Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
- [eiser], met zijn advocaat; en
- [gedaagden], met hun advocaat en mevrouw W. Versteeg als toehoorder.
1.De beoordeling
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2025, vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. van der Mersch, de opheffing van een beslag dat door gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Kegreisz, op zijn onverdeelde helft van een appartementsrecht was gelegd. De voorzieningenrechter, mr. C. Bouwman, moest beoordelen of er voldoende gronden waren voor de opheffing van het beslag, waarbij de beoordeling zich beperkte tot de ondeugdelijkheid van het door gedaagden ingeroepen recht. Eiser erkende dat hij een BouwGarant-certificaat had vervalst, maar betwistte dat hij onrechtmatig had gehandeld tegenover gedaagden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat gedaagden op de hoogte waren van de vervalsing, en dat eiser in kort geding niet kon bewijzen dat hij niet onrechtmatig had gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van gedaagden om het beslag te handhaven zwaarder woog dan het belang van eiser om het beslag op te heffen. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.616,00 werden begroot, inclusief wettelijke rente. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad.