ECLI:NL:RBROT:2025:6542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
10/026295-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne en wederrechtelijk verblijven op een haventerrein

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die betrokken was bij de invoer van 19 kilogram cocaïne. De verdachte heeft zijn medeverdachten afgezet bij een haventerrein en hen later weer opgehaald, terwijl zij een gevulde bigshopper met cocaïne bij zich hadden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar niet de hoofdrol speelde, maar toch medeplichtig was aan de invoer van de cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen opzet had op het behulpzaam zijn, maar ook de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de medeverdachten de cocaïne zouden invoeren. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne en aan het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/026295-25
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
bijgestaan door raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en ambulante begeleiding; en
  • een gedragsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) inhoudende een locatieverbod voor de duur van 3 jaar, waarbij voor iedere overtreding hechtenis van 2 weken zal worden opgelegd met een maximum van 6 maanden en dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat het handelen van verdachte was gericht op het medeplegen van het binnenbrengen van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland. De verdachte heeft 19 kilogram cocaïne vervoer in zijn auto. Als chauffeur is zijn bijdrage van voldoende gewicht geweest, omdat hij zijn mededaders snel en adequaat moest afzetten bij een haventerrein en daar ook weer moest ophalen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat vrijspraak dient te volgen voor al het ten laste gelegde. De verdachte wist niet wat de medeverdachten gingen doen. Hij wilde de twee mannen enkel een lift geven. Op zitting heeft de verdediging hier aan toegevoegd dat de verdachte toevallig voorbij rennende jongens naar huis heeft gebracht door hen af te zetten op het haventerrein en later weer heeft opgehaald. De verdachte wist niet dat hij de twee medeverdachten ging afzetten en ophalen bij een haven en hij wist ook niet dat de twee medeverdachten het doel hadden om het haventerrein op te gaan.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten vast. Op 24 januari 2025 zet de verdachte twee medeverdachten af bij het haventerrein. De verdachte stuurt vervolgens een bericht aan een onbekend persoon met de melding “Bij de zelfde plek”, “ik rij alvast na maasboulevard naar daar.” en “Zie je zo” waarop hij de reactie “wacht op groen licht” ontvangt, waarop de verdachte reageert met “is goed”. Op de camerabeelden is te zien dat de medeverdachten op het terrein lopen met een gevulde rode bigshopper en daarmee over het hek klimmen. Tegelijkertijd wordt gezien dat een voertuig in beeld komen rijden over de Bunschotenweg uit de richting van de Waalhaven. Beide personen stappen in de auto die vervolgens wegrijdt. Even later zijn de drie personen in deze auto, waaronder de verdachte, aangehouden. De gevulde bigshopper staat tussen de benen van de bijrijder. Uit onderzoek is gebleken dat de inhoud van de rode bigshopper uit pakketten van in totaal 19 kilogram cocaïne bestaat. De container kwam uit Argentinië. De container kwam op 17 januari 2025 in Rotterdam aan en uiteindelijk werd de container op 23 januari 2025 ingeleverd op het UWT.
Op grond van het voorgaande (de chatberichten, de aansturing die daaruit blijkt richting de verdachte, het als gevolg daarvan op het juiste moment brengen en halen van de medeverdachten bij het haventerrein, het wegrijden met de verdachten, de aanwezigheid van de bigshopper met de pakketten cocaïne tussen de benen van de bijrijder) is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking en heeft de verdachte wel een bijdrage aan het misdrijf geleverd, die het misdrijf daadwerkelijk heeft bevorderd of gemakkelijk gemaakt. Eveneens blijkt uit het voorgaande dat de verdachte niet alleen opzet had op het behulpzaam zijn, maar daaruit blijkt ook dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verlengde invoer van cocaïne door de medeverdachten zou worden gepleegd. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de verweer van de verdediging gebaseerd op de verklaring van de verdachte dat hij niet wist wat de twee medeverdachten gingen doen en hij ze alleen een lift wilde geven. Die verklaring van verdachte is in het licht van de vaststaande feiten niet geloofwaardig. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. De bijdrage van de verdachte aan het onder 1 primair tenlastegelegde is van onvoldoende gewicht voor medeplegen. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
Wederrechtelijk verblijven op een haventerrein
Er is eveneens sprake van het behulpzaam zijn aan het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. Uit de chatberichten blijkt dat tussen de verdachte en een derde wordt gecommuniceerd om op precies het juiste moment de medeverdachten op te halen en af te zetten bij het haventerrein. De verdachte brengt en haalt de medeverdachten vervolgens ook op het juiste moment. Het opzet van verdachte was gezien het voorgaande zowel gericht op het behulpzaam zijn, als het wederrechtelijk verblijven van de medeverdachten op het haventerrein. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het verweer dat de verdachte niet wist dat hij de twee medeverdachten ging afzetten en ophalen bij de haven.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de invoer van 19 kilogram cocaïne en medeplichtigheid aan wederrechtelijk verblijven op een haventerrein.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij op 24 januari 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
van 19 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet
- voorwerpen
envervoermiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders,
wist(en) of ernstige reden had(den)
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- 19 kilogram cocaïne te vervoeren in zijn auto en
- zijn medeverdachte(n) af te zetten en/of op te halen bij de United Waalhaven
Terminals B.V.;
2.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 24 januari 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk
hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en overslag van goederen, te weten de United Waalhaven
Terminals B.V.
