ECLI:NL:RBROT:2025:6246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
10/136532-24, 09/197338-21 (TUL) en 09/187677-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende verkrachting en diefstal van een telefoon met oplegging van jeugddetentie en schadevergoeding

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een vijftienjarige verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en diefstal van de telefoon van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 februari 2023 in Rotterdam, door middel van geweld, de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen en haar telefoon heeft gestolen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van €17.669,51 betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rapportages van deskundigen die de gedragsproblemen van de verdachte hebben beschreven. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen berouw getoond. De rechtbank heeft besloten dat de jeugddetentie deels onvoorwaardelijk moet zijn, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, omdat de schade die is geleden door de strafbare feiten voldoende is onderbouwd en niet is betwist door de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/136532-24
Parketnummers vorderingen TUL: 09/197338-21 en 09/187677-23
Datum uitspraak: 22 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 167 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer en meewerkt aan een behandeling die de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 primair – bewijswaardering
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster heeft verkracht door met zijn penis het lichaam van het slachtoffer oraal te penetreren. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat die er op wijzen dat de verdachte het lichaam van de aangeefster ook vaginaal heeft gepenetreerd, kan dit niet met de vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld. De verdachte zal daarom van dat onderdeel worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 2 – bewijswaardering
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de telefoon van de aangeefster heeft gestolen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van diefstal met geweld zoals bedoeld in de wet. Uit het dossier blijkt dat de verdachte geweld richting de aangeefster heeft gebruikt, gericht op het onder 1 ten laste gelegde feit. Niet gebleken is echter dat hij met dit geweld (ook) het oogmerk had om daarmee de diefstal van de telefoon van de aangeefster voor te bereiden, gemakkelijk te maken, de vlucht mogelijk te maken of het bezit van de telefoon te verzekeren. Die had hij al op een eerder moment in handen. De verdachte zal ten aanzien van het geweld ten aanzien van de diefstal van de telefoon partieel worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. primair
hij op 5 februari 2023 te Rotterdam
door geweld en/of een andere feitelijkheid en, te weten het bij de keel vast pakken en houden en
het wegnemen van de telefoon ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten het met zijn, verdachtes, penis oraal penetreren van het
lichaam van die [slachtoffer];
2
hij op 5 februari 2023 te Rotterdam
een mobiele telefoondie geheel aan [slachtoffer]
[slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair: verkrachting

2:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De destijds vijftienjarige verdachte heeft zich op 5 februari 2023 schuldig gemaakt aan verkrachting van de aangeefster en diefstal van haar telefoon in een steegje in Rotterdam. De aangeefster was na een avond stappen haar vrienden kwijt en kwam toen de verdachte tegen. De verdachte heeft de aangeefster in eerste instantie doen geloven dat hij haar zou helpen haar vrienden terug te vinden, maar de sfeer sloeg al snel om op het moment dat hij de aangeefster aanraakte en vervelende opmerkingen naar haar maakte. De aangeefster vertrouwde het niet, raakte in paniek en belde een vriend en haar vader om haar op te komen halen. Vervolgens pakte de verdachte haar telefoon af, greep hij haar bij haar keel en dwong hij haar om hem te pijpen.
De verdachte heeft met zijn handelen op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het de aangeefster. Het bewezen verklaarde is voor de aangeefster buitengewoon vernederend en traumatisch geweest. Dit blijkt ook uit haar verklaring ter terechtzitting. De aangeefster heeft zich sinds het incident onder behandeling moeten laten stellen van een psycholoog wegens PTSS. Zij heeft in grote mate last van angstgevoelens in de vorm van paniekaanvallen, flashbacks en nachtmerries, waardoor zij beperkt wordt in haar doen en laten en niemand meer vertrouwt. Haar leven is ontwricht en zij leeft een teruggetrokken bestaan.
De verdachte heeft bij dit alles kennelijk nooit stilgestaan. Hij heeft alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeftes en zich niks aangetrokken van het welzijn van de aangeefster. Bovendien heeft de verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Zelfs nadat hij is geconfronteerd met de uitslagen van het DNA-onderzoek blijft de verdachte volhouden dat hij zich niets herinnert van het voorval.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogens-en gewelds feiten, zij het dat de data van deze veroordelingen zijn gelegen na de pleegdatum van de onderhavige feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
[naam 1], GZ-psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 augustus 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking, een normoverschrijdende gedragsstoornis en een lichte stoornis in het autisme spectrum. De verdachte is al sinds zijn kinderjaren bekend met ernstige gedragsproblemen. De mate waarin de verdachte zich kan inleven in de gedachten en gevoelens van anderen is beperkt, waardoor hij steeds vanuit een egocentrisch perspectief bezig is om zijn eigen behoeften te vervullen en frustraties teniet te doen. Moreel kiest hij voor zijn eigen voordeel. Het ontbreekt hem aan berouw of schuldgevoel. Er is sprake van een matig risico op seksuele recidive.
Geadviseerd wordt om de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden ambulante forensische behandeling van de Waag (zorglijn seksueel grensoverschrijdend gedrag), begeleiding van Boba, arbeidstoeleiding, psycho-educatie en vrijetijdsbesteding.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 september 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verstandelijke beperking, de normoverschrijdende gedragsstoornis en de autismespectrumstoornis van de verdachte zorgen voor een verhoogde kans op herhaling van (seksueel overschrijdend) delinquent gedrag. Zonder justitieel kader met interventies is de kans groot dat verdachte’s problematiek onbehandeld blijft en de kans op herhaling verhoogd aanwezig is.
