ECLI:NL:RBROT:2025:6568

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/10/683734 / HA ZA 24-672
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsverplichtingen van cliënt ten aanzien van facturen voor verleende diensten door advocatenkantoor

In deze zaak heeft e-Legal Incasso Advocaten B.V. een vordering ingesteld tegen [persoon A] c.s. voor onbetaalde facturen die voortvloeien uit juridische werkzaamheden verricht voor [bedrijf A] en [persoon A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat e-Legal de overeenkomsten van opdracht is aangegaan met [persoon A] c.s. en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de facturen. De rechtbank oordeelt dat de facturen volledig betaald dienen te worden door [persoon A] c.s. De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft de vorderingen van e-Legal toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten, en heeft [persoon A] c.s. veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen rechtsverhouding is ontstaan op basis van een borgstelling en dat het kostenbeding in de overeenkomst niet nietig is. De uitspraak is gedaan op 14 mei 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683734 / HA ZA 24-672
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
E-LEGAL INCASSO ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat [naam advocaat 1] te Rotterdam,
tegen

1.[bedrijf A] . ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.J. Noteboom te Gorinchem.
Partijen worden hierna e-Legal, [bedrijf A] en [persoon A] genoemd. [bedrijf A] en [persoon A] worden hierna samen [persoon A] c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

e-Legal heeft juridische werkzaamheden verricht voor [bedrijf A] , dan wel [persoon A] c.s. Op enig moment bleven de facturen van e-Legal onbetaald. In de kern verschillen partijen van mening (i) over de vraag of e-Legal de overeenkomsten van opdracht alleen is aangegaan met [bedrijf A] of met [persoon A] c.s. (dus zowel met [bedrijf A] als met [persoon A] in persoon) en (ii) over de omvang van de betalingsverplichtingen.
In dit vonnis stelt de rechtbank vast dat e-Legal de overeenkomsten van opdracht is aangegaan met [persoon A] c.s. Ook stelt de rechtbank vast dat de facturen van e-Legal volledig betaald dienen te worden door [persoon A] c.s.
Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissingen is gekomen.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juli 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met producties;
  • de oproepingsbrieven van deze rechtbank;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte met producties in conventie, met producties;
  • de akte inhoudende verduidelijking (c.q. wijziging) van eis van [persoon A] c.s., tevens in het geding brengen producties, met producties;
  • de mondelinge behandeling van 16 januari 2025;
  • de spreekaantekeningen van e-Legal; en
  • de spreekaantekeningen van [persoon A] c.s.
3. De feiten [1]
3.1.
e-Legal is een advocatenkantoor. [persoon A] is de directeur en aandeelhouder van [bedrijf A] . e-Legal heeft [bedrijf A] , dan wel [persoon A] c.s., in 2024 bijgestaan in twee samen-hangende zakelijke geschillen: één geschil met De Tocht B.V. (hierna: De Tocht), en één geschil met Sparkle Publishing B.V. (hierna: Sparkle). [bedrijf A] meent zowel vorderingen op De Tocht als op Sparkle te hebben.
3.2.
e-Legal heeft haar werkzaamheden in eerste instantie verricht als buitengerechtelijke incassowerkzaamheden op
no cure no paybasis. Later heeft zij haar werkzaamheden op betaalde basis (uurtarief) verricht.
3.3.
e-Legal heeft voor de buitengerechtelijke incasso in beide geschillen een separate opdrachtbevestiging van 20 maart 2024 gezonden. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:

VERTROUWELIJK
[bedrijf A] .
De heer [persoon A]
[adres]
[postcode] [woonplaats] ”
(...)
Reikwijdte incasso-opdracht
Het buitengerechtelijke incassotraject is erop gericht om uw debiteur onder druk van de bovenvermelde incassomaatregelen tot betaling van uw vordering te forceren. Het buitengerechtelijke incassotraject betreft een standaardmatig en deels geautomatiseerd traject. Dit traject is bedoeld en effectief voor onbetwiste vorderingen, zoals facturen, leningen en huurincasso, waarover geen discussie bestaat. Van dergelijke vorderingen kan onder voldoende druk namelijk vaak betaling worden afgedwongen. Onze werkzaamheden in het buitengerechtelijke incassotraject beperken zich tot de bovenvermelde incassomaatregelen en strekken zich niet uit tot maatwerk in verband met betwisting van uw vordering of anderszins. Ook wordt geen onderzoek verricht, zoals dossieronderzoek of juridisch onderzoek. Voor meer informatie over de mogelijkheden bij vorderingen die worden betwist of waarvoor anderszins maatwerk noodzakelijk is - en voor informatie over rechtsmaatregelen - verwijs ik u graag naar de bijlage (...).
Opdrachtgevers
Voor de onderhavige opdracht treden [bedrijf A] . en u in persoon gezamenlijk als opdrachtgever op.
(...)”
3.4.
In de bijlage ‘Informatie over maatwerk incasso en rechtsmaatregelen’ die aan beide opdrachtbevestigingen was gehecht, staat voor zover hier van belang, het volgende:
“Geen maatwerk
Zoals vermeld in de opdrachtbevestiging verrichten wij in het (standaard) buitengerechtelijke incassotraject geen maatwerk in verband met betwisting van uw vordering of anderszins. Het incassotarief in incassozaken is namelijk niet afgestemd op maatwerk werkzaamheden.
Geen inhoudelijk betwiste vorderingen
De gedragsregels voor advocaten staan ons bovendien niet toe om inhoudelijk betwiste vorderingen op basis van een incassotarief te behandelen. Van een inhoudelijk betwiste vordering is sprake als de betwisting naar ons inzicht niet snel en eenvoudig kan worden weerlegd. Een inhoudelijke betwisting dient uiteraard wel serieus te zijn en feitelijk of juridisch te zijn onderbouwd. (...)
Aanvullende prijsafspraak voor maatwerk
Voor maatwerk werkzaamheden kan desgewenst een aanvullende prijsafspraak worden gemaakt op basis van een vrijblijvend prijsvoorstel. Hetzelfde geldt voor eventuele onderzoeken die wij u kunnen adviseren te laten uitvoeren in uw dossier, zoals een verhaalsonderzoek, een onderzoek naar steunvorderingen of juridisch onderzoek.
