In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen besluiten van de Dienst Toeslagen met betrekking tot zijn aanvraag voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen heeft vastgesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor dit bedrag, omdat de wijzigingen in het recht op kinderopvangtoeslag het gevolg zijn van door eiser zelf doorgegeven wijzigingen. Eiser betoogt dat de Dienst Toeslagen onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat er stukken ontbreken in het dossier. De rechtbank heeft op 21 mei 2025 uitspraak gedaan en oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat er geen ontbrekende stukken zijn en dat de Dienst Toeslagen terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor de herstelmaatregel. De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond. Tevens wordt de Dienst Toeslagen veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.