Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 mei 2025;
- de 13 producties van eiser.
2.De vordering
3.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, wonende te Poeldijk, en een gedaagde, wonende te Capelle aan den IJssel, die niet is verschenen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Postma, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde vanwege het einde van de huurovereenkomst per 1 juli 2024. De gedaagde had een betalingsachterstand van € 16.026,10 opgebouwd tot de datum van de dagvaarding. De eiser vorderde ook betaling van gebruiksvergoedingen en buitengerechtelijke kosten. Tijdens de zitting op 22 mei 2025 is de zaak besproken, maar de gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eiser toewijsbaar is, omdat er sprake is van spoed en de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft. De ontruimingstermijn is vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is een dwangsom toegewezen om te voorkomen dat de deurwaarder moet ingrijpen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen tot het bedrag dat in de aanmaningsmail van de eiser aan de gedaagde is vermeld. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in beroep gaat.