ECLI:NL:RBROT:2025:6549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
10850922 CV EXPL 23-33453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van handtekening en handschrift onder borgstelling door particulier

In deze zaak vordert Fiducré N.V. betaling van € 25.000,- op basis van een borgstelling die door de gedaagde zou zijn ondertekend. De gedaagde betwist echter dat de handtekening en het handschrift op de borgstelling van hem zijn. De kantonrechter heeft Fiducré opgedragen om bewijs te leveren van de authenticiteit van de handtekening en het handschrift. Fiducré heeft een deskundigenonderzoek laten uitvoeren door drs. W.F.F. Fagel, die concludeert dat het veel waarschijnlijker is dat de handtekening en het handschrift niet door de gedaagde zijn geplaatst, maar dat er sprake is van vervalsing. De kantonrechter oordeelt dat Fiducré niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, waardoor de vordering wordt afgewezen. Fiducré wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de gedaagde worden begroot op € 456,50. De kosten voor de deskundige blijven voor rekening van Fiducré, die het voorschot al heeft betaald.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10850922 CV EXPL 23-33453
datum uitspraak: 16 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Fiducré N.V.,
vestigingsplaats: Brussel (België),
eiseres,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders en Juristen B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F. Özer.

1.De verdere procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 1 november 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • het deskundigenrapport van 12 maart 2025;
  • de akte van Fiducré van 15 april 2025;
  • de akte van [gedaagde] van 15 april 2025.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Fiducré eist in deze procedure (na vermindering van haar eis) dat [gedaagde] € 25.000,- aan haar betaalt. Deze vordering baseert zij op een borgstelling die door [gedaagde] ondertekend zou zijn, waaruit volgt dat [gedaagde] in privé tot een bedrag van € 35.537,- borg staat voor een zakelijk krediet van [naam vennootschap] . Deze (Belgische) vennootschap is failliet verklaard en Fiducré heeft een beroep gedaan op de borgstelling.
2.2.
[gedaagde] heeft (gemotiveerd) betwist dat de handtekening onder de borgstelling door hem is gezet en dat het handschrift (de handgeschreven tekst) ‘goed voor hoofdelijke en ondeelbare borgstelling’ door hem is geschreven. De kantonrechter heeft Fiducré daarom opgedragen om te bewijzen dat de handtekening en het handschrift door [gedaagde] zijn geplaatst.
2.3.
Fiducré heeft bij akte van 21 mei 2024 stukken overgelegd om aan de bewijsopdracht te voldoen, namelijk:
  • een kopie van het paspoort van [gedaagde] ;
  • de verkoopovereenkomst van de BMW waarvoor het zakelijk krediet is afgesloten;
  • een e-mail van ING (de verstrekker van het krediet) om de overeenkomst te ondertekenen;
  • een uittreksel uit het Belgisch Staatsblad, waaruit blijkt dat [gedaagde] sinds 1 januari 2019 de enige zaakvoerder is geweest van [naam vennootschap] .
Fiducré heeft in de akte ook aangegeven dat zij wil dat er een handschriftdeskundige wordt benoemd als de kantonrechter vindt dat Fiducré met het overleggen van deze stukken (nog) niet heeft voldaan aan de bewijsopdracht.
Het deskundigenonderzoek
2.4.
Bij tussenvonnis van 1 november 2024 heeft de kantonrechter een deskundigenonderzoek bevolen en als (handschrift)deskundige benoemd drs. W.F.F. Fagel in Amsterdam. De deskundige moest de volgende vragen beantwoorden:
1. Kunt u vaststellen of en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid de handtekening onderaan blz 2/4 van de als productie 1 bij de dagvaarding van 12 december 2023 gevoegde overeenkomst door [gedaagde] is geplaatst?
2. Kunt u vaststellen of de handgeschreven tekst onderaan blz 2/4 van productie 1 bij de dagvaarding door [gedaagde] is geschreven?
3. Kunt u uiteenzetten hoe u tot uw antwoord onder 1 en 2 bent gekomen?
4. Heeft u voldoende (vergelijkings)materiaal ontvangen en/of kunnen verzamelen om een gedegen antwoord op vraag 1 en 2 te kunnen geven?
5. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.5.
