ECLI:NL:RBROT:2025:6447

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
10-346854-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en voorhanden hebben van verdovende middelen

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 oktober 2024, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een schoudertas met daarin een geldbedrag van ongeveer € 29.500,- van een aangever heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangever hebben bedreigd met geweld, waaronder het gebruik van een vuurwapen, en hem hebben geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever betrouwbaar was en dat het geld wederrechtelijk was weggenomen. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van 162,0 gram cocaïne en 5,5 gram MDMA. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de aangever en de bewaring van een ander bedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.346854.24
Datum uitspraak: 25 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode 1] te [plaats] ,
verblijvende op [adres 2] , [postcode 2] te [plaats] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2025(vul vestigingsplaats advocaat in).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend, met dien verstande dat het zou gaan om 162,0 gram cocaïne in plaats van 167,1 gram. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opzettelijk aanwezig hebben van 162,0 gram cocaïne en 5,5 gram MDMA wettig en overtuigend is bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. De aangifte is onvoldoende betrouwbaar om te kunnen gebruiken als bewijsmiddel. Daarnaast is de [getuige] geen onafhankelijke getuige, waardoor onduidelijk is of zij naar waarheid heeft verklaard en ook is niet gebleken dat haar auto is doorzocht op de aanwezigheid van verboden middelen.
De verdachte heeft verklaard dat een transactie met betrekking tot verdovende middelen plaats heeft gevonden, waarbij aangever het tasje met geld heeft overhandigd aan de verdachte. Bij het natellen van het geldbedrag bleek dat het € 4.000,- te weinig was. Hierover ontstond een woordenwisseling en een handgemeen. De tas met geld is bij de verdachten gebleven en aangever heeft de tas met het product meegenomen.
De objectieve bewijsmiddelen in het dossier weerspreken op geen enkele wijze het alternatieve scenario dat door de verdachte en de medeverdachte is geschetst.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
Uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte en de afbeeldingen en chatberichten op de telefoons van de medeverdachten en aangever komt het beeld naar voren van een tussen partijen gesloten en op 30 oktober 2024 uitgevoerde drugsdeal. Hierbij zou er door in ieder geval de verdachte 1,3 kilogram drugs geleverd worden aan [aangever] (hierna: aangever) tegen betaling van € 29.250,- (1,3 kilo x € 22.500,- per kilo).
Op 30 oktober 2024 zijn de verdachte, [medeverdachte] en een derde onbekend gebleven persoon gezeten in een Mercedes op het [adres 3] te Rotterdam. Op enig moment zit ook aangever in deze auto. Later worden de verdachte en [medeverdachte] staande gehouden in een zwarte Mercedes. In de Mercedes wordt een Louis Vuitton tas aangetroffen, met daarin een geldbedrag van € 26.510,-. De medeverdachten verklaren dat ze deze tas van aangever hebben overgenomen.
De vraag die beantwoord moet worden is of de tas met daarin het geldbedrag
wederrechtelijkvan aangever is weggenomen.
Betrouwbaarheid verklaring aangever
Gebleken is dat een gedeelte van de verklaring van aangever niet in lijn is met de objectieve bewijsmiddelen in het dossier. Aangever had geen tinderdate en [getuige] was geen toevallige getuige. Aangever had een afspraak met de verdachte voor een drugsdeal en werd vergezeld door chauffeur [getuige] . Dit betekent dat de rechtbank kritisch bekijkt of de rest van de verklaring van aangever kan worden gevolgd en deze slechts zal gebruiken voor het bewijs wanneer (dat deel van) de verklaring wordt ondersteund door andere, objectieve bewijsmiddelen.
De aangever heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld, waarbij een (schouder)tas met daarin een geldbedrag van € 29.500,- van hem is weggenomen. Aangever verklaart onder andere dat hij uit zijn voertuig in een ander voertuig is getrokken, dat de persoon die recht achter hem zat door de stoel heen een vuurwapen in zijn rug heeft gedrukt, dat hij in een nekklem is genomen en dat hij door drie personen is geslagen.
