ECLI:NL:RBROT:2025:6413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11516619 HA VERZ 25-5
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over loonbetaling tijdens ziekte en uitkeringen uit aansprakelijkheidsverzekering

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 8 mei 2025, wordt de loonvordering van de verzoeker, woonachtig in Dordrecht, behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.A.A.M. Duineveld, heeft een vordering ingesteld tegen de verweerder, die zelf procedeert, met betrekking tot de betaling van loon tijdens ziekte. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van 29 januari 2025, waarin werd bepaald dat de loonvordering als afgesplitste zaak zou worden voortgezet. De kantonrechter heeft in deze beschikking geoordeeld dat de verweerder verplicht is om loon tijdens ziekte te betalen aan de verzoeker voor de periode van november 2022 tot en met 22 mei 2024.

De verzoeker heeft tijdens de zitting verklaard dat hij bedragen heeft ontvangen van Nationale Nederlanden, op basis van een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven, als voorschotten op schadevergoeding na een bedrijfsongeval. De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze uitkeringen niet in mindering mogen worden gebracht op het loon dat de verweerder aan de verzoeker moet betalen, omdat deze uitkeringen niet betrekking hebben op de bedongen arbeid. De kantonrechter heeft begrip voor de financiële situatie van de verweerder, maar benadrukt dat een werkgever aan wettelijke verplichtingen moet voldoen.

De verzoeker heeft recht op doorbetaling van zijn loon volgens de wettelijke bepalingen en cao. De kantonrechter heeft de vordering van de verzoeker toegewezen, inclusief de wettelijke rente, en heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 40.247,58 bruto, inclusief buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11516619 HA VERZ 25-5
datum uitspraak: 8 mei 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker] ,
woonplaats: Dordrecht,
verzoeker,
gemachtigde: mr. W.A.A.M. Duineveld,
tegen
[verweerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
woonplaats: Dordrecht,
verweerder,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Deze beschikking is gebaseerd op de volgende processtukken:
  • de beschikking van 29 januari 2025, in de zaak met zaaknummer 11344714 HA VERZ 24-75;
  • de akte van de zijde van [verzoeker] , van 24 februari 2025.
1.2.
De uitspraak van deze beschikking is nader bepaald op vandaag.

2.De (verdere) beoordeling

De betaling van loon tijdens ziekte

2.1.
De inhoud van de beschikking van 29 januari 2025 wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd. In die beschikking is beslist dat de loonvordering van [verzoeker] als afgesplitste zaak zou worden voortgezet. Ten aanzien van de loonvordering is in deze beschikking wel al beslist dat [verweerder] over de periode van november 2022 tot en met 22 mei 2024 (alsnog) loon tijdens ziekte moet betalen aan [verzoeker] . Onder 3.4.1. is overwogen dat [verweerder] op het loon in mindering mag brengen de uitkeringen die [verzoeker] heeft ontvangen op basis van een verzekering, voor zover die uitkeringen betrekking hebben op de bedongen arbeid [1] . Omdat [verzoeker] tijdens de zitting verklaarde dat hij bedragen van een verzekeringsmaatschappij had ontvangen, is hij in de gelegenheid gesteld om op dit punt meer duidelijkheid te verschaffen. Meer concreet is hem verzocht zich uit te laten over de vraag van welke verzekeringsmaatschappij hij een uitkering heeft ontvangen, op welke datum of data, hoe hoog het uitgekeerde bedrag (of de uitgekeerde bedragen) is en ten behoeve waarvan een bedrag is uitgekeerd (of bedragen zijn uitgekeerd).
2.2.
Bij akte van 24 februari 2025 heeft [verzoeker] vervolgens meer duidelijkheid verschaft over de geldbedragen die hij heeft ontvangen. Hij heeft uitgelegd dat hij bedragen heeft ontvangen van Nationale Nederlanden, op basis van een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven. Het gaat om voorschotten op een vergoeding van schade die [verzoeker] heeft opgelopen bij een bedrijfsongeval op 27 november 2020, dus letselschade. Volgens [verzoeker] zien de betalingen van de verzekeraar niet op doorbetaling van loon tijdens ziekte.
2.3.
Mede gelet op de uitlatingen van [verweerder] over zijn financiële positie, zowel tijdens de zitting als richting het UWV [2] , is voldoende aannemelijk geworden dat de bedragen van Nationale Nederlanden zijn betaald uit hoofde van een bedrijfsongevallenverzekering en niet uit hoofde van een ziekteverzuimverzekering. Gelet hierop is dus
geensprake van bedragen die [verweerder] op grond van de wet in mindering mag brengen op het loon dat hij nog moet betalen. Het zijn immers geen bedragen die betrekking hebben op de bedongen arbeid (dus loon), maar op het letsel dat [verzoeker] heeft opgelopen.
2.4.
[verweerder] heeft tijdens de mondelinge behandeling een klemmend beroep gedaan op de kantonrechter, om de vordering af te wijzen in verband met zijn financiële positie en de problemen die hij heeft ondervonden in het de procedures bij – en tegen – het UWV. [verweerder] is een eenmanszaak, zonder een afdeling personeelszaken. Hij heeft weinig kennis van het recht en had niet te middelen om zich juridisch te laten bijstaan.
De kantonrechter heeft op zichzelf begrip voor de omstandigheden die [verweerder] schetst, maar een werkgever moet nu eenmaal aan (ingewikkelde) wettelijke verplichtingen voldoen. De vordering van [verzoeker] wordt daarom toegewezen.
2.5.
[verzoeker] heeft onder randnummer 43 e.v. van zijn verzoekschrift de berekening van zijn vordering uiteengezet. Daaruit blijkt dat hij de uitgangspunten van de wet (artikel 7:629 BW) en de cao (artikel 31) heeft gevolgd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen weliswaar verklaard dat zij hebben afgesproken dat [verzoeker] tijdens ziekte minder salaris zou ontvangen, namelijk € 1.200,- netto per maand, maar de wettelijke bepaling op dit punt is van dwingend recht. Dat betekent dat van die bepaling niet ten nadele van de werknemer mag worden afgeweken. Dit betekent dat [verzoeker] recht heeft op doorbetaling van zijn loon op de manier die wet en cao bepalen. Zijn berekening wordt daarom gevolgd. Het gevorderde loon met vakantiebijslag, van
€ 34.652,10 bruto, wordt toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt ook toegewezen.
Wettelijke verhoging
2.6.
De gevorderde wettelijke verhoging wordt gematigd tot nihil, gelet op de hiervoor geschetste (financiële) omstandigheden aan de zijde van [verweerder] .
Afrekening vakantiedagen
2.7.
Met de beschikking van 29 januari 2025 is de arbeidsovereenkomst van partijen ontbonden. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd en dat niet opgenomen vakantiedagen moeten worden uitbetaald [3] . [verzoeker] vordert in dit kader een bedrag van € 5.595,48 bruto. Ook deze berekening is gebaseerd op de cao en [verweerder] heeft deze verder niet betwist. Het gevorderde bedrag aan opgebouwde, maar niet genoten, vakantiedagen wordt daarom ook toegewezen.
Loonstroken
2.8.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:626 BW is [verweerder] gehouden om aan [verzoeker] salarisspecificaties te verstrekken. Deze vordering van [verzoeker] zal dan ook worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hier een dwangsom aan te verbinden.
Buitengerechtelijke kosten
2.9.
[verzoeker] heeft recht op een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen. Op basis van het hiervoor toegewezen bedrag wordt € 1.177,48 aan vergoeding voor incassokosten toegewezen.
Proceskosten
2.10.
[verweerder] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten betalen. Deze worden tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 814,- aan salaris voor zijn gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van
€ 40.247,58 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] loonstroken te verstrekken over de periode van november 2022 tot en met 23 mei 2024 en van de eindafrekening;
3.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van
€ 1.177,48 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 949,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
783

Voetnoten

1.Artikel 7:629 lid 5 BW
2.Bijvoorbeeld productie 4 bij verzoekschrift
3.Artikel 7:641 BW