Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde; en
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding, contactverbod, locatieverbod (met Elektronische Monitoring), locatiegebod (met Elektronische Monitoring), meewerken aan dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening, telkens zoals omschreven in het reclasseringsadvies;
- tevens een gedragsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) inhoudende een locatieverbod voor de duur van 3 jaar, waarbij voor iedere overtreding hechtenis van 2 weken zal worden opgelegd met een maximum van 6 maanden en dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel; en
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel van 3 maanden gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 10-338532-23.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
2. Wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vordering tenuitvoerlegging
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte van
3 maanden gevangenisstrafvan de bij vonnis van 9 februari 2024, met parketnummer 10-338532-23, van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.