Die onderdelen van de aangifte worden op verschillende manieren ondersteund door bevindingen in het dossier. Zo is bij de aanhouding van de verdachte en de [medeverdachte] een tas met € 26.510,- aan contant geld aangetroffen. Zij hebben ook verklaard dat dit geld van de aangever afkomstig is. Ook hadden de verdachten nog contante bedragen van € 3.230,- en € 1.710,- bij zich. Verder verklaren de verdachte en de [medeverdachte] dat zij klappen hebben uitgedeeld. Het letsel dat bij aangever is geconstateerd past bij de aangegeven aanval door meerdere personen en zijn verklaring. Er was namelijk niet alleen letsel in het gezicht maar ook op de rug. Op de video is ook een derde onbekend gebleven persoon naast de Mercedes te zien, wat eveneens past bij de verklaring van aangever. Daar komt nog bij dat in de telefoon van de [medeverdachte] een video is aangetroffen welke ongeveer twee uur voorafgaand aan het incident is gemaakt, waarop hij te zien is met een vuurwapen. [medeverdachte] had dus beschikkingsmacht over een vuurwapen en zat, ook volgens zijn eigen verklaring, ten tijde van het incident in de auto recht achter de aangever. Ook dat past bij de verklaring van aangever.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever op de genoemde onderdelen betrouwbaar is en kan worden gebruikt voor het bewijs.
Was het wegnemen wederrechtelijk?
Door de verdachte en de [medeverdachte] is een alternatief scenario aangedragen. Er zou sprake zijn geweest van een zakelijke transactie, waarbij de verdachte drugs aan aangever zou verkopen voor een geldbedrag. In de auto zaten de verdachte, [medeverdachte] , een derde onbekend gebleven persoon en aangever. Er ontstond een handgemeen in de auto, waarbij door beide partijen geslagen is, omdat aangever € 4.000,- te weinig had meegenomen. Vervolgens is aangever uit de auto gezet, waarbij hij de drugs heeft meegenomen.
De rechtbank acht het door de verdachte en de [medeverdachte] geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk. Aangever bevond zich in het voertuig van de verdachte, tegenover een overtal: te weten de verdachte, de medeverdachte en de derde onbekend gebleven persoon. Deze derde onbekend gebleven persoon stond op enig moment naast de auto aan de zijde van aangever.
De medeverdachten wilden aangever op enig moment uit de auto krijgen. Het is nagenoeg ondenkbaar dat zij (in overtalssituatie) aangever wel met de afgesproken drugs hun auto uit zouden zetten, terwijl zij van mening waren dat hij daarvoor € 4.000,- te weinig had betaald. Overigens is er bij aangever ook geen drugs aangetroffen.
Het geschetste alternatieve scenario is daarom niet aannemelijk geworden. Vast staat daarom dat het geld wederrechtelijk van aangever is weggenomen.
Hoeveel geld?
Volgens aangever is ongeveer € 29.500,- gestolen van hem. Dit past bij de prijs die de verdachte en aangever hadden afgesproken, te weten € 29.250,-. Weliswaar zat € 26.500,- in de Louis Vuittontas op het moment dat de politie deze in de Mercedes aantrof, maar bij de verdachte en de [medeverdachte] werd ook cash geld aangetroffen. Dit ondersteunt de veronderstelling dat de medeverdachten een deel van het cash geld hebben ontvangen, en onderbouwt de verklaring dat € 29.500,- is weggenomen.
Medeplegen
Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De verdachte heeft verklaard dat hij op 30 oktober 2024 aanwezig was in de Mercedes, samen met de [medeverdachte] en een derde onbekend gebleven persoon. Ook heeft hij verklaard dat er een handgemeen met aangever is ontstaan, terwijl aangever zich nog in de auto bevond. Hierbij kwam de [medeverdachte] tussen beiden. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij aangever samen met de medeverdachten uit de auto wilde krijgen. Vervolgens zijn de medeverdachten gezamenlijk weggereden, met de schoudertas van aangever waarin het geldbedrag zat. De verdachte heeft zich ook niet aan voorgaande handelingen onttrokken.
