ECLI:NL:RBROT:2025:6385

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/10/683028 / HA ZA 24-637
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over dividenduitkering en onrechtmatige concurrentie tussen aandeelhouders van T.W.S. Transit World Service B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de eiseressen Caldo B.V. en Navtrans Invest B.V. een vordering ingesteld tegen T.W.S. Transit World Service B.V. (TWS) met betrekking tot de uitkering van dividend. De eiseressen, beide aandeelhouders van TWS, vorderen ieder € 100.000,00 aan dividend dat volgens hen rechtmatig aan hen toekomt. TWS heeft echter besloten om dit dividend in depot te houden, onder het voorwendsel dat de eiseressen onrechtmatig zouden hebben gehandeld door concurrentie te bieden aan TWS. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluitvorming van de aandeelhouders op 6 mei 2024, waarbij het depotbesluit werd genomen, niet rechtsgeldig was, omdat de eiseressen niet waren geïnformeerd en niet hadden ingestemd met deze wijze van besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat het depotbesluit nietig is en dat TWS verplicht is om het dividend aan de eiseressen uit te keren. Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van TWS in reconventie, die strekten tot schadevergoeding wegens onrechtmatige concurrentie, afgewezen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor onrechtmatig handelen door de eiseressen. De rechtbank heeft TWS veroordeeld tot betaling van het dividend aan Caldo en Navtrans, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft TWS ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683028 / HA ZA 24-637
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CALDO B.V.,
gevestigd te Heenvliet ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAVTRANS INVEST B.V.,
gevestigd te Rotterdam ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. H.T. Kernkamp te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T.W.S. TRANSIT WORLD SERVICE B.V.,
gevestigd te Rotterdam ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C. Hofmans te Utrecht.
Eisers zullen hierna respectievelijk Caldo en Navtrans genoemd worden. Gedaagde zal hierna TWS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 15 juli 2024, met producties 1-6;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1-8;
  • de brief van de rechtbank van 30 oktober 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald op 4 maart 2025;
  • de e-mail van de rechtbank van 3 februari 2025 met daarin een zittingsagenda met vragen voor partijen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 7 en 8;
  • de door TWS op 20 februari 2025 nagezonden producties 9 - 14;
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 4 maart 2025;
  • de spreekaantekeningen van mr. Hofmans.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Partijen
2.1.
TWS is een logistiek dienstverlener die zich bezighoudt met verscheping van containers naar West-Afrikaanse bestemmingen. De heer [persoon A] is statutair directeur van TWS (“ [persoon A] ”).
2.2.
Caldo en Navtrans zijn (minderheids-)aandeelhouders van TWS . Statutair directeur van Caldo is de heer [persoon B] (“ [persoon B] ”). Statutair directeur van Navtrans is de heer [persoon C] (“ [persoon C] ”).
2.3.
TWS komt voort uit [bedrijf] [persoon C] maakte in het verleden deel uit van de directie van [bedrijf] . Ook [persoon A] was daar voorheen werkzaam.
[bedrijf 2] en [bedrijf 3]
2.4.
[bedrijf 2] (“ [bedrijf 2] ”) komt ook voort uit [bedrijf] . Mevrouw [persoon D] , dochter van [persoon C] , is bestuurder van [bedrijf 2] en was voorheen ook werkzaam bij de [bedrijf] . [persoon A] is een van de aandeelhouders in [bedrijf 2] . [persoon D] is ook bestuurder van [bedrijf 3] (“ [bedrijf 3] ”).
Notulen TWS 20 april 2023
2.5.
In de notulen van de vergadering van aandeelhouders van TWS van 20 april 2023 staat, voor zover van belang:

5.Non-competition

It came to the notice of the management of TWS via e-mail correspondence, that [persoon C] had an advisory role in [bedrijf 2] / [bedrijf 3] and [persoon B] is recruiting old TWS workers for above mentioned company’s clearly with the intention to undermine TWS profit and market share.
