Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De verdere procedure
- het tussenvonnis van 1 november 2024 en de daarin genoemde stukken;
- het deskundigenrapport van 12 maart 2025;
- de akte van Fiducré van 15 april 2025;
- de akte van [gedaagde] van 15 april 2025.
2.De verdere beoordeling
- een kopie van het paspoort van [gedaagde] ;
- de verkoopovereenkomst van de BMW waarvoor het zakelijk krediet is afgesloten;
- een e-mail van ING (de verstrekker van het krediet) om de overeenkomst te ondertekenen;
- een uittreksel uit het Belgisch Staatsblad, waaruit blijkt dat [gedaagde] sinds 1 januari 2019 de enige zaakvoerder is geweest van [naam vennootschap] .
(de betwiste handtekening is een vervalsing) dan wanneer hypothese H1 waar is.”
(iemand anders dan [gedaagde] heeft de tekst op de overeenkomst geschreven) dan wanneer hypothese T1 waar is.”
nietde handtekening en het handschrift onder de borgstelling heeft gezet dan dat dit wel het geval is. De deskundige gaat ervan uit dat er inderdaad sprake is van vervalsing door een derde. Fiducré is daarom niet geslaagd in de opdracht om te bewijzen dat de handtekening en het handschrift door [gedaagde] zijn geplaatst.