Rechtsmaatregelen
Als het buitengerechtelijke incassotraject niet tot (volledige) betaling leidt, kunnen wij vrijblijvend adviseren over mogelijke rechtsmaatregelen, zoals gerechtelijke incasso, conservatoire beslaglegging of een faillissementsaanvraag als incassomiddel. U ontvangt in dat geval een uitgebreid procesadvies voorzien van een vrijblijvend prijsvoorstel. Eventuele rechtsmaatregelen zijn dus geen onderdeel van het buitengerechtelijke incassotraject en worden pas genomen na ontvangst van uw akkoord en betaling conform het procesadvies. (...)
Eventuele vervolgopdrachten
Bij een vervolgopdracht voor maatwerk, rechtsmaatregelen of anderszins, blijft de onderliggende incasso-opdracht in stand. Een prijsafspraak voor vervolgwerkzaamheden strekt niet ter vervanging van eerdere prijsafspraken voor eerdere werkzaamheden. Dit betekent dat als de ter incasso uit handen gegeven vordering (alsnog) wordt betaald, de over de vordering verschuldigde rente en incassokosten zoals vermeld in ons digitale dossier aan ons kantoor toekomen als vergoeding voor de al verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden, ongeacht de omvang daarvan.”
3.5.
Op de hiervoor bedoelde overeenkomsten van opdracht zijn de algemene voorwaarden van e-Legal van toepassing verklaard. Deze algemene voorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“2.2 Alle opdrachten (…) worden uitsluitend aanvaard en uitgevoerd door of namens e-Legal. (…) De toepasselijkheid van de artikelen 7:404, 7:407 lid 2 en 7:409 BW wordt uitdrukkelijk uitgesloten. (…)
5.2
Het basis uurtarief bedraagt € 250. Het basis uurtarief geldt voor zaken met een financieel belang van niet meer dan € 100.000 (…). Het basis uurtarief geldt niet (…) bij spoed.
5.3
Het verhoogde uurtarief bedraagt € 325. Het verhoogde uurtarief geldt voor zaken met een financieel belang van meer dan € 100.000 (…) Het verhoogde uurtarief geldt niet bij spoed. (…)
5.4
Het spoed uurtarief bedraagt € 375. (…)
5.6
Als het honorarium wordt vastgesteld op uurbasis, wordt het honorarium vermeerderd met een forfaitaire vergoeding voor kantoorkosten van 8% (…)
5.1
De ten behoeve van de opdrachtgever gemaakte kosten (zoals griffierecht, deurwaarderskosten, vertaalkosten, koerierskosten, reiskosten, kosten van uittreksels en de kosten van ingeschakelde derden) worden aanvullend bij de opdrachtgever in rekening gebracht. (…)
5.14
Eventuele bezwaren tegen een factuur dienen binnen 14 dagen na factuurdatum schriftelijk door e-Legal te zijn ontvangen, bij gebreke waarvan alle rechten terzake komen te vervallen. (…)
5.16
Alle tarieven en kosten zijn exclusief btw. (…)
6.2
Door het verstrijken van de betalingstermijn is de opdrachtgever van rechtswege in verzuim, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling is vereist. Opdrachtgever is alsdan een rente verschuldigd van 1,5% per maand, tenzij de opdrachtgever een consument is in welk geval de wettelijke rente is verschuldigd.”
3.6.
In e-mails van 21 maart 2024 heeft [persoon A] de beide incasso-opdrachten bevestigd.
3.7.
e-Legal heeft buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht met betrekking tot de vorderingen van [bedrijf A] op De Tocht en Sparkle.
3.8.
De vorderingen werden door De Tocht en Sparkle in beide zaken inhoudelijk betwist. Bij grotendeels gelijkluidende brieven van 5 april 2024 (inzake Sparkle) en 18 april 2024 (inzake De Tocht) heeft e-Legal [bedrijf A] dan wel [persoon A] c.s. een voorstel gedaan voor vervolgwerkzaamheden op basis van een uurtarief:
“In bovenvermeld dossier heeft de debiteur uw vordering inmiddels inhoudelijk betwist. Van een inhoudelijk betwiste vordering is sprake als de betwisting niet eenvoudig kan worden weerlegd.
Om het verweer van uw debiteur te kunnen weerleggen, dient het dossier te worden bestudeerd en met u te worden besproken. Vervolgens kan er in overleg met u een inhoudelijke reactie worden opgesteld om het verweer te weerleggen, uw debiteur voor een laatste keer tot betaling te sommeren en eventueel om rechtsmaatregelen aan te zeggen. Hiervoor is logischerwijs maatwerknoodzakelijk, waarop onze gemaakte afspraken vooralsnog niet toezien gelet op de door u verstrekte incasso-opdracht.
Daarbij komt dat de gedragsregels voor advocaten het ons kantoor niet toestaan om inhoudelijk betwiste vorderingen te behandelen op basis van no cure no pay en/of een incassotarief.
Gezien het voorgaande kan uw dossier niet langer op die basis worden vervolgd. Wel kan uw dossier desgewenst op uurbasis worden voortgezet. Ik licht hieronder toe wat dit inhoudt.
Voortzetting op uurbasis
Dit houdt in dat alle vervolgwerkzaamheden in rekening worden gebracht op uurbasis. Voor deze zaak geldt - behoudens spoed - ons verhoogde uurtarief ad € 325. [2] Ons uurtarief is excl. 8% kantoorkosten en 21% btw. Voor meer informatie zie artikel 5 van onze algemene voorwaarden.
Kostenindicatie
Het is in dit stadium nog niet mogelijk om een concrete indicatie voor de kosten te verstrekken. Uw dossier moet immers nog worden bestudeerd en met u worden besproken, waarna de verdere aanpak in overleg kan worden afgestemd. Wel kan in algemene zin worden gezegd dat er in een gemiddelde zaak doorgaans ca. 6 tot 10 uur nodig is voor een eerste vervolgstap, dus voor de vervolgwerkzaamheden zoals vermeld in de 2e alinea van deze brief. Dit betreft zoals vermeld een algemene kostenindicatie, dus los van de bijzonderheden van uw zaak. Hieraan kunnen dus geen rechten worden ontleend voor uw concrete zaak. Wel worden de vervolgwerkzaamheden altijd transparant inzichtelijk gemaakt aan de hand van een uitgebreide specificatie bij de factuur van de verrichte vervolgwerkzaamheden en de bestede tijd. (…)”
3.9.
[persoon A] heeft in e-mails van 7 april 2024 (inzake Sparkle) en 22 april 2024 (inzake De Tocht) ingestemd met deze voorstellen.
3.10.
