ECLI:NL:RBROT:2025:6538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11648547 VV EXPL 25-208
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding betreffende ontruiming van een woning na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, wonende te Poeldijk, en een gedaagde, wonende te Capelle aan den IJssel, die niet is verschenen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Postma, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde vanwege het einde van de huurovereenkomst per 1 juli 2024. De gedaagde had een betalingsachterstand van € 16.026,10 opgebouwd tot de datum van de dagvaarding. De eiser vorderde ook betaling van gebruiksvergoedingen en buitengerechtelijke kosten. Tijdens de zitting op 22 mei 2025 is de zaak besproken, maar de gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eiser toewijsbaar is, omdat er sprake is van spoed en de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft. De ontruimingstermijn is vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is een dwangsom toegewezen om te voorkomen dat de deurwaarder moet ingrijpen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen tot het bedrag dat in de aanmaningsmail van de eiser aan de gedaagde is vermeld. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11648547 VV EXPL 25-208
datum uitspraak: 26 mei 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende te Poeldijk,
eiser,
gemachtigde: mr. J. Postma te Rijswijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 mei 2025;
  • de 13 producties van eiser.
1.2.
Op 22 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting met eiser en mr. J. Postma besproken. Gedaagde is niet verschenen. Daarop is tegen gedaagde verstek verleend.

2.De vordering

Eiser vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagde te veroordelen om binnen veertien dagen na de vonnisdatum de woonruimte aan de [adres] te Capelle aan den IJssel geheel te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege gedaagde bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van eiser te stellen, binnen 14 dagen na vonnisdatum, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat gedaagde en/of al de hare, verzuimt of verzuimen deze veroordeling na te komen;
gedaagde te veroordelen om de gebruiksvergoedingen na het einde van huur te voldoen, te weten een totaalbedrag van € 16.026,10 tot het moment van dagvaarding, binnen 7 dagen na vonnisdatum, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover voor zover aan deze veroordeling niet voldaan zal worden, en tevens gedaagde te veroordelen tot betaling van de gebruiksvergoedingen die vanaf het moment van dagvaarding verschuldigd worden tot het moment van definitieve ontruiming van de woonruimte, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover;
gedaagde te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 462,50 in verband met de vordering van onbepaalde waarde onder I., althans € 1.035,26 in verband met de vordering van bepaalde waarde onder II, alsmede te veroordelen in de proceskosten, het griffierecht, het salaris gemachtigde, de nakosten en de kosten van betekening van deze dagvaarding en daarbij te bepalen dat het eiser wordt toegestaan om deze kosten, deels of geheel, te verrekenen met de waarborgsom van het gehuurde object.

3.De beoordeling

3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv). Uit de stellingen van eiser volgt dat deze spoed aanwezig is.
3.2.
Eiser stelt dat de huurovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2024 is geëindigd, zodat gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft. Ook heeft gedaagde tot de datum van de dagvaarding een betalingsachterstand laten ontstaan van € 16.026,10. Blijkens de overgelegde specificatie is dat bedrag berekend tot en met mei 2025. De gevorderde ontruiming en betaling van de gebruiksvergoeding, zoals beschreven onder I. en II., komen niet onrechtmatig of ongegrond voor en worden daarom toegewezen (artikel 139 Rv), met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
3.3.
Eiser heeft ter zitting uitgelegd dat het belang van de dwangsom is om te voorkomen dat de deurwaarder moet gaan ontruimen, met alle vertraging en kosten van dien. De dwangsom wordt daarom (zij het beperkt en gemaximeerd) toegewezen.
3.4.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen tot het bedrag dat eiser in zijn aanmaningsmail van 17 maart 2025 aan gedaagde heeft aangezegd, zijnde het bedrag van € 462,50.
3.5.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die gedaagde aan eiser moet betalen op:
- dagvaardingskosten € 144,47
- griffierecht € 90,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
€ 912,47
Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend, zie hierna onder 4.6.
3.6.
De vordering om eiser toe te staan deze kosten, deels of geheel, te verrekenen met de waarborgsom van het gehuurde object heeft een declaratoir karakter en wordt daarom afgewezen.
3.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eiser dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als gedaagde een rechtsmiddel instelt en vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt gedaagde om, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, de woonruimte aan de [adres] te Capelle aan den IJssel geheel te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege gedaagde bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van eiser te stellen;
4.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiser een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of dagdeel dat gedaagde niet aan de in 4.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
4.3.
veroordeelt gedaagde om, binnen 7 dagen na vonnisdatum, aan eiser te
betalen het bedrag van € 16.026,10, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van
artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) over dat bedrag vanaf de datum van de dagvaarding
tot aan de dag van algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt gedaagde om vanaf juni 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming
plaatsvindt aan eiser te betalen de gebruiksvergoeding van € 1.787,42 per maand, te
vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW te berekenen vanaf de
respectievelijke vervaldata tot aan de dag van algehele voldoening;
4.5.
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten;
4.6.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 912,47, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als het vonnis wordt betekend, moet gedaagde ook de kosten van betekening betalen;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken.
775 / 1876