It came to the attention of the management of TWS that ‘inside’ information or gained knowledge might be used in this connection.
(...)
This situation can and may not continue as it does. There is a conflict of interest among shareholders. It cannot and should in no way be the intention of one or more shareholders that the interests of TWS do not come first.
In the agreement between all shareholders dated June 10th ,2021, there is a non-competition clause. This means that no shareholder is entitled to compete (directly or indirectly or in any other way) with the other shareholders or the interests of TWS . However, this is currently happening, which qualifies as unlawful. It affects TWS business flow.
On the basis of the above, the relevant shareholders are therefore requested to immediately put an end to their activities that in any way (directly or indirectly) have a negative influence on the interests of TWS . The shareholders concerned are also explicitly requested to confirm immediately that they will end activities that damage TWS ’s business output.
In the event that the shareholders concerned deny having carried out competitive activities that would be contrary to the interests of TWS or its shareholders, it is requested that the shareholders concerned confirm that they will comply with the shareholders’ agreement and/or confirm that no conflict of interest occurs (in the future).
2.6.
Deze notulen zijn door de aandeelhouders ondertekend.
2.7.
Bij e-mail van 20 april 2023 heeft [persoon C] in reactie op de notulen het volgende aan de aan de aandeelhouders van TWS bericht:
“Under point 5 Non-competition my name is wrongly mentioned in respect of [bedrijf 2] / [bedrijf 3] . Apparently the brother of [persoon B] [Rechtbank: [persoon B] ] was employed with the assistance of [persoon B] for a certain period in [bedrijf 2] . [persoon E] called me if I could check the position of our shareholder [persoon B] with a Dutch lawyer. Which I did. The result of this investigation was negative. Which I reported back. I even called [persoon B] to check whether he was willing to sell his shares. His reply was negative for the moment. He indicated to have been in contact some time ago with [persoon E] in order to sell a part of his TWS shares. The invoice of our lawyer was presented to TWS for payment. In the meantime this bill has been paid by ourselves. As a shareholder of TWS I always will continue to act in the interest of TWS ”.
Notulen TWS 6 mei 2024
2.8.
Per e-mail van 6 mei 2024 stuurt TWS de aandeelhouders van TWS de notulen een vergadering van aandeelhouders. De e-mail luidt:
“As discussed with the director of TWS , we would like to settle our annual shareholders meeting on paper.
Please see attached the annual year report of TWS for 2023.
If you agree on the content of the annual year report of TWS & the minutes of the meeting, can you please sign attached attendance list of the shareholders meeting and send it back to me”.
2.9.
In de notulen van 6 mei 2024 staat onder andere:
“3. Dividend
In 2023 EUR 1149K has already been paid out as interim dividend.
The remaining dividend of 2023 will be paid out as soon as funds are available. [Onderstreping Rechtbank: “het dividendbesluit"]

4.What else comes to the table.

With reference to the previous minutes, which already mentioned the conflicting interests of certain shareholders, the following is stated.
In the shareholders agreement of October 9, 2020, the shareholders agreed that a non-competition provision applies to the shareholders [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] and [bedrijf 7] , or at least to their directors, [persoon F] and [persoon A] .
The non-competition provision is further elaborated in Article 3.1, which - in short - stipulates that these shareholders or its directors may not alone or jointly with another person and whether directly or indirectly (3.1.1.) with or without payment of any consideration, in anyway work in or for, be involved or have an interest in, any person or organization which conduct activities in the Territory competing with the activities of Newco and its subsidiaries.
It is also forbidden to (3.1.2.) use its knowledge of or influence over any person with whom business activities have been or will be conducted by Newco [Rechtbank: TWS ], including its subsidiaries, or who was or will be a customer of or in the habit of doing business with Newco and/ or its subsidiaries, for his own benefit and/ or for the benefit of any other person carrying on business in the same or a similar field as Newco .
