ECLI:NL:RBROT:2025:6571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
C/10/686667 / JE RK 24-2108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 13 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot haar meerderjarigheid op 14 november 2025. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. Tijdens de zitting is de ontwikkeling van de minderjarige besproken, evenals de zorgen van de Raad over het gezinssysteem waarin zij opgroeit. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige positieve veranderingen heeft doorgemaakt, zoals het beëindigen van ongewenst gedrag en het verbeteren van haar schoolprestaties. Ondanks deze positieve ontwikkelingen heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 juli 2025, om ervoor te zorgen dat de begeleiding van de jeugdreclassering kan doorlopen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 3 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686667 / JE RK 24-2108
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 28 november 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het rapport met bijlage van de Raad van 28 maart 2025;
  • de brief met bijlagen van mr. M. Soytekin van 13 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 1] ;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 2] en [naam 3] .
1.3.
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Arabisch Irakese taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 4] , tolk in de Arabisch Irakese taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 28 november 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 28 november 2024 tot 28 mei 2025 en is de behandeling van het overig verzochte pro forma aangehouden tot 1 april 2025.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad heeft oorspronkelijk verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te spreken voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De periode tot 28 mei 2025 is al toegewezen. Er dient nu nog te worden beslist over de resterende periode tot de meerderjarigheid van [minderjarige] op 14 november 2025.
3.2.
De Raad heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Tijdens het eerdere onderzoek van de Raad is sprake geweest van incidenten van huiselijk geweld en wegloopgedrag bij [minderjarige] . Naar aanleiding van het aanvullende onderzoek heeft de Raad nog steeds zorgen over het gezinssysteem waarin [minderjarige] opgroeit. Het maakt de Raad niet uit of de zorgen worden weggenomen in het kader van de ondertoezichtstelling of via de jeugdreclassering. Het is de vraag of de GI meer zicht op de situatie heeft gekregen.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het volgende meegedeeld. [minderjarige] laat een positieve ontwikkeling zien. Zij heeft geen behoefte meer aan lachgas en de omgang met vrienden die een negatieve invloed op haar hebben. [minderjarige] zit beter in haar vel en heeft structuur in een schoolopleiding gevonden. [minderjarige] heeft een stageplek gekregen op de plek waar zij haar taakstraf heeft uitgevoerd. De GI is moeizaam in contact met de ouders en [minderjarige] gekomen. Op 14 april 2025 heeft de GI de ouders gesproken en vorige week heeft de jeugdbeschermer een eerste gesprek met [minderjarige] gevoerd. Tijdens dit gesprek heeft [minderjarige] in vertrouwen verteld waar zij in het gezinssysteem tegenaan loopt. Naar aanleiding hiervan zal de GI in gesprek gaan met de ouders. Indien de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd, blijft de jeugdreclassering betrokken. Ook in dat kader zijn gesprekken met de ouders mogelijk en kunnen zij eventueel hulpverlening krijgen voor de communicatie met [minderjarige] .
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting verzocht om het resterende deel van het verzoek af te wijzen. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd. Uit de overgelegde stukken die de advocaat van [minderjarige] heeft ontvangen, blijkt het volgende. In de samenwerking tussen [minderjarige] , de ouders en de GI is sprake geweest van misverstanden. Zo heeft [minderjarige] niet begrepen dat zij op een bepaalde locatie moest zijn. [minderjarige] gaat naar school, is bezig met haar stage en is thuis. Zij heeft de taakstraf afgerond. [minderjarige] wil in het verzorgingstehuis waar zij stage loopt ook een bijbaantje krijgen. [minderjarige] is daarnaast bezig met een eigen bedrijfje in sieraden. Volgens de moeder is bemoeienis van de GI en een verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer nodig. [minderjarige] heeft de positieve veranderingen zelf gerealiseerd. Door de inzet van [minderjarige] is de relatie met de moeder verbeterd. Er is dan ook geen sprake meer van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en er zijn geen gronden om de ondertoezichtstelling te verlengen. Indien nog iets nodig is naar aanleiding van het gesprek tussen [minderjarige] en de jeugdbeschermer kan dat in het vrijwillig kader verder worden opgepakt. Ook blijft de jeugdreclassering bij [minderjarige] betrokken.
4.3.
De vader heeft ter zitting verklaard dat het aan de kinderrechter is om te beoordelen of een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is. Wel heeft hij aangegeven dat [minderjarige] positief is veranderd, dat het goed met haar gaat en dat het contact met haar goed is.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een (korte) verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De afgelopen periode waren er ernstige zorgen over het gedrag van [minderjarige] en over haar opvoedsituatie. Er waren veel spanningen en conflicten in de relatie met haar ouders. Vanwege het schoolverzuim van [minderjarige] heeft de kantonrechter een taakstraf met als bijzondere voorwaarde jeugdreclassering opgelegd. Vanwege genoemde zorgen is [minderjarige] onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden.
5.3.
In de afgelopen tijd heeft [minderjarige] zich ingezet en heeft zij een enorme ontwikkeling vooruit gemaakt. Zij heeft 205 uren van de 400 uren stage verricht en een goed contact op haar stageplek. [minderjarige] heeft haar taakstraf positief afgerond. De relatie tussen [minderjarige] , haar ouders en haar zussen is verbeterd. [minderjarige] heeft geen contact meer met vrienden die een negatieve invloed hebben. Als gevolg hiervan is de situatie thuis tot rust gekomen. [minderjarige] verdient dan ook een groot compliment.
5.4.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het gesprek tussen de jeugdbeschermer en [minderjarige] zal er nog een gesprek met de ouders plaatsvinden en begeleiding worden geboden. Om ervoor te zorgen dat dit proces op een rustige manier wordt afgerond, ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een korte duur, te weten tot 1 juli 2025. Gezien de zeer positieve ontwikkelingen zal de kinderrechter het verzoek voor het overige afwijzen. Daarbij houdt de kinderrechter er rekening mee dat de begeleiding van de jeugdreclassering zal doorlopen.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het resterende deel van het verzoek, voor zover hierop niet eerder is beslist.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 3 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.