Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) werd behandeld. De klager, geboren in 1984 en woonachtig in Apeldoorn, stelde dat hij eigenaar was van een pand waarop conservatoir beslag rustte. Dit beslag was gelegd in het kader van een strafvorderlijk onderzoek naar zijn broer, [persoon A], die verdacht werd van verschillende strafbare feiten. De klager vroeg om teruggave van het pand, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor een schijnconstructie, waarbij de klager het pand had verworven met als doel verhaalsmogelijkheden te frustreren. De rechtbank overwoog dat de klager redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de overdracht aan hem een schijnconstructie betrof. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave van het pand, en de rechtbank concludeerde dat het klaagschrift ongegrond was. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.