It is also forbidden to (3.1.3.) solicit or endeavour to entice way, offer employment to or offer any contract for services to any person who was or will be an employee of Newco and/or any subsidiary.
Naturally, what applies to the shareholders mentioned in the shareholders agreement also applies to the other shareholders who are involved. The role of [persoon C] [Rechtbank: ” [persoon C] ] and the role of [persoon B] [Rechtbank: [persoon B] ”] have already been highlighted in the previous minutes.
The situation has not changed since the last minutes. Newco is forced to give high discounts to existing customers who return via [bedrijf 3] . Newco is also forced to limit its own employees' ability to work for competitors. These forced actions (adjusting the existing employment contracts alone cost Newco € 200,000.00) cost Newco a lot of money and is motivated to safeguard the interests of Newco and the shareholders.
To ensure that competitive activities between shareholders stop, the shareholders believe that the non-competition clause should apply to all shareholders and that all the shareholders agree and sign this.
The shareholders are of the opinion that the action of the shareholder Navtrans BV ( [persoon C] ) due to the conflict of interest and Caldo BV ( [persoon B] ) for recruiting directly/indirectly from old employees, leads to a withholding/non-payment of an amount of € 100,000.00 each to respectively Navtrans BV and Caldo BV for the year 2023 of the possible dividend payment in connection with the damage suffered.This amount is also in line with Article 3.2. of the shareholders agreement. [Onderstreping Rechtbank:” het depotbesluit”]
This proposal is put to the vote and the majority of the shareholders entitled to vote are in favor of this decision.
Attached to these minutes are demonstrable incidents regarding the discount due to knowledge on the part of the competing party (…)”.
2.10.
De notulen zijn ondertekend door de aandeelhouders, maar niet door door Caldo ( [persoon B] ) en Navtrans ( [persoon C] ).
2.11.
Bij e-mails van 4 en 6 juni 2024 hebben [persoon B] en [persoon C] bij TWS bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken rondom de vergadering van aandeelhouders van 6 mei 2024. Zij schrijven dat zij niet van de vergadering en besluitvorming op de hoogte waren en ook geen uitnodiging of anderszins informatie in dit kader hebben ontvangen. Caldo en Navtrans maken aanspraak op uitkering van het aan hen verschuldigde dividend van ieder € 100.000,00.
Verklaringen 2024
2.12.
In een schriftelijke verklaring van 27 mei 2024 verklaart [persoon A] dat [persoon B] hem heeft verteld dat hij door de directeur van [bedrijf 2] is benaderd met het verzoek of hij personeel voor dit bedrijf kon rekruteren en dat hij zijn broer bij dit bedrijf heeft geplaatst.
2.13.
In een schriftelijke verklaring van 27 mei 2024 verklaart de heer [persoon G] , sinds 2009 werkzaam bij TWS , dat hij omstreeks september/oktober 2021 door [persoon H] (broer van [persoon B] ) is benaderd met de vraag of hij voor [bedrijf 2] zou willen werken.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vordering van Caldo en Navtrans luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
“1. Te vernietigen het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van TWS om € 100.000 van het aan Caldo en Navtrans toekomende dividend over het jaar 2023 in depot te houden c.q. niet uit te betalen;
2. TWS te veroordelen tot betaling aan Caldo van € 100.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2024, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. TWS te veroordelen tot betaling aan Navtrans van € 100.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2024, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
4. alles met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.”
Caldo en Navtrans
3.2.