4.2.3.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zich op de openbare weg, tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een schoudertas en een geldbedrag van € 29.500,-. Dit betekent dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 30 oktober 2024 te Rotterdam
op de openbare weg, het [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ongeveer 29.500 euro en een schoudertas die geheel aan [aangever] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, , hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- bij die [aangever] in diens auto te stappen en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) door te laden en/of in de zij van die [aangever] te duwen en/of
- die [aangever] de woorden toe te voegen: "Uitstappen! Dat voertuig in! opschieten!", en/of
- aan die [aangever] te trekken en/of
- die [aangever] te dwingen in een andere auto plaats te nemen en/of
- ( aldaar) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) door te laden en/of (door een stoel heen) in de rug van die [aangever] te duwen en/of
- die [aangever] in een nekklem te nemen en/of al dan niet met een of meer (op (een)) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)), tegen het hoofd te slaan en/of
- in een broekzak van die [aangever] te voelen en/of
- die [aangever] toe te voegen dat hij zijn spullen moest afgeven en dat ze anders echt zouden gaan schieten, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij omstreeks 31 oktober 2024 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
162,0gram van een materiaal
bevattende cocaïne en 5,5 gram van
een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden (vul de feitaanduidingen in)van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging schuldig gemaakt aan diefstal met geweld op de openbare weg. Het slachtoffer is bij een illegale transactie gedwongen zijn tas met daarin een groot geldbedrag af te geven. Hierbij is het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen, is hij in een nekklem genomen en is hij geslagen. Het slachtoffer heeft hierbij letsel opgelopen. De verdachte heeft enkel gedacht aan zijn eigen gewin. Deelname aan activiteiten rond de handel in verdovende middelen waarbij, naar als algemeen bekend mag worden verondersteld, veelvuldig geweld wordt gebruikt, is uiterst verwerpelijk. Dat de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in een woonwijk acht de rechtbank een verzwarende omstandigheid nu burgers zich daar veilig moeten kunnen voelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 162,0 gram cocaïne en 5,5 gram MDMA. Cocaïne en MDMA zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen en de handel in deze stoffen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Dat blijkt duidelijk in deze zaak.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.(vul de feitaanduidingen in)(vul de feitaanduidingen in)
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.(vul de feitaanduidingen in)
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van cocaïne.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd
  • het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 26.510,- ( [goednummer 1] ) terug te geven aan de redelijkerwijs rechthebbende, te weten [aangever] ; en
  • het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 1.710,- ( [goednummer 2] ) te bewaren voor de redelijkerwijs rechthebbende.
8.2.
Standpunt verdediging
Over het geldbedrag ter hoogte van € 26.510,- welke is aangetroffen in het tasje, heeft de verdediging geen opmerkingen.
Ten aanzien van het geldbedrag ter hoogte van € 1.710,- verzoekt de verdediging om teruggave aan de verdachte. Dit geld behoort aan hem toe en heeft geen relatie met het strafbare feit.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 26.510,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan een ander dan degene bij wie dit in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [aangever] .
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 1.710,- zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
1. verklaart bewezen dat de verdachte het de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor omschreven, verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
2. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
3. verklaart de verdachte strafbaar;
4. veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden(vul de feitaanduidingen in);
4.1.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
5. beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
5.1.
gelast de teruggave aan een ander zijnde degene bij wie dit in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [aangever] , van: het geldbedrag ter hoogte van € 26.510,- ( [goednummer 1] );
5.2.
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: het geldbedrag ter hoogte van € 1.710,- ( [goednummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Klomp, voorzitter,
en mrs. L. Daum en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 april 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te Rotterdam
op de openbare weg, het [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
geld (ongeveer 29.500 euro) en/of een schoudertas en/of een telefoon en/of autosleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- bij die [aangever] in diens auto te stappen en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) door te laden en/of in de zij van die [aangever] te duwen en/of
- die [aangever] de woorden toe te voegen: "Uitstappen! Dat voertuig in! opschieten!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- aan die [aangever] te trekken en/of
- die [aangever] te dwingen in een andere auto plaats te nemen en/of
- ( aldaar) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) door te laden en/of (door een stoel heen) in de rug van die [aangever] te duwen en/of
- die [aangever] in een nekklem te nemen en/of al dan niet met een of meer (op (een)) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)), althans (een) hard(e) voorwerp(en) tegen het hoofd te slaan en/of
- in een broekzak van die [aangever] te voelen en/of
- die [aangever] toe te voegen dat hij zijn spullen moest afgeven en dat ze anders echt zouden gaan schieten, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 31 oktober 2024 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 167,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 5,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.