Op 21 mei 2024 (inzake Sparkle) en 22 mei 2024 (inzake De Tocht) heeft e-Legal procesadviezen over conservatoir beslag gestuurd aan [bedrijf A] / [persoon A] c.s. In die adviezen staat dat vanwege het financiële belang een verhoogd uurtarief geldt van € 325,00 maar dat voor spoedwerkzaamheden het spoedtarief van € 375,00 geldt en dat e-Legal (behoudens tegenbericht van [persoon A] c.s.) de werkzaamheden met spoed zal uitvoeren. Alle uurtarieven zijn exclusief 8% kantoorkostenopslag en btw. Verder staat in de adviezen dat nog geen concrete kostenopgave gedaan kan worden, maar dat de advocatenkosten voor het leggen van beslag in een gemiddelde zaak circa € 3.000,00 a € 5.000,00 bedragen. Ook wordt gemeld dat er bijkomende kosten zijn, zoals griffierecht en de kosten van een deurwaarder. Op 22 mei 2024 heeft [persoon A] bericht dat hij instemde met de voortgang van de beide procedures. Er zijn vervolgens meerdere beslagen gelegd op 24, 27, 28 en 30 mei 2024.
3.11.
e-Legal heeft op 28 mei 2024 aan [bedrijf A] / [persoon A] c.s. een procesadvies uitgebracht over een kort geding tegen De Tocht. Daarin staat in verband met de advocatenkosten dat de werkzaamheden behoudens tegenbericht met spoed worden uitgevoerd (de rechtbank leest hierin dat daarvoor dan het spoedtarief geldt). Verder staat in de brief dat e-Legal geen concrete kostenindicatie kan geven, maar dat de advocatenkosten van een kort geding in een gemiddelde zaak al snel minimaal € 5.000,00 (ex btw) bedragen. Ook wordt vermeld dat het griffierecht € 6.617,00 zal bedragen en worden enkele bijkomende kosten genoemd.
3.12.
Op 30 mei 2024 heeft e-Legal, voor zover hier van belang, het volgende gemaild aan [bedrijf A] dan wel [persoon A] c.s.:
“Beste [voornaam persoon A] ,
Naar aanleiding van ons telefoongesprek stuur ik jou deze e-mail met betrekking tot het betalen van factuur [factuurnummer 1] en factuur [factuurnummer 2] .
Jij hebt aangegeven dat het op dit moment niet haalbaar is om deze facturen te betalen en dat je hier meer tijd voor nodig hebt. Wij zijn bereid om jou vier weken de tijd te geven om deze facturen te betalen. Wel willen wij een bevestiging van jou ontvangen dat jij factuur [factuurnummer 1] en factuur [factuurnummer 2] uiterlijk 27-06-2024 betaalt en dat jij deze facturen onvoorwaardelijk erkent, dus dat daarover in een later stadium niet alsnog discussie moet worden gevoerd.
De verschotten dienen zoals besproken steeds vooraf te worden betaald omdat dit out-of-pocket kosten zijn.
Wat betreft onze overige werkzaamheden (zowel onderhanden werk als vervolgwerkzaamheden) geldt dat wij deze ook later zullen factureren. Wij laten jou nog weten per wanneer. Wel sturen wij jou tussentijds urenspecificaties, zodat je zicht hebt op de werkzaamheden en de omvang van de kosten. Ook hiervoor geldt dat wij er behoudens jouw eventuele tegenberichten per omgaande in reactie op deze tussentijds urenspecificaties vanuit gaan dat deze werkzaamheden en kosten akkoord zijn en later niet alsnog ter discussie worden gesteld. Anders is ons kantoor namelijk niet tot deze voorfinanciering bereid, waarbij we immers blijven doorwerken aan jouw zaak.
Na jouw akkoord met deze afspraken te hebben ontvangen, kunnen wij de werkzaamheden in jouw dossiers hervatten aangezien de werkzaamheden voor de kort gedingen zo spoedig mogelijk dienen te worden hervat.”
3.13.
[persoon A] heeft in een latere e-mail van 30 mei 2024 ingestemd met de punten uit de onder 3.12 aangehaalde e-mail.
3.14.
e-Legal heeft op 3 juni 2024 aan [bedrijf A] / [persoon A] c.s. een procesadvies uitgebracht over een kort geding tegen Sparkle. Over de kosten daarvan staat hetzelfde als in het procesadvies van 28 mei 2024 (zie 3.11, de 2de, 3de en 4de zin).
3.15.
e-Legal heeft namens [bedrijf A] Sparkle en De Tocht gedagvaard in kort geding. De mondelinge behandeling van deze twee kortgedingen vond plaats bij de voorzieningen-rechter in Leeuwarden op 26 juni 2024.
3.16.
Op 2 juli 2024 heeft [persoon A] , in reactie op een verzoek van e-Legal om een betalingsvoorstel voor openstaande facturen, gemaild dat hij de facturen zou uitzoeken omdat er getallen niet met elkaar overeenkwamen. Op 8 juli 2024 heeft hij over de openstaande facturen het volgende gemaild aan e-Legal:
“Zoals aangegeven heb ik intern beraad heb gehad, om e.e.a. gefinancierd te krijgen. Daarvoor heb ik het intern beraad zo uitgebreid mogelijk geïnformeerd. De financiering is niet het probleem, echter is er veel kritiek op de hoogte van de facturen (...) .
Ik wil je daarom ook vragen e.e.a. nog eens kritisch onder de loep te nemen en mij hierover met enige uitleg hierover te berichten, zodat ik e.e.a. dit intern kan bespreken en duidelijkheid kan scheppen, zodat we voort kunnen.”
3.17.
Eveneens op 8 juli 2024 heeft e-Legal de opdrachten van [bedrijf A] / [persoon A] c.s. opgezegd vanwege een betalingsachterstand van € 69.880,98 (exclusief rente en kosten). Dat betrof volgens de opzeggingsbrief de volgende facturen:
Factuurnummer Factuurdatum Vervaldatum Bedrag
[factuurnummer 1] - De Tocht 27-05-2024 29-06-2024 € 15.031,55
[factuurnummer 2] - Sparkle 28-05-2024 30-05-2024 € 6.954,96
[factuurnummer 3] - Sparkle 01-07-2024 01-07-2024 € 21.062,74
[factuurnummer 4] - De Tocht 01-07-2024 01-07-2024 € 26.831,73
Bij aanvullende brief van 8 juli 2024 heeft e-Legal eindafrekeningen in beide dossiers gezonden. Dat betreft dezelfde facturen als hiervoor vermeld, met twee creditnota van 8 juli 2024 (€ 1.283,69 en € 1.291,31), resulterend in een hoofdsom van € 67.305,98.
