Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en ambulante begeleiding; en
- een gedragsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) inhoudende een locatieverbod voor de duur van 3 jaar, waarbij voor iedere overtreding hechtenis van 2 weken zal worden opgelegd met een maximum van 6 maanden en dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
4.Waardering van het bewijs
envervoermiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders,
5.Strafbaarheid feiten
1. Opzettelijk behulpzaam zijn bij opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
2. Opzettelijk behulpzaam zijn bij het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;