Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw [persoon B] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, een huurder, had op 11 april 2025 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, omdat hij geconfronteerd werd met een dreigende ontruiming van zijn huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurtermijnen van april en mei 2025 zijn betaald, hoewel de betaling van april te laat was. Verzoeker heeft een netto inkomen van circa € 2.500,- per maand en de kale huur bedraagt € 729,22 per maand. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie, waardoor het moratorium is toegewezen voor een periode van zes maanden. Dit biedt verzoeker de gelegenheid om zijn financiële situatie te stabiliseren en de lopende huurtermijnen tijdig te voldoen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van het moratorium, mits de huurtermijnen tijdig worden betaald. Daarnaast is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.