Caldo en Navtrans leggen hieraan samengevat het volgende ten grondslag. Hoewel niet voldaan is aan de wettelijke en statutaire vereisten voor besluitvorming buiten vergadering, hebben Caldo en Navtrans het dividendbesluit van 6 mei 2024 bekrachtigd. Dat betekent dat het dividend ook aan hen moet worden uitgekeerd. De overige aandeelhouders hebben hun dividenduitkering immers al ontvangen. Het depotbesluit is niet bekrachtigd en is vanwege de wijze van totstandkoming ongeldig. De wet noch de statuten bieden de vergadering van aandeelhouders de mogelijkheid om het dividend voor Caldo en Navtrans ‘in depot’ te houden om hen te dwingen een nieuwe versie van de aandeelhoudersovereenkomst te ondertekenen, of om deze bedragen als vorm van schadevergoeding te reserveren voor de schade van TWS vanwege onrechtmatig handelen door Caldo en Navtrans . Dat is in strijd met het vennootschapsrecht en artikel 2:8 BW. Het is aan het bestuur van TWS om ingeval van onrechtmatige concurrentie jegens TWS eventuele stappen te ondernemen. Caldo en Navtrans hebben niet onrechtmatig gehandeld jegens TWS . Het concurrentiebeding in artikel 2 van de aandeelhoudersovereenkomst richt zich bovendien ook niet tot Caldo en Navtrans , maar tot de directie-aandeelhouders van TWS .
TWS
3.3.
Het verweer van TWS strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Caldo en Navtrans in de kosten van deze procedure binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten. Zij legt hieraan samengevat het volgende ten grondslag. In de notulen van 20 april 2023 is geconstateerd dat Caldo en Navtrans TWS concurrentie aandoen. Caldo en Navtrans is toen gevraagd te bevestigen dat zij zich zullen houden aan de aandeelhoudersovereenkomst dan wel dat zij TWS in de toekomst geen concurrentie (meer) zullen aandoen. Omdat de situatie nadien niet is veranderd, is in lijn met de notulen van 20 april 2023, op 6 mei 2024 door de aandeelhouders het besluit genomen om een bedrag van € 100.0000,00 aan dividend niet uit te keren aan Caldo en Navtrans . Ook Caldo en Navtrans zijn gebonden aan het concurrentiebeding in de aandeelhoudersovereenkomst. Omdat Caldo en Navtrans erkennen dat op 6 mei 2024 een geldig dividendbesluit is genomen, kunnen zij niet (meer) aanvoeren dat het depotbesluit ongeldig zou zijn omdat het in strijd met de wet en statuten tot stand is gekomen. TWS heeft Caldo en Navtrans niet gedwongen om in strijd met artikel 2:8 BW nieuwe verbintenissen aan te gaan. Waar is voorgesteld de aandeelhoudersovereenkomst aan te passen, is dit gedaan om een regeling in der minne te bereiken, zodat alle aandeelhouders op papier in ieder geval allemaal gelijkwaardig zouden zijn.
in reconventie
3.4.
De vordering van TWS luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“I Voor recht te verklaren dat Caldo en Navtrans onrechtmatig jegens TWS hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de door TWS geleden en nog te lijden schade.
II Caldo en Navtrans , hoofdelijk, te veroordelen tot vergoeding van de door TWS geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgende de wet;”
met veroordeling van Caldo en Navtrans in de kosten van deze procedure binnnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
TWS
3.5.
TWS legt hieraan het volgende ten grondslag. Volgens TWS zijn Caldo en Navtrans weliswaar formeel niet gebonden aan het concurrentiebeding, maar is sprake van onrechtmatige concurrentie van hen jegens TWS . [bedrijf 2] / [bedrijf 3] doen TWS concurrentie aan door in de markt lagere prijzen te vragen als gevolg waarvan TWS gedwongen is kortingen aan haar klanten te verlenen. [bedrijf 2] / [bedrijf 3] wordt in dit kader direct en indirect gevoed met belangrijke en vertrouwelijke informatie over processen binnen TWS . Die informatie is afkomstig van [persoon C] / Navtrans . [persoon D] citeert uit vertrouwelijke notulen van TWS . [persoon B] / Caldo rekruteert oud-werknemers van TWS voor [bedrijf 2] / [bedrijf 3] . TWS verwijst hiervoor naar de overgelegde verklaringen. De schade van TWS bestaat uit de kortingen die zij als gevolg hiervan aan haar klanten heeft moeten verstrekken en het betalen van vergoedingen van in totaal € 150.000,00 aan werknemers van TWS voor het overeenkomen van concurrentiebedingen met TWS .