De Raad adviseert om de verdachte een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, een contactverbod met het slachtoffer, behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling en begeleiding vanuit Boba of een soortgelijke instelling.
[naam 2], als jeugdreclasseerder werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft ter terechtzitting het volgende verklaard. De bedoeling was dat de verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis drie dagen per week bij zijn vader zou gaan werken en twee dagen per week naar school zou gaan en zou doorstromen naar een MBO 1 opleiding. Dit is niet gelukt, omdat het niveau van de verdachte te laag blijkt. Het is hem niet gelukt om een heftruckcertificaat te halen. Daarnaast is geprobeerd om begeleiding van Boba in te zetten, maar ook dat is niet gelukt. Boba heeft aangegeven dat zij niets kunnen betekenen voor de verdachte vanwege zijn lage niveau. Er is wel een jongerencoach betrokken van Fivoor, maar die komt ook niet verder, omdat de verdachte niet in gesprek wil over zijn seksuele ontwikkeling. Al met al is het een hele complexe zaak. Er is in het verleden al veel hulpverlening ingezet die niet van de grond is gekomen door de houding van de verdachte. Er moet zorgvuldig worden onderzocht welke hulp passend is.
De jeugdreclasseerder heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank overweegt dat, hoewel in het jeugdstrafrecht het accent bij de straftoemeting met name ligt op de pedagogische component van het bijsturen van het gedrag van de verdachte en het beperken van de kans op herhaling, ook andere strafdoelen als de generale preventie en vergelding een rol kunnen spelen. Gelet daarop acht de rechtbank het in onderhavige zaak niet passend om - naast de periode die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten - enkel een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank neemt daarbij ten eerste in overweging dat dit geen recht doet aan de aard en de ernst van (met name) het eerste feit. Ten tweede heeft de verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en weigert hij met professionals in gesprek te gaan over zijn seksuele ontwikkeling. Hierdoor is er geen goed beeld ontstaan van wat er in de verdachte omgaat en is een behandeling niet van de grond gekomen, terwijl een behandeling noodzakelijk is om de kans op herhaling te verkleinen.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande een hogere straf opleggen dan zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wel aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf, te weten verkrachting, dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de ernst van het feit en de rapportages van de psycholoog en de Raad, waaruit zorgen naar voren komen over de (seksuele) ontwikkeling van de verdachte en het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij], ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.669,51 aan materiële schade en een bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft verzocht om het verzochte bedrag aan immateriële schade kritisch te benaderen en heeft voor het overige de vordering niet betwist.
8.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht, de vordering genoegzaam is onderbouwd en door de verdachte niet is weersproken, zal het gevorderde bedrag aan materiële schade worden toegewezen.
Door het strafbare handelen van de verdachte is er ook rechtstreeks immateriële schade toegebracht aan de benadeelde partij. Op grond van de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen die de benadeelde partij daarvan heeft ondervonden is aannemelijk dat er schade is geleden door aantasting van de persoon van het slachtoffer ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Uit de onderbouwing van de vordering en de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de benadeelde partij is gediagnostiseerd met PTSS en daarvoor nog steeds wekelijks intensieve traumatherapie krijgt. Zij kampt onder meer met paniekaanvallen, woedeaanvallen, herbelevingen en nachtmerries, waardoor zij beperkt wordt in haar doen en laten en een teruggetrokken bestaan leeft.
De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 15.000, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van €17.669,51 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
zaaknummer 09/197338-21
Bij vonnis van 23 februari 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld veroordeeld – voor zover van belang – tot een werkstraf van 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
zaaknummer 09/187677-23
Bij vonnis van 16 november 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld – voor zover van belang – tot een werkstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn vóór het wijzen van voornoemde vonnissen gepleegd. Bovendien is de voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 20 uren van de vordering met parketnummer 09/197338-21 al volledig tenuitvoergelegd bij vonnis van 16 november 2023. De officier van justitie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 242 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de ten laste gelegde feiten.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 210 (tweehonderdtien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Amsterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster
[aangeefster], geboren op [geboortedatum 2] 2005;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan behandeling van Fivoor, dan wel een soortgelijke instelling;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen een bedrag van
€ 17.669,51 (zegge: zeventienduizend zeshonderdnegenenzestig en eenenvijftig eurocent), bestaande uit € 2.669,51 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 17.669,51(hoofdsom,
zegge: zeventienduizend zeshonderdnegenenzestig en eenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vorderingen tenuitvoerlegging met zaaknummers 09/197338-21 en 09/187677-23.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.L. Pöll en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Rotterdam
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten het bij de keel vast pakken en/of houden en/of grijpen en/of
het wegnemen van de telefoon en/of het bedreigen,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten het met zijn, verdachtes, penis oraal en/of vaginaal penetreren van het
lichaam van die [slachtoffer];
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Rotterdam
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten het bij de keel vast pakken en/of houden en/of grijpen en/of
het wegnemen van de telefoon en/of het bedreigen,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit
het met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van de Versteegh te duwen en/op of omstreeks de vagina van die [slachtoffer] klaar te komen.
2
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Rotterdam
een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
[slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die mobiele
telefoon, in elk geval dat goed, uit de handen van die [slachtoffer] te pakken en/of
grijpen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel te grijpen en/of pakken en/of
- die [slachtoffer] te dwingen hem, verdachte, te pijpen.