1305, 21/2522, 24/5982)
[naam eiseres 2]uit [plaats 2]
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam
als derde-partij neemt aan de zaak deel: [persoon A] , uit [plaats 1]
Inleiding
Totstandkoming van de besluiten
- het zonder omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo in strijd met de ter plaatse geldende bestemming (“Bedrijf 1”) gebruiken van gronden voor de ter plaatse gevestigde fouragehandel; en het
- zonder omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo in strijd met de bestemming (“Bedrijf 1”) gebruiken van een bedrijfswoning voor reguliere huisvesting/bewoning.
De commissie is van oordeel dat het enkel overleggen van offertes onvoldoende is om van concreet zicht op legalisatie te kunnen spreken. De loodsen stonden er al jaren illegaal. De omgevingsvergunning voor de loodsen is op 30 maart 2021 verleend. Na het verstrijken van 2,5 jaar sinds de verlening van de omgevingsvergunning wordt nog steeds niet voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften verbonden aan deze vergunning. Die voorschriften zijn niet voor niets aan de vergunning verbonden. Met het overleggen van offertes is naar het oordeel van de commissie onvoldoende duidelijkheid op welke termijn aan de brandveiligheidsvoorschriften wordt voldaan. Er is geen prikkel om één van de offertes te accepteren en binnen korte termijn de werkzaamheden te laten uitvoeren. Bovendien is tijdens de hoorzitting door uw vertegenwoordiger aanvullend aangevoerd dat [naam eiseres 2] is geadviseerd om de werkzaamheden nog even niet uit te voeren zolang het terrein nog niet is verkocht aan de huidige gebruiker, dat de verkoop is aangehouden omdat er procedures lopen rondom de verleende omgevingsvergunning en omdat nader onderzocht wordt of het terrein inderdaad zonder problemen aan de gebruiker kan worden verkocht.
De commissie kan hierin niet meegaan (…) Verder is op 24 januari 2022 aan [naam eiseres 2] een last onder dwangsom opgelegd. (..) Overwogen is dat, indien er brand zou ontstaan in de loodsen, hetgeen in het verleden is voorgekomen, er een direct gevaar van brandoverslag bestaat. Het belang bij het voorkomen van brandoverslag woog in dat besluit zwaarder dan het financiële belang van [naam eiseres 2] bij instandhouding van de overtreding. Er is inmiddels ruim 1,5 jaar verstreken sinds dit dwangsombesluit. Weliswaar is in juni 2022 vanuit de gemeente aangegeven dat aan de vergunningvoorschriften werd voldaan, inmiddels is sinds 20 maart 2023 duidelijk dat hier toch niet aan wordt voldaan. Sindsdien is weer een half jaar verstreken. Op 24 januari 2022, waarbij sprake was van dezelfde situatie met betrekking tot de onduidelijkheid over de verkoop van de gronden en de lopende beroepsprocedure tegen de verleende omgevingsvergunning, werd overwogen dat het belang van handhaving in verband met het directe gevaar van brandoverslag zwaarder woog dan het financiële belang van [naam eiseres 2] . Het is voor de commissie onbegrijpelijk dat nu, onder dezelfde omstandigheden, met het verschil dat er inmiddels alweer 1,5 jaar is verstreken zonder dat de overtreding ongedaan is gemaakt, dezelfde belangen ineens anders worden gewogen en het financiële belang van [naam eiseres 2] wel zwaarder weegt dan het belang bij het voorkomen van brandoverslag.
Beoordeling door de rechtbank
(21/2522)
6 februari 2020 (welstandsadvies) tot het bestreden besluit 2 heeft kunnen komen. In het welstandsadvies worden namelijk vooral redenen genoemd waarom niet zou moeten worden ingestemd. Bovendien is het welstandsadvies gebrekkig tot stand gekomen. Indien een bouwplan niet aan de gebiedsgerichte criteria voldoet, kan alleen het college (en niet de welstandscommissie) besluiten om af te wijken van het beleid. Dit kan bovendien uitsluitend, op advies van de welstandscommissie en indien het plan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Volgens de Welstandsnota moet dit worden beoordeeld aan de hand van “de algemene welstandscriteria”. De welstandscommissie heeft in de nadere onderbouwing niet aan de algemene welstandscriteria getoetst.
.
(21/1305)
Is eiser 1 belanghebbende?
24.1030
24.5982
De volkstuinvereniging
Conclusie en gevolgen
Beslissing
21.1305
21.2522
24.1030
24.5982
- veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser 1.
mr. V. van Dorst, leden, in aanwezigheid van mr.J.V. Baan-de Vries, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.