Caldo en Navtrans
3.6.
Het verweer van TWS strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Caldo en Navtrans in de kosten van deze procedure binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening. Zij leggen hier kort samengevat het volgende aan ten grondslag. Van een schending van het concurrentiebeding in de aandeelhoudersovereenkomst is geen sprake, omdat Caldo en Navtrans hieraan niet zijn gebonden. Van anderszins onrechtmatig handelen is geen sprake. TWS heeft niet aan haar stelplicht voldaan. [persoon C] / Navtrans hebben geen belangrijke of vertrouwelijke informatie aan [bedrijf 2] / [bedrijf 3] doorgespeeld en van het ‘ronselen’ van werknemers van TWS door Caldo / [persoon B] is evenmin sprake. Van enige schade is niet gebleken en hiervoor is ook onvoldoende gesteld.

4.De beoordeling

Conventie en reconventie

4.1.
Gezien de samenhang zullen de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk worden behandeld.
Versies notulen 6 mei 2024
4.2.
De rechtbank merkt allereerst op dat de door partijen in het geding gebrachte versies van de notulen van de vergadering van aandeelhouders van 6 mei 2024 enigszins verschillen. In de door Caldo en Navtrans overgelegde versie wordt verwezen naar een aandeelhoudersovereenkomst van 9 oktober 2020 met in artikel 3 een non-competition provision. In de door TWS overgelegde versie van de notulen wordt verwezen naar een aandeelhoudersovereenkomst van 1 november 2021 met in artikel 2 een non-competition provision. Voor het overige zijn de notulen woordelijk gelijk.
4.3.
Wat betreft de aandeelhoudersovereenkomst geldt dat Caldo en Navtrans in haar processtukken verwijzen naar de aandeelhoudersovereenkomst van 1 november 2021. Zij hebben die aandeelhoudersovereenkomst ook in het geding gebracht. TWS heeft niet gesteld dat dat niet de juiste versie zou zijn (zij verwijst ook zelf naar de versie van 1 november 2021). De rechtbank stelt vast dat partijen uitgaan van de toepasselijkheid van de aandeelhoudersovereenkomst van 1 november 2021. Wat betreft het hiervoor genoemde verschil in de overgelegde notulen met betrekking tot de aandeelhoudersovereenkomst, geldt dat partijen hierover geen opmerkingen hebben gemaakt. Hoewel het verschil op zichzelf opvallend is, maakt het voor de uitkomst van het onderhavige geschil niet uit. Partijen verschillen immers niet van mening dat op 6 mei 2024 besluiten zijn genomen met de hiervoor onder 2.9 geciteerde inhoud. Zij verschillen alleen van mening over rechtsgeldigheid van die besluiten. Daarop heeft het geconstateerde verschil in de notulen geen invloed.
Besluitvorming 6 mei 2024
4.4.
De vraag die eerst moet worden beantwoord is of er op 6 mei 2024 rechtsgeldige besluiten zijn genomen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en licht dat als volgt toe.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat er op 6 mei 2024 geen fysieke vergadering van aandeelhouders heeft plaatsgevonden. De besluitvorming heeft per e-mail plaatsgevonden door toezending en ondertekening van notulen. Op grond van artikel 2:238 BW kan besluitvorming van aandeelhouders weliswaar op andere wijze dan in een vergadering geschieden, maar dan moeten
allevergaderingsgerechtigden met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. Dit wettelijke uitgangspunt is ook opgenomen in de artikelen 20 en 25 van de statuten van TWS .
4.6.
Vaststaat dat Caldo en Navtrans niet met de afwijkende wijze van besluitvorming op 6 mei 2024 hebben ingestemd. Zij zijn hierover ook niet vooraf geïnformeerd. Dat is ook ter zitting door [persoon A] erkend. [persoon A] heeft desgevraagd verklaard dat hij voor de besluitvorming op 6 mei 2024 alleen contact heeft gehad met de andere aandeelhouders en dat toen is besloten tot het dividendbesluit en het depotbesluit. Caldo en Navtrans zijn hiervan pas achteraf, door toezending van de notulen, op de hoogte gesteld.
4.7.
Het voorgaande betekent dat artikel 2:238 BW is geschonden. Het gevolg hiervan is dat aan de twee besluiten een fundamenteel totstandkomingsgebrek kleeft. De besluiten zijn daarom nietig (art. 2:14 lid 1 BW). Dat volgens TWS vanwege corona ook eerder buiten vergadering besluiten zijn genomen, doet hieraan niet af. Caldo en Navtrans zijn door TWS en de andere aandeelhouders welbewust buiten de besluitvorming van 6 mei 2024 gehouden. In dit geval lijkt de schriftelijke vorm van vergaderen niet zozeer ingegeven door praktische motieven/beperkingen, maar door het verlangen om Caldo en Navtrans zoveel mogelijk buiten de besluitvorming in de algemene vergadering te houden. Dat hoort niet.
Bekrachtiging dividendbesluit
4.8.
Gelet op artikel 2:14 lid 2 BW en artikel 3:58 BW kunnen door aandeelhouders genomen besluiten ondanks dat daaraan een totstandkomingsgebrek kleeft, toch geldig zijn, voor zover die besluiten worden bekrachtigd. Caldo en Navtrans hebben van de op 6 mei 2024 genomen besluiten, het dividendbesluit bekrachtigd. Dat volgt uit de correspondentie op 4 en 6 juni 2024 (zie hiervoor 2.11) en is ook ter zitting bevestigd. Uit de mails volgt voldoende duidelijk dat zij wel aan het dividendbesluit gebonden wilden zijn, maar niet aan het depotbesluit. Het dividendbesluit is daarmee alsnog geldig. Ter zitting is door TWS bevestigd dat het bestuur ook goedkeuring heeft gegeven aan het dividendbesluit.
4.9.
Het depotbesluit is niet door Caldo en Navtrans bekrachtigd en blijft daarom nietig. Dit betekent dat de vordering tot vernietiging door de rechtbank van het depotbesluit zal worden afgewezen (het besluit is immers al nietig). Het verweer van TWS dat Caldo en Navtrans niet kunnen kiezen om het dividendbesluit wel, maar het depotbesluit niet, te bekrachtigen, is onjuist. Partijen zijn het erover eens dat sprake is geweest van twee afzonderlijke besluiten. Het dividendbesluit kan los van het depotbesluit worden uitgevoerd.
4.10.
Omdat het depotbesluit nietig is, kan TWS daaraan geen grond ontlenen om niet tot uitkering van het dividend aan Caldo en Navtrans over te gaan. Los van het voorgaande zou de vergadering van aandeelhouders naar het oordeel van de rechtbank ook niet bevoegd zijn geweest om te besluiten dat TWS - het Caldo en Navtrans op grond van het dividendbesluit toekomende dividend - ‘in depot’ moet houden vanwege vermeend onrechtmatig handelen jegens TWS . Ingeval van vermeend onrechtmatig handelen van Caldo en Navtrans jegens TWS , behoort het immers tot het domein van het bestuur van TWS om in dit kader passende besluiten en maatregelen te nemen ter bescherming van het belang van de vennootschap. Dat is niet de taak en bevoegdheid van de aandeelhouders.
Geen onrechtmatig handelen Caldo en Navtrans
4.11.