In zijn rapport van 12 maart 2025 vermeldt de deskundige dat hij twee hypothesen heeft opgesteld voor de betwiste handtekening:
H1. De betwiste handtekening is een authentieke handtekening van [gedaagde] ;
H2. De betwiste handtekening is een vervalsing van de handtekening van [gedaagde] .
Ook heeft hij twee hypothesen opgesteld voor het betwiste handschrift (de tekst ‘goed voor hoofdelijke en ondeelbare borgstelling’):
T1. Het betwiste handschrift is geproduceerd door [gedaagde] ;
T2. Het betwiste handschrift is geproduceerd door een willekeurige andere persoon.
Op pagina 12 van zijn rapport, onder het kopje ‘conclusies’ vermeldt de deskundige:
“De resultaten van het vergelijkend onderzoek zijnveel waarschijnlijker wanneer hypothese H2 waar is
(de betwiste handtekening is een vervalsing) dan wanneer hypothese H1 waar is.”
en
“De resultaten van het vergelijkend onderzoek zijnveel waarschijnlijker wanneer hypothese T2 waar is
(iemand anders dan [gedaagde] heeft de tekst op de overeenkomst geschreven) dan wanneer hypothese T1 waar is.
2.6.
Partijen zijn door de deskundige in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken op het concept-rapport en hebben laten weten geen opmerkingen te hebben. In de akte van 15 april 2025 heeft Fiducré bevestigd dat zij geen opmerkingen heeft op het rapport. [gedaagde] merkt in zijn akte van diezelfde datum op dat Fiducré volgens hem niet is geslaagd in de bewijsopdracht.
Fiducré is niet geslaagd in haar bewijsopdracht
2.7.
De kantonrechter oordeelt dat Fiducré er niet in is geslaagd om te bewijzen dat de handtekening en het handschrift onder de borgstelling door [gedaagde] zijn geplaatst. Dit betekent dat niet komt vast te staan dat er sprake is van een (geldige) borgstelling door [gedaagde] en dat daarom een grondslag voor de vordering van Fiducré ontbreekt. Haar vorderingen worden daarom afgewezen.
2.8.
Uit de door Fiducré overgelegde stukken volgt niet dat [gedaagde] degene is geweest die de handtekening en het handschrift onder de borgstelling heeft geplaatst. Hoewel [gedaagde] inderdaad geen kopie heeft overgelegd van een aangifte van ontvreemding/vermissing van zijn paspoort, kan gelet op zijn stellingen, zeker in combinatie met de bevindingen van de deskundige, niet worden uitgesloten dat sprake is van identiteitsfraude. De overgelegde kopie van het paspoort kan daarom geen bewijs opleveren van de omstandigheid dat [gedaagde] zelf zou hebben getekend. In geval van identiteitsfraude is de omstandigheid dat [gedaagde] de enige zaakvoerder was onvoldoende om er (toch) vanuit te gaan dat hij heeft getekend. Ook de koopovereenkomst is niet relevant, nu dit niets zegt over of [gedaagde] de borgstelling zelf heeft getekend. Tot slot levert ook een e-mail van ING aan [gedaagde] geen bewijs op van het al dan niet door hem zelf zetten van de handtekening en het plaatsen van het handschrift. Omdat de stukken op zichzelf (al) onvoldoende bewijs opleverden, heeft de kantonrechter bij tussenvonnis van 1 november 2024 een deskundigenonderzoek bevolen.
2.9.
Uit de hiervoor aangehaalde conclusies van de deskundige volgt dat het (veel) waarschijnlijker is dat [gedaagde]
nietde handtekening en het handschrift onder de borgstelling heeft gezet dan dat dit wel het geval is. De deskundige gaat ervan uit dat er inderdaad sprake is van vervalsing door een derde. Fiducré is daarom niet geslaagd in de opdracht om te bewijzen dat de handtekening en het handschrift door [gedaagde] zijn geplaatst.
Fiducré moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van Fiducré, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Fiducré aan [gedaagde] moet betalen op € 271,50 aan salaris voor de gemachtigde (0,5 punten × € 543,-), € 50,- aan (verlet)kosten voor [gedaagde] zelf en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 456,50. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De kosten voor de deskundige (€ 2.662,- inclusief btw) blijven voor rekening van Fiducré, die het voorschot ook al heeft betaald.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering van Fiducré af;
3.2.
veroordeelt Fiducré in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 456,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909