Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaken tussen
[eiseres] ([afkorting naam eiseres]) uit [plaatsnaam 1], eiseres,
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat (de minister), verweerder,
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [bedrijf] uit [plaatsnaam 2] ([bedrijf])
Inleiding
Totstandkoming van de bestreden besluiten
Juridisch kader
.De Kennisgeving maakt onderscheid tussen basisvoorzieningen en aanvullende voorzieningen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen.
Beoordeling door de rechtbank
6.4. De minister heeft in deze procedure en in de toelichting bij de beleidsregel gemotiveerd uiteengezet waarom de Tijdelijke beleidsregel noodzakelijk is. Weliswaar wordt op grond van de Tijdelijke beleidsregel de mogelijkheid voor een nieuwe vergunning en de geldigheidsduur van de vergunning beperkt, maar naar oordeel van de rechtbank is deze beperking gerechtvaardigd vanwege dwingende redenen van algemeen belang. De minister heeft toereikend gemotiveerd dat dit nodig is, kort gezegd, met het oog op de transitie naar een andere en zoveel mogelijk gelijktijdige overgang naar een andere inrichting en verdeling van de verzorgingsplaatsen tussen de verschillende aanbieders. De rechtbank verwijst verder naar hetgeen hierna onder ‘evenredigheidsbeginsel’ is opgenomen. Voor zover sprake is van een beperking in het aanbieden van diensten acht de rechtbank die beperking overeenkomstig artikel 10 van de Dienstenrichtlijn en artikel 33, eerste lid van de Dienstenwet, gerechtvaardigd.
6.5. [eiseres] voert verder aan dat de Beleidsvisie, waarop de Tijdelijke beleidsregel is gebaseerd, in strijd is met de regels over het vrije verkeer. Het Oxera rapport waar [eiseres] in dit verband naar verwijst ziet op de biedbeperking als gevolg waarvan een zelfde aanbieder mogelijk in de toekomst niet zowel kan beschikken over het kavel voor motorbrandstoffenverkoop als over het kavel voor elektrisch laden. Deze biedbeperking maakt geen deel uit van de Tijdelijke beleidsregel en is evenmin aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd. Of de biedbeperking in strijd is met de Dienstenrichtlijn kan in deze procedure dan ook niet beoordeeld worden. Datzelfde geldt voor de Beleidsvisie nu dit geen geldend beleid betreft dat aan de bestreden besluiten ten grondslag is gelegd.
6.6. De Afdeling heeft in haar uitspraken van onder meer 31 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2029:2645), 4 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2607) en 18 augustus 2021 (ECLI:NLRVS:2021:1837) al overwogen dat een vergunning voor elektrisch laden als een aanvullende voorziening geen schaarse vergunning is. Van strijd met de Dienstenwet is ook in zoverre geen sprake.