Voor zover TWS heeft willen aanvoeren dat zij - los van het depotbesluit - niet tot uitkering van het dividend aan Caldo en Navtrans hoeft over te gaan vanwege de onrechtmatige gedragingen van hen en TWS zich op opschorting en/of verrekening kan beroepen, geldt dat van het door TWS gestelde onrechtmatig handelen in rechte niet is gebleken. Dat levert daarom ook geen grond op om niet tot uitkering aan Caldo en Navtrans over te gaan. De rechtbank licht dat toe.
4.12.
Caldo en Navtrans betwisten dat zij gebonden zijn aan het concurrentiebeding in artikel 2 van de aandeelhoudersovereenkomst. Het is de rechtbank niet geheel duidelijk welk standpunt TWS op dit punt inneemt. In reconventie heeft zij immers betoogd dat Caldo en Navtrans ‘formeel’ niet gebonden zijn aan het artikel omdat zij daarin niet worden genoemd. Anderzijds heeft zij in conventie de stelling ingenomen dat Caldo en Navtrans als aandeelhouders wel gebonden zijn aan dit beding. De rechtbank stelt vast dat volgens de bewoordingen van het beding, Caldo en Navtrans hieraan niet gebonden zijn. Het beding richt zich expliciet op met naam genoemde aandeelhouders en Caldo en Navtrans worden niet genoemd. Voor zover TWS heeft willen stellen dat Caldo en Navtrans door de besluitvorming van de aandeelhouders op 6 mei 2024 alsnog aan dit beding zijn gebonden, geldt dat dit onjuist is. Als het de bedoeling was om Caldo en Navtrans contractueel te binden aan het concurrentiebeding, was daar de instemming van Caldo en Navtrans voor nodig (art. 6:217 BW) en die ontbreekt.
4.13.
Wat betreft de door TWS gestelde onrechtmatige gedragingen van Caldo en Navtrans , geldt dat TWS hiervoor – mede gezien de gemotiveerde betwisting – ook onvoldoende heeft gesteld.
4.14.
Wat betreft de verwijten aan het adres van Navtrans , stelt TWS (slechts) dat de [persoon D] , bestuurder is van [bedrijf 2] / [bedrijf 3] en “
dat op geen enkele wijze valt uit te sluiten” dat zij en [bedrijf 2] / [bedrijf 3] kennis hebben van vertrouwelijke zaken van TWS omdat [persoon C] aandeelhouder is van TWS . Volgens [persoon A] zou [persoon D] tijdens een telefoongesprek met hem hebben geciteerd uit de vertrouwelijke notulen van TWS . Navtrans heeft dit gemotiveerd betwist en toegelicht dat [persoon C] na ontvangst van de notulen van 30 april 2024 zijn dochter heeft geïnformeerd over de bezwaren van TWS over de concurrentie van [bedrijf 2] / [bedrijf 3] . Hij heeft haar toen geadviseerd om hierover contact op te nemen met [persoon A] . Meer niet. Navtrans noch [persoon C] hebben vertrouwelijke informatie over TWS doorgespeeld aan [bedrijf 2] / [bedrijf 3] . Navtrans heeft ook onweersproken aangevoerd dat zij als aandeelhouder geen kennis heeft van bijvoorbeeld vertrouwelijke prijsinformatie van TWS . Nog los van het feit dat Navtrans of [persoon C] geen notulen aan [bedrijf 2] / [bedrijf 3] hebben doorgespeeld, bevatten de notulen ook geen vertrouwelijke informatie zodat ook niet duidelijk is welke gevoelige informatie zou zijn gelekt, aldus Navtrans . Hierop is door TWS niet meer voldoende inhoudelijk gereageerd.
4.15.
