ECLI:NL:RBROT:2025:6432

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
10-408763-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling, en vrijspraak voorhanden hebben vuurwapen en munitie

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling, evenals het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet voldaan was aan het bewijsminimum. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het eerste feit en bewezenverklaring voor het tweede feit, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was. De verdachte had op 27 december 2024 een schietincident meegemaakt, maar er was onvoldoende bewijs dat hij het vuurwapen daadwerkelijk voorhanden had. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen en de bewijsstukken niet overtuigend genoeg waren om tot een veroordeling te komen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van beide feiten werd vrijgesproken. De kosten van de verdediging werden begroot op nihil. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.408763.24
Datum uitspraak: 11 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman mr. M. van Loon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 1)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (feit 2)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 2 ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verklaring van de zoon dat zijn vader, de verdachte, niet wist van het vuurwapen en dat hij het vuurwapen heeft afgepakt van de aangever, is onaannemelijk. Stukken in het dossier onderbouwen deze verklaring niet.
Het vuurwapen dat is gebruikt bij het schietincident op 27 december 2024 is aangetroffen in de tuin van de verdachte. In de telefoon van de verdachte is een foto aangetroffen van een vuurwapen, die is gemaakt op 10 oktober 2024. Dit vuurwapen komt qua specifieke kleur, type vuurwapen en daarop bevestigde laser overeen met het vuurwapen dat is aangetroffen in de tuin van de verdachte. Ook is in deze telefoon een zwart-wit foto van een vuurwapen aangetroffen, die is gemaakt op 15 april 2024. Deze foto’s zijn aangetroffen in de DCIM-map. Hieruit is af te leiden dat deze foto’s met de telefoon van de verdachte zijn gemaakt.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de verdachte het vuurwapen in de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad.
4.2.2.
Beoordeling
Het vuurwapen dat in de tenlastelegging is opgenomen, is gebruikt bij het schietincident op 27 december 2024. De verdachte is daarbij niet de schutter geweest. Het vuurwapen is wel in de tuin van de verdachte aangetroffen.
Op de telefoon van de verdachte zijn twee foto’s aangetroffen waarop een vuurwapen te zien is. Op de eerste foto (p. 239 einddossier) is een bruinkleurig wapen en een Snapchat-lay-out te zien. De foto is gemaakt op 10 oktober 2024 en opgeslagen in de DCIM-map. Volgens het proces-verbaal daaromtrent worden in deze map ook screenshots geplaatst die met de betreffende telefoon zijn gemaakt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of de verdachte voornoemde foto zelf heeft gemaakt met zijn telefoon (zoals de officier van justitie betoogt), of dat hij deze foto heeft ontvangen van een ander en daarvan een screenshot heeft gemaakt. Nu het laatste, met name gezien de genoemde Snapchat-lay-out, niet kan worden uitgesloten, kan niet op basis van die foto worden vastgesteld dat het de verdachte was die het vuurwapen op de betreffende datum voorhanden heeft gehad.
Op de tweede foto (p. 240 einddossier) is een zwart-witfoto van een vuurwapen te zien. De foto is gemaakt op 15 april 2024 en opgeslagen in de DCIM-map. De rechtbank kan op basis van de uiterlijke kenmerken niet afdoende vaststellen dat dit hetzelfde wapen betreft als is opgenomen in de tenlastelegging. Daarnaast is de herkomst van de foto niet vast te stellen, omdat deze is opgeslagen in de metadata-map onder de DCIM-map. Omtrent de herkomst van (de metadata van) de foto’s in die specifieke metadata-map wordt geen uitleg gegeven in het betreffende proces-verbaal. Daarom kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet zonder meer worden vastgesteld hoe de foto op de telefoon van de verdachte is terechtgekomen. En dus ook niet dat de verdachte die zelf heeft gemaakt.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van beide feiten, wordt [benadeelde partij] niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen tot vergoeding van € 5.199,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. L. Daum en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 april 2025.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 december 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven althans om aan die [benadeelde partij] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geschoten en/of met
een vuurwapen door de kuit van die [benadeelde partij] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode 15 april 2024 tot en met 27 december 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie,
te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool van het merk Glock, type 19x, kaliber 9mm en/of
- bijbehorende munitie
voorhanden heeft gehad.