In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 8 mei 2025, wordt de loonvordering van de verzoeker, woonachtig in Dordrecht, behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.A.A.M. Duineveld, heeft een vordering ingesteld tegen de verweerder, die zelf procedeert, met betrekking tot de betaling van loon tijdens ziekte. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van 29 januari 2025, waarin werd bepaald dat de loonvordering als afgesplitste zaak zou worden voortgezet. De kantonrechter heeft in deze beschikking geoordeeld dat de verweerder verplicht is om loon tijdens ziekte te betalen aan de verzoeker voor de periode van november 2022 tot en met 22 mei 2024.
De verzoeker heeft tijdens de zitting verklaard dat hij bedragen heeft ontvangen van Nationale Nederlanden, op basis van een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven, als voorschotten op schadevergoeding na een bedrijfsongeval. De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze uitkeringen niet in mindering mogen worden gebracht op het loon dat de verweerder aan de verzoeker moet betalen, omdat deze uitkeringen niet betrekking hebben op de bedongen arbeid. De kantonrechter heeft begrip voor de financiële situatie van de verweerder, maar benadrukt dat een werkgever aan wettelijke verplichtingen moet voldoen.
De verzoeker heeft recht op doorbetaling van zijn loon volgens de wettelijke bepalingen en cao. De kantonrechter heeft de vordering van de verzoeker toegewezen, inclusief de wettelijke rente, en heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 40.247,58 bruto, inclusief buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.