3.18.
De voorzieningenrechter heeft op 17 juli 2024 vonnis gewezen in de kortgedingen tegen De Tocht en Sparkle. De vorderingen van [bedrijf A] werden afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
E-Legal vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [persoon A] c.s. hoofdelijk veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- een bedrag van € 67.305,98 terzake de hoofdsom:
-
primair: een bedrag van € 1.057,40 terzake de rente tot 22 juli 2024, vermeerderd met de contractuele rente zoals vermeld onder randnummer 3.1 van de dagvaarding over € 67.305,98 vanaf 22 juli 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
-
subsidiair: de wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 67.305,98 - steeds na creditmutatie - vanaf de respectieve vervaldata van de vordering(en) zoals vermeld onder randnummer 2.1 van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
-
meer subsidiair: de wettelijke rente over de hoofdsom van € 67.305,98 - steeds na creditmutatie - vanaf de respectieve vervaldata van de vordering(en) zoals vermeld onder randnummer 2.1 van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 1.448,06 terzake de buitengerechtelijke incassokosten;
- een bedrag van € 992,16 terzake de beslagkosten;
- de proceskosten, vermeerderd met rente.
4.2.
[persoon A] c.s. voeren verweer en verzoeken de rechtbank om de vorderingen van e-Legal af te wijzen en e-Legal in de proceskosten te veroordelen.
4.3.
[persoon A] c.s. vorderen op hun beurt – na verduidelijking c.q. wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad:
- e-Legal veroordeelt om aan [bedrijf A] te betalen een bedrag van € 3.383,26, te vermeerderen met rente;
- voor recht verklaart dat:
primair:er tussen e-Legal en [persoon A] geen rechtsverhouding is ontstaan op grond van een overeenkomst van opdracht;
subsidiair:een eventuele rechtsverhouding tussen e-Legal en [persoon A] op grond van een borgstelling nietig is;
meer subsidiair:het kostenbeding in de (betwiste) overeenkomst van opdracht tussen e-Legal en [persoon A] nietig is.
- in alle gevallen: bij vonnis e-Legal veroordeelt in de proceskosten.
4.4.
e-Legal voert verweer en verzoekt deze rechtbank tot afwijzing van de vordering van [persoon A] c.s., kosten rechtens.

5.De beoordeling

in conventie
Opdrachtgever(s) – wie is gehouden aan de betalingsverplichtingen te voldoen?
5.1.
Tussen partijen is allereerst in geschil wie de opdrachtgevers van e-Legal zijn. e-Legal stelt dat de overeenkomsten zowel zijn aangegaan met [bedrijf A] , als met [persoon A] in persoon. [persoon A] c.s. betwisten dit en menen dat slechts [bedrijf A] de overeenkomsten is aangegaan en gebonden is aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit die overeenkomsten. [persoon A] c.s. heeft verklaard dat het nimmer de bedoeling is geweest dat [persoon A] in persoon aansprakelijk zou zijn en dat [persoon A] hier ook niet mee heeft ingestemd.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten van opdrachten met e-Legal zowel zijn aangegaan door [bedrijf A] als door [persoon A] in persoon. Zij motiveert dat oordeel als volgt.
5.3.
De opdrachtbevestigingen van e-Legal van 20 maart 2024 (zie 3.3) vermelden expliciet dat voor de twee opdrachten zowel [bedrijf A] als [persoon A] in persoon gezamenlijk als opdrachtgever optreden. [persoon A] heeft vervolgens met de opdrachtbevestigingen ingestemd (zie 3.6). Daarmee hebben zowel [bedrijf A] als [persoon A] zich jegens e-Legal gebonden voor die twee opdrachten.
5.4.
[persoon A] c.s. hebben aangevoerd dat de te verrichten werkzaamheden op geen enkele wijze betrekking hadden op [persoon A] en dat er geen aanleiding of juridische noodzaak was om [persoon A] als medeopdrachtgever bij de opdracht te betrekken. e-Legal heeft dat gemotiveerd betwist. Volgens e-Legal was [persoon A] ook in persoon als wederpartij betrokken in de onderliggende geschillen met De Tocht en Sparkle. Die betrokkenheid bleek al uit de beschikbare stukken die bij aanvang van de werkzaamheden aan e-Legal zijn verstrekt en die betrokkenheid werd des te meer duidelijk naarmate er meer stukken beschikbaar kwamen. Uiteindelijk gingen de onderliggende zaken ook om een mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid van [persoon A] , die (indirect) bestuurder van De Tocht is geweest. [persoon A] c.s. hebben hier onvoldoende tegenin gebracht. Dat betekent dat voldoende vast staat dat de werkzaamheden die e-Legal uit zou voeren (en ook hebben uitgevoerd) in het kader van de geschillen met De Tocht en Sparkle óók de positie van [persoon A] in persoon betroffen.
5.5.
Enige tijd later zijn partijen alsnog overeengekomen dat e-Legal op betalende basis werkzaamheden ging verrichten. Volgens [persoon A] c.s. zijn op dat moment nieuwe overeenkomsten van opdracht gesloten en zou uit die opdrachtbevestigingen niet blijken dat [persoon A] in persoon opdrachtgever is. [persoon A] c.s. betwisten daarom dat [persoon A] gehouden is om de facturen van e-Legal te voldoen. e-Legal heeft dit betwist. Zij stelt dat er per onderliggende zaak slechts sprake is van één opdrachtovereenkomst met aanvullende prijsafspraken voor vervolgwerkzaamheden.
5.6.
Gelet op het feit dat [bedrijf A] en [persoon A] beiden opdrachtgever waren onder de oorspronkelijke (no cure no pay) opdrachten, moet geoordeeld worden dat zij dat ook waren voor de vervolgopdrachten. De oorspronkelijke opdrachten maakten duidelijk dat voor maatwerk (lees: niet standaard incasso) vervolgopdrachten nodig waren en vervolgens zijn die vervolgopdrachten gegeven. Het gaat dus niet om nieuwe opdrachten die geheel los stonden van de oorspronkelijke opdrachten. Omdat partijen daarbij niet zijn afgeweken van de oorspronkelijke ‘rolverdeling’ met [bedrijf A] en [persoon A] als medeopdrachtgevers, mochten en moesten zij over er weer er van uitgaan dat dit zou blijven gelden.