Wat betreft de verwijten aan het adres van Caldo , geldt dat ook hiervoor onvoldoende is gesteld. [persoon B] heeft gemotiveerd betwist dat hij personeel voor [bedrijf 2] / [bedrijf 3] heeft “geronseld”. Hij heeft uitgelegd dat hij in 2021, toen hij zelf nog werkzaam was bij TWS , zijn broer ( [persoon H] ) in contact heeft gebracht met [persoon D] voor een mogelijke betrekking bij [bedrijf 2] . Zijn broer was tot 2014 ook werknemer van TWS en was op dat moment al zeven jaar niet meer werkzaam bij TWS . Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien wat hieraan onrechtmatig zou zijn van Caldo jegens TWS .
4.16.
[persoon G] heeft op 27 mei 2024 schriftelijk verklaard dat hij in 2021, toen hij werkzaam was bij TWS , door [persoon H] is benaderd om bij [bedrijf 2] te gaan werken. Zonder nadere toelichting, die ook hier ontbreekt, valt niet in te zien hoe – uitgaande van de juistheid van de verklaring – het gedrag van de broer van de bestuurder van Caldo zou leiden tot een onrechtmatige gedraging van Caldo jegens TWS . Los hiervan verklaart [persoon G] dat hij het gestelde aanbod om bij [bedrijf 2] in dienst te treden heeft afgeslagen, zodat ook niet duidelijk is tot welke schade een en ander heeft geleid.
4.17.
Gezien het voorgaande is voor nadere bewijslevering door TWS van het gestelde onrechtmatige handelen van Caldo en Navtrans geen plaats. Dit betekent dat de vordering van TWS in reconventie zal worden afgewezen.
Dividend moet worden uitgekeerd aan Caldo en Navtrans
4.18.
De slotsom van het voorgaande is dat het depotbesluit noch het gestelde onrechtmatig handelen van Caldo en Navtrans , TWS een grondslag biedt om het resterende dividend over 2023 niet aan hen uit te keren.
4.19.
Op grond van artikel 2:201 BW moet TWS haar aandeelhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, op dezelfde wijze behandelen. Omdat de overige aandeelhouders het hen toekomende resterende dividend over 2023 van TWS al hebben ontvangen, hebben ook Caldo en Navtrans recht op uitkering hiervan. Desgevraagd heeft TWS ter zitting verklaard dat het dividend “
vier a vijf maanden in het opvolgende jaar is uitgekeerd”. Dit is door Caldo en Navtrans niet betwist zodat de rechtbank zal uitgaan van een uitkering per 1 mei 2025. Op dat moment was de uitkering ook voor Caldo en Navtrans opeisbaar en is TWS vanaf dat moment ook de wettelijke rente, in dit geval de rente ex artikel 6:119 BW, verschuldigd. Als onbetwist staat tot slot vast dat Caldo en Navtrans ieder recht hebben op € 100.000,00 aan dividenduitkering. TWS zal daarom worden veroordeeld om Caldo en Navtrans ieder € 100.000,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke ex artikel 6:119 BW vanaf 1 mei 2025.
Proceskosten conventie en reconventie
4.20.
TWS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Caldo en Navtrans worden begroot op:
- dagvaarding € 115,22
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat
€ 4.822,50 (2,5 × tarief € 1.929,00) [1]
Totaal € 11.554,72
4.21.
De wettelijke rente en de nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Het vonnis wordt, voor zover het ziet op de veroordelingen tot betaling, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt TWS om aan Caldo te betalen een bedrag van € 100.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 mei 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt TWS om aan Navtrans te betalen een bedrag van € 100.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen
bedrag met ingang van 1 mei 2025 tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
in conventie en reconventie
5.4.
veroordeelt TWS in de proceskosten aan de zijde van Caldo en Navtrans tot op heden begroot op € 11.554,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt TWS in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 278,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat TWS niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart de veroordelingen onder 5.1, 5.2, 5.4 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.
[2111/3455]

Voetnoten

1.Dagvaarding en mondelinge behandeling ieder één punt en voor de conclusie van antwoord in reconventie 0,5 punt omdat die sterk samenhangt met de conventie.