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 24 januari 2025 te Rotterdam, ,
opzettelijk behulpzaam is geweest, door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] af te zetten op de terminal
en op te halen van de terminal.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. Opzettelijk behulpzaam zijn bij opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

2. Opzettelijk behulpzaam zijn bij het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is niet strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn medeverdachten afgezet bij het haventerrein en daar even later ook weer opgehaald. Bij het instappen hadden de medeverdachten een gevulde bigshopper met 19 kg cocaïne bij zich. De verdachte heeft met zijn handelen in negatieve zin bijgedragen aan de uithalersproblematiek.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 april 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking. Sinds 2020 ontvangt hij begeleiding bij praktische zaken en daaruit volgt dagbesteding. Vanuit een begeleide woonvorm is hij zelfstandig gaan wonen. Er is sprake van een sterke mate van beïnvloedbaarheid, wat mogelijk kan hebben meegespeeld bij het plegen van de feiten. Daarnaast bestaan er wat zorgen over het sociale netwerk van de verdachte. De reclassering acht het zorgelijk dat de verdachte, ondanks de begeleiding die hij ontvangt, toch een strafbaar feit heeft gepleegd. Daarom zien zij noodzaak in een reclasseringstoezicht, zodat het recidiverisico beperkt kan worden. Een taakstraf is gezien de lvb-problematiek geen passende strafmodaliteit. Door een gevangenisstraf zal de verdachte zijn woning kunnen verliezen. Zij adviseren een deels voorwaardelijke straf met een beperkt aantal bijzondere voorwaarden, om de verdachte niet te overvragen. Zij achten het van belang dat de huidige begeleiding, waar de verdachte een vertrouwensband mee heeft opgebouwd, kan blijven voortduren. Daarnaast adviseren zij ondersteuning vanuit een forensisch kader om toezicht te houden op de risicofactoren en de kans op recidive te verlagen.
[persoon A] , werkzaam bij de reclassering, heeft dit advies op zitting bevestigd. Zij vulde nog aan dat ook een geldboete geen passende straf is, omdat de verdachte een bijstandsuitkering ontvangt en al veel betalingsregelingen heeft. Het is eventueel wel mogelijk om bij een taakstraf rekening te houden met de beperking van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat de verdachte licht verstandelijk beperkt en daardoor (zeer) beïnvloedbaar is, en de relatief kleine rol die de verdachte heeft gehad in het geheel. De rechtbank zal daarom een lagere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Verder ziet de rechtbank in dit geval onvoldoende reden om over te gaan tot oplegging van een maatregel op grond van artikel 38v Sr, gelet op zijn rol en omdat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte, te weten
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak; en
de veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding, geboden door Begeleiding op Niveau. Hierbij wordt het huidige begeleidingsplan dat Begeleiding op Niveau in samenspraak met de veroordeelde heeft opgesteld nageleefd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. mr. J.J. Klomp en mr. D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Yenice en S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Rotterdam, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 19 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Rotterdam, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van 19 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededaders,
wist(en) of ernstige reden had(den)
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- 19 kilogram cocaïne te vervoeren in zijn/een auto en/of
- zijn medeverdachte(n) af te zetten en/of op te halen bij de United Waalhaven
Terminals B.V.;
2
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 24 januari 2025 te Rotterdam, althans
te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft/hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten de United Waalhaven
Terminals B.V.
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 januari 2025 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] af te zetten op de terminal en/of op te halen van de terminal.