5.7.
[persoon A] c.s. hebben subsidiair aangevoerd dat ten aanzien van [persoon A] sprake is van een particuliere borgstelling en dat die borgstelling nietig is. Die stelling is gebaseerd op de veronderstelling dat [persoon A] materieel geen partij is bij de onderliggende geschillen. Hiervoor is evenwel geoordeeld dat [persoon A] wel in persoon betrokken was bij die geschillen en dat hij kwalificeert als (mede)opdrachtgever van e-Legal. Voor zover [persoon A] c.s. hiermee (ook) bedoelen te stellen dat e-Legal de opdrachtovereenkomsten zo heeft moeten begrijpen dat [persoon A] zich uitsluitend als borg heeft verbonden, hebben [persoon A] c.s. dat onvoldoende onderbouwd. Ook dit verweer houdt dus geen stand. Dit geldt ook voor het verweer dat [persoon A] een consument zou zijn en dat het kostenbeding uit de overeenkomsten niet voldoet aan de eisen die daarvoor voor consumenten gelden. [persoon A] handelde immers niet als consument maar in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep.
5.8.
[persoon A] c.s. voeren nog aan dat de facturen door e-Legal aan [bedrijf A] zijn gestuurd en dat [bedrijf A] deze (in ieder geval deels) ook heeft betaald. Dat doet er evenwel niets aan af dat zowel [persoon A] als [bedrijf A] zich jegens e-Legal hebben verbonden als opdrachtgever bij de twee overeenkomsten van opdracht. Voor zover [persoon A] c.s. hiermee willen aanvoeren dat dit maakt dat zij de opdrachtovereenkomsten niet zo hoefden te begrijpen dat ook [persoon A] zich jegens e-Legal verbond, slaagt dit gelet op het voorgaande niet.
5.9.
e-Legal heeft als aanvullende grond van haar vordering bestuurdersaansprakelijkheid van [persoon A] gesteld. Nu de rechtbank reeds oordeelt dat [persoon A] in persoon, naast [bedrijf A] , gebonden is jegens e-Legal als opdrachtgever, hoeft deze aanvullende grond geen verdere bespreking.
5.10.
In beginsel kunnen [persoon A] en [bedrijf A] dus beiden worden aangesproken tot nakoming van de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de opdrachtovereenkomsten met e-Legal. In dit geval is, gelet op artikel 7:407 lid 1 BW, bovendien sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid.
De omvang van de betalingsverplichtingen
5.11.
[persoon A] c.s. betwisten dat zij het door e-Legal gevorderde bedrag van € 67.305,98 verschuldigd zijn. Het verweer van [persoon A] c.s. luidt dat e-Legal zich niet heeft gehouden aan haar gemaakte kosteninschatting. Daarnaast zou e-Legal toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van de opdrachtovereenkomsten door onder andere niet tijdig beslag te leggen in de onderliggende zaken tegen De Tocht en Sparkle. Ook zou het door e-Legal in rekening gebrachte loon niet redelijk zijn volgens [persoon A] c.s., zodat er te veel is gefactureerd.
e-Legal stelt zich op het standpunt dat zij [persoon A] c.s. conform de gemaakte prijsafspraken heeft gefactureerd en dat zij [persoon A] c.s. heeft voorzien van deugdelijke urenspecificaties.
5.12.
De rechtbank oordeelt dat e-Legal recht heeft op betaling van haar facturen door [persoon A] c.s. Dit betekent dat e-Legal nog een vordering van € 67.305,98 heeft op [persoon A] c.s. ter zake van die facturen. Zij motiveert dat oordeel als volgt.
Niet gehouden aan de gemaakte kosteninschatting
5.13.
Een van de verweren van [persoon A] c.s. luidt dat e-Legal geen duidelijke inschatting heeft gemaakt van de te verwachten kosten c.q. zich niet heeft gehouden aan de gemaakte inschattingen. Zo zou er volgens [persoon A] c.s. voor de in beide onderliggende zaken te entameren kort gedingen een bedrag van € 5.000,00 exclusief btw per kort geding zijn ingeschat en voor de beslaglegging gemiddeld € 4.000,00 per dossier, zodat de totale inschatting € 18.000,00 exclusief btw beliep. Door een totaalbedrag van € 59.498,10 exclusief btw in rekening te brengen heeft e-Legal haar inschatting volgens [persoon A] c.s. fors overschreden. (Bij deze bedragen gaat het steeds om de advocatenkosten, dus het honorarium, niet om de griffierechten en deurwaarderskosten). e-Legal heeft die inschatting later nooit bijgesteld.
5.14.
Uit de opdrachtbevestigingen en de correspondentie (zie 3.3 e.v.) volgt dat e-Legal en [persoon A] c.s. meermaals aanvullende prijsafspraken hebben gemaakt voor de door e-Legal uit te voeren vervolgwerkzaamheden die verder gingen dan de buitengerechtelijke incasso. Daarbij heeft e-Legal duidelijk haar standaard- en spoeduurtarieven kenbaar gemaakt onder vermelding van welke tarieven op welke situaties van toepassing zijn. Ook hebben [persoon A] c.s. op 30 mei 2024 per e-mail de verschuldigdheid van twee specifieke facturen onvoorwaardelijk erkend (zie onder 3.12 en 3.13), te weten factuur [factuurnummer 1] en factuur [factuurnummer 2] . Ook hebben [persoon A] c.s. bevestigd dat zij deze facturen uiterlijk op 27 juni 2024 zouden voldoen. Factuur [factuurnummer 1] is van 27 mei 2024 en bedraagt € 15.031,55 incl. btw (op circa € 30,00 na betreft dit honorarium). Factuur [factuurnummer 2] is van 28 mei 2024 en bedraagt € 6.954,96 incl. btw. In die factuur is een eerder betaald voorschot van € 8.500,00 in mindering gebracht op het honorarium (ex btw). Per saldo ziet factuur [factuurnummer 2] dus op een honorarium van € 17.239,96 (incl. btw). De verschuldigdheid hiervan is dus door [persoon A] c.s. erkend.
5.15.
Ook zijn [persoon A] c.s. op 30 mei 2024 akkoord gegaan met de door e-Legal voorgestelde voorwaarde dat e-Legal ervan uit mag gaan dat [persoon A] c.s. akkoord zijn met de kosten van de vervolgwerkzaamheden behoudens eventuele tegenberichten per omgaande op tussentijdse urenspecificaties van e-Legal. Deze afspraak is specifiek gemaakt tussen e-Legal en [persoon A] c.s. als voorwaarde waaronder e-Legal bereid was om uitstel van betaling te verlenen. Het ziet dus niet op het vervalbeding van de algemene voorwaarden van e-Legal (zie 3.5). Ter uitvoering van deze afspraak zijn er door e-Legal tussentijdse urenspecificaties verzonden op 10 juni 2024, 13 juni 2024 en 27 juni 2024:
  • de specificatie van 10 juni 2024 ziet op de werkzaamheden in de periode 27-05-2024 t/m 05-06-2024 in het dossier De Tocht (productie 4 bij dagvaarding),
  • de specificatie van 13 juni 2024 ziet op de periode 28-05-2024 t/m 10-06-2024 in het dossier Sparkle (productie 5 bij dagvaarding),
  • op 27 juni 2024 heeft e-Legal in beide dossiers een mail gestuurd met (aanvullende) specificaties tot dat moment; in de mails meldt e-Legal dat er op dat moment aan niet gedeclareerde uren € 34.731,48 (incl. btw) open staat in het dossier De Tocht en € 22.254,81 (incl. btw) in het dossier Sparkle (bijlage 33 en 34 bij productie 34 van e-Legal).
Vervolgens zijn deze uren gedeclareerd op 1 juli 2024 (zie 3.17, waarbij in de zaak De Tocht betaalde voorschotten in mindering zijn gebracht).
5.16.
Gesteld noch gebleken is dat [persoon A] c.s. per ommegaande hebben gereageerd op de berichten van 10, 13 en 27 juni 2024. Voor zover concreet gesteld of gebleken hebben zij eerst na ontvangst van de facturen van 1 juli 2024 aangegeven dat de facturen nog bekeken moesten worden en hebben zij pas op 8 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de omvang van de gewerkte uren. [3]
5.17.
Kortom: [persoon A] c.s. hebben de verschuldigdheid van twee van de openstaande facturen ( [factuurnummer 1] en [factuurnummer 2] ) erkend en afspraken gemaakt dat zij per ommegaande zouden reageren op latere urenspecificaties. Gelet op de omvang van die erkende facturen en toegezonden (en niet direct betwiste) specificaties kunnen zij nu niet meer terugvallen op de algemene, niet zaaksgebonden kosteninschattingen uit de procesadviezen. Daar komt bij dat [persoon A] c.s. zelf stellen dat zij begin juni 2024 nog met e-Legal hebben besproken of ze door wilden gaan, gelet op de oplopende kosten. Daar is toen kennelijk voor gekozen. Daarop kan niet teruggekomen worden.
5.18.
In verband met het voorgaande hebben [persoon A] c.s. verder nog aangevoerd dat [naam advocaat 2] de behandelaar van de dossiers zou zijn en dat zij op basis van art. 7:404 BW de opdrachten in beginsel persoonlijk diende uit te voeren. [persoon A] c.s. stellen dat e-Legal in strijd hiermee heeft gehandeld door zonder overleg met [persoon A] c.s. een tweede advocaat, namelijk [naam advocaat 3] , aan de dossiers te laten werken. Bovendien zou [naam advocaat 2] ’s honorarium niet redelijk zijn, gelet op het feit dat zij ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden nog geen vol jaar advocaat-stagiaire was. De werkzaamheden van de tweede advocaat zouden bovendien volgens [persoon A] c.s. primair hebben plaatsgevonden in verband met het controleren van de werkzaamheden van [naam advocaat 2] als advocaat-stagiaire, welke controle volgens [persoon A] c.s. niet in rekening mag worden gebracht.
5.19.
De rechtbank oordeelt dat [persoon A] c.s. hiermee miskennen dat zij – zoals in de opdrachtbevestigingen en in de algemene voorwaarden van e-Legal staat – een opdrachtovereenkomst zijn aangegaan met e-Legal als kantoor tegen vooraf gecommuniceerde bepaalde tarieven en bepaalde voorwaarden en dat er dus niet is gecontracteerd met een individuele advocaat. [persoon A] c.s. zijn uitdrukkelijk akkoord gegaan met deze tarieven en voorwaarden. Bovendien is de toepasselijkheid van art. 7:404 BW, waar [persoon A] c.s. een beroep op doen, uitdrukkelijk uitgesloten tussen partijen en heeft e-Legal voldoende onderbouwd dat [naam advocaat 2] over voldoende kennis en ervaring beschikte om de dossiers te behandelen. De controles zagen – naar e-Legal stelt en [persoon A] c.s. niet gemotiveerd hebben betwist – op de beslagleggingswerkzaamheden en dienden als kwaliteitscontroles vanuit het vierogenprincipe, welke controles ook worden uitgevoerd bij (nog) meer ervaren kantoorgenoten van e-Legal (vergelijk productie 34 bij dagvaarding).
Verder heeft [naam advocaat 1] ter zitting verklaard dat hij ook werkzaamheden in de dossiers heeft uitgevoerd die niet van controlerende aard waren, met name bij de werkzaamheden die betrekking hadden op het kort geding. Dit was nodig vanwege de complexiteit van de dossiers en omdat er niet genoeg uren in een dag zaten om alle werkzaamheden door [naam advocaat 2] uit te laten voeren. Ook heeft [naam advocaat 1] ter zitting verklaard dat de werkzaamheden met betrekking tot het kort geding min of meer door hem en [naam advocaat 2] in gelijke mate, en dus 50/50, zijn uitgevoerd. Uit het dossier is bovendien gebleken dat [persoon A] c.s. ervan op de hoogte waren dat [naam advocaat 2] en [naam advocaat 1] de dossiers samen behandelden. Dit strookt tevens met [naam advocaat 1] ’s verklaring ter zitting dat [persoon A] c.s. ook naar e-Legal belde en daarbij specifiek vroeg naar [naam advocaat 1] . Dit alles is door [persoon A] c.s. niet voldoende gemotiveerd betwist. De verweren van [persoon A] c.s. op dit punt slagen daarom niet.
Geen voortvarendheid
5.20.
[persoon A] c.s. verwijten e-Legal dat er niet tijdig beslag is gelegd in de onderliggende zaken. [persoon A] heeft ter zitting verklaard dat hij diverse malen aan e-Legal heeft aangegeven dat er ruim vóór de laatste musicalvoorstelling van 30 juni 2024 beslag gelegd zou moeten worden, aangezien de beslagen dan mogelijk doel zouden treffen. Volgens [persoon A] c.s. heeft e-Legal hier onvoldoende naar gehandeld, waarmee zij in strijd met artikel 7:401 BW niet de zorg in acht heeft genomen die van een goed opdrachtnemer mag worden verwacht. Tevens zou e-Legal volgens [persoon A] c.s. de dossiers in het algeheel niet voortvarend genoeg hebben behandeld, waarna e-Legal haar spoedtarief rekende voor de zelf veroorzaakte urgentie.
5.21.
De rechtbank is van oordeel dat [persoon A] c.s. onvoldoende hebben onderbouwd dat e-Legal niet voldoende voortvarend heeft gehandeld. Uit de processtukken (productie 34, bijlage 10) in samenhang met e-Legal’s verklaringen volgt dat e-Legal een deel van de benodigde dossierstukken pas op of omstreeks 7 mei 2024 (althans: 6 mei 2024, eind van de dag) heeft ontvangen van een ander advocatenkantoor dat ook juridische diensten verleende aan [bedrijf A] dan wel [persoon A] c.s. Hoewel [persoon A] c.s. vermoeden dat e-Legal de benodigde dossierstukken al eerder heeft ontvangen van het andere advocatenkantoor, hebben zij dit niet concreet onderbouwd. Er is vervolgens circa 2,5 week na ontvangst van de benodigde dossierstukken beslag gelegd, nog ruim een maand voor de datum van de laatste voorstelling. Daar waar [persoon A] c.s. benadrukken dat het beslag gelegd moest worden ruim voor die laatste voorstelling, is onvoldoende duidelijk dat e-Legal hiermee heeft gehandeld in strijd met hun instructies. Ook hebben [persoon A] c.s. onvoldoende onderbouwd dat de dossiers door e-Legal in het algeheel niet voortvarend genoeg zijn behandeld, gegeven de datum van ontvangst van de stukken van het andere advocatenkantoor.
Te veel gefactureerde uren
5.22.
Ten aanzien van de facturen [factuurnummer 3] en [factuurnummer 4] betwisten [persoon A] c.s. dat e-Legal daadwerkelijk in de periode 28 mei 2024 tot en met 30 juni 2024 (waar deze facturen op zien) werkzaamheden heeft verricht die tezamen aanspraak geven op een bedrag van afgerond € 48.000, althans dat deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt. [4] Hierbij zouden de dossierbehandelaars van e-Legal tezamen op 30 mei 2024 13 uur, op 24 juni 2024 10 uur, op 25 juni 2024 22,4 uur en op 26 juni 2024 26,1 uur aan werkzaamheden hebben verricht. Dit zou volgens [persoon A] c.s. ongeloofwaardig zijn.
5.23.
In zijn algemeenheid geldt dat voldoende aantoonbaar moet zijn dat de in rekening gebrachte werkzaamheden zijn verricht en dat zij nuttig, nodig en doelmatig waren. e-Legal heeft de door haar verrichte werkzaamheden voldoende gespecificeerd. Naast haar facturen heeft e-Legal namelijk [persoon A] c.s. ook telkens voorzien van een specificatie. Uit deze specificaties blijkt onder meer welke werkzaamheden hebben plaatsgevonden op welke datum en hoe veel tijd daaraan is besteed. Tussen partijen is niet in geschil dat kort vóór het kort geding er veel producties door De Tocht en Sparkle zijn overgelegd. Dat leidde volgens e-Legal tot een groot aantal uren aan arbeid om die nog te bekijken. Het had op de weg van [persoon A] c.s. gelegen om concreter duidelijk te maken welke werkzaamheden of uren genoemd in de specificaties, volgens hen niet waren verricht of onnodig waren. Dat de juridische werkzaamheden van e-Legal in de onderliggende zaken niet hebben geleid tot het door [persoon A] c.s. gehoopte resultaat, betekent niet dat e-Legal de gespecifieerde werkzaamheden niet (deugdelijk) heeft verricht. Daar komt bij dat dit verweer zich slecht verhoudt met de op 30 mei 2024 gemaakte afspraken dat [persoon A] c.s. per ommegaande zou reageren op tussentijdse urenspecificaties en dat zij dat kennelijk niet hebben gedaan (zie 5.15).
5.24.
Meer in het algemeen betogen [persoon A] c.s. dat er excessief gedeclareerd is vanwege het verschil tussen de kostenindicaties voor de beslagen en de kortgedingen, in totaal € 18.000,- (ex btw) aan honorarium, en het uiteindelijk gefactureerde honorarium. Daarbij bestaat tussen partijen een beperkt verschil van inzicht hoeveel honorarium uiteindelijk is gefactureerd: volgens [persoon A] c.s. gaat het om € 59.489,10 (ex btw), volgens e-Legal is het bedrag enkele duizenden euro’s lager (maar zij heeft niet nagaan waarin het verschil zit). Dit is op zitting niet duidelijk geworden en partijen hebben hierover uiteindelijk geen akte genomen. [5] Ook als uitgegaan wordt van het door [persoon A] c.s. genoemde bedrag, geldt dat dit verwijt te algemeen is, gelet op (1) de erkenning door [persoon A] c.s. van twee van de vier openstaande facturen en de op 30 mei 2024 gemaakte afspraak dat zij per ommegaande zouden reageren op urenspecificaties, wat zij niet hebben gedaan, en (2) hetgeen hiervoor is overwogen over de grote aantallen uren in de aanloop van de kortgedingzitting. Dit verweer slaagt daarom niet.
Deurwaarderskosten
5.25.
[persoon A] c.s. hebben in hun conclusie van antwoord/eis betoogd dat de in rekening gebrachte deurwaarderskosten onwaarschijnlijk hoog zijn. In reactie hierop heeft e-Legal facturen van de deurwaarder overgelegd (€ 2.860,27, € 1.029,41, € 971,82, en € 554,70). Daarop is door [persoon A] c.s. niet nader gemotiveerd uiteengezet dat en waarom er te veel in rekening gebracht zou zijn.
Rente
5.26.
[persoon A] c.s. stellen zich op het standpunt dat de rente niet vanaf de vervaldata van de facturen maar vanaf een later moment verschuldigd is omdat e-Legal hen heeft toegestaan op een later moment te betalen. De rechtbank volgt [persoon A] c.s. hierin niet. Zonder nadere toelichting, die [persoon A] c.s. niet hebben gegeven, valt niet in te zien dat e-Legal met het toestaan dat [persoon A] c.s. bepaalde facturen later zou betalen, haar aanspraak op de in de algemene voorwaarden overeengekomen rente heeft prijsgegeven. Op grond van die voorwaarden zijn [persoon A] c.s. de contractuele rente van 1,5% per maand verschuldigd na het verstrijken van de overeengekomen uiterste betalingstermijn, nu [persoon A] c.s. hier niet als consument te gelden hebben. Voor het overige zijn de vervaldata van de facturen zoals die volgen uit de dagvaarding niet betwist, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.27.
e-Legal maakt aanspraak op een bedrag van € 1.448,06 ter zake de door e-Legal gemaakte kosten ter incasso van de openstaande geldbedragen. Volgens [persoon A] c.s. zijn de kosten niet redelijk en niet redelijk gemaakt en geldt ten aanzien van [persoon A] dat de zogenaamde veertiendagenbrief niet is verzonden. Dit verweer slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft e-Legal voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat het redelijk was dat daarvoor kosten zijn gemaakt. [persoon A] c.s. lieten immers de facturen van e-Legal onbetaald. De kosten blijven onder het maximum dat ingevolge de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten geldt. Naar het oordeel van de rechtbank handelde [persoon A] hier in de uitoefening van zijn bedrijf, zodat de veertiendagenbrief niet vereist was. Een en ander betekent dat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd is door [persoon A] c.s. en zal worden toegewezen.
Beslagkosten
5.28.
E-Legal vordert [persoon A] c.s. te veroordelen tot betaling van € 992,16 aan kosten ter zake van het leggen van de conservatoire (derden)beslagen. Uit het dossier blijkt dat er beslag is gelegd en deze kosten zijn verder niet gemotiveerd betwist. [persoon A] c.s. zullen worden veroordeeld tot betaling van de beslagkosten.
Proceskosten
5.29.
[persoon A] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van e-Legal worden begroot op:
dagvaarding
€ 112,37
griffierecht
€ 2.889,00
salaris advocaat

3.642,00
(2 punten en 1 punt beslag x tarief IV € 1.214)
Totaal
€ 6.643,37
5.30.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
in reconventie
Terugbetaling
5.31.
De vordering tot terugbetaling van een deel van het door [bedrijf A] betaalde bedrag, is gebaseerd op de stelling dat e-Legal gebonden is aan het ingeschatte honorarium van € 18.000,00, vermeerderd met btw, griffierechten en deurwaarderskosten. Deze vordering slaagt niet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over die inschatting.
Verklaring voor recht
5.32.
De primair gevorderde verklaring voor recht dat er tussen e-Legal en [persoon A] geen rechtsverhouding is ontstaan op grond van een overeenkomst van opdracht wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank heeft immers in 5.2 e.v. geoordeeld dat de overeenkom-sten van opdrachten met e-Legal zowel zijn aangegaan door [bedrijf A] als door [persoon A] in persoon.
5.33.
De subsidiair gevorderde verklaring voor recht dat een eventuele rechtsverhouding tussen e-Legal en [persoon A] op grond van een borgstelling nietig is wordt eveneens afgewezen. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat het verweer dat er sprake is van een borgstelling geen stand houdt.
5.34.
Meer subsidiair vorderen [persoon A] c.s. een verklaring voor recht dat het kostenbeding in de overeenkomst van opdracht tussen e-Legal en [persoon A] nietig is. De rechtbank wijst ook deze meer subsidiaire vordering af. De grondslag van deze vordering is dat [persoon A] consument zou zijn en dat is hij in deze niet (zie 5.7, slot).
Proceskosten
5.35.
[persoon A] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van E-Legal worden begroot op:
salaris advocaat
€ 521,00
(1 punt x tarief I € 521)
5.36.
Ter zitting is vooral gesproken over de vordering in conventie. De stellingen die e-Legal over de conventie heeft ingenomen werken door in de reconventie. Voor het toekennen van salaris aan de advocaat van e-Legal voor de mondelinge behandeling wordt, naast het salaris dat daarvoor in conventie al wordt toegewezen, geen grond gezien.

6.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
a. veroordeelt [persoon A] c.s. hoofdelijk om aan e-Legal te betalen een bedrag van € 67.305,98 terzake de hoofdsom, vermeerderd met een bedrag van € 1.057,40 terzake de rente tot 22 juli 2024, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over € 67.305,98 vanaf 22 juli 2024, tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [persoon A] c.s. hoofdelijk om aan e-Legal te betalen een bedrag van € 1.448,06 terzake de buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [persoon A] c.s. hoofdelijk om aan e-Legal te betalen een bedrag van € 992,16 terzake de beslagkosten,
veroordeelt [persoon A] c.s. hoofdelijk om aan e-Legal te betalen een bedrag van € 6.643,37 ter zake de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf deze termijn voor voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
veroordeelt [persoon A] c.s. om aan e-Legal te betalen een bedrag van € 521,00 ter zake de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
[3893/1876]

Voetnoten

1.Bij de weergave van de feiten wordt in het midden gelaten wie de opdrachtgever van e-Legal was, [bedrijf A] of [persoon A] c.s. Zie hiervoor de beoordeling vanaf 5.1.
2.In de brief van 18 april 2024 (het voorstel inzake De Tocht) staat een basistarief van € 250,00 dat geldt behoudens spoedeisende gevallen. e-Legal stelt onbetwist dat dit tarief is verhoogd omdat de vordering op De Tocht tussentijds is verhoogd.
3.Op zitting heeft [persoon A] verklaard dat hij in juni 2024 contact had met e-Legal en dat hij toen gevraagd heeft of ze niet moesten stoppen vanwege de hoogte van de declaraties, maar dat e-Legal toen had gezegd dat ze moesten doorzetten. De rechtbank ziet hierin geen tijdige betwisting van de juistheid van de verstrekte specificaties, juist omdat partijen daarna zijn doorgegaan.
4.Ziet de rechtbank het goed, dan houden [persoon A] c.s. hiermee geen rekening met de voorschotten die in factuur [factuurnummer 4] zijn verrekend. Het eigenlijke bedrag aan gedeclareerde uren in deze periode ligt daardoor € 6.550,00 (+ btw over € 6.500,00) hoger (zie de omschrijving op deze factuur).
5.Het verschil zit in ieder geval niet in de facturen waarvan e-Legal in deze procedure betaling vordert.