Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.DE BLOKWEG VASTGOED B.V.,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 april 2024;
- de akte overlegging producties, met de bij de dagvaarding behorende producties 1
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 10 juli 2024;
- de brief van de rechtbank van 23 oktober 2024 met een zittingsagenda;
- de mondelinge behandeling gehouden op 26 november 2024, waarvan geen proces-
- de spreekaantekeningen van mr. E.A.H. ten Berge;
- de spreekaantekeningen van mr. A.J. Stokkers.
2.De feiten
(…) Totalen € 1.759.001,51.
(…)”
Dit alles tegen elkaar afgewogen zou er met een voldoende nieuwe financiering de ING-bank en [naam 2] afgelost kunnen worden en ook over gegaan worden tot vrijgaven van de hypotheekrechten.
Op dit moment is zoals eerder in de mail van maandag aangegeven nog niets concreet dus kan ik helaas ook nog geen concrete afspraken met u maken.
3.Het geschil
4.De beoordeling
nieuweovereenkomsten met Eneco zijn aangegaan, gaat niet op. Het gaat erom dat zij, als de (middellijk) bestuurders van De Blokweg Combinatie gas zijn blijven afnemen, terwijl zij wisten dat de vennootschap dat gas niet kon betalen en evenmin verhaal zou bieden voor de schade die hiervan het gevolg zou zijn. Dat is evenzeer een schending van de Beklamel-norm. Dat De Blokweg c.s. met de voortgezette gasafname en de opwekking van elektriciteit de negatieve MtM positie hebben willen verminderen (wat volgens hen het geval is geweest) en daarmee ook de schade voor Eneco, doet aan de onrechtmatigheid van de gedraging niet af. Zij hadden onder de hier geschetste omstandigheden de beslissing over wat er met die posities in de energiemarkt moest gebeuren, niet mogen nemen zonder overleg hierover met haar contractspartij Eneco. Het is immers heel wel denkbaar dat Eneco andere keuzes had willen maken en die keuzemogelijkheid hebben De Blokweg c.s. aan Eneco onthouden door gas af te blijven nemen zonder Eneco te informeren over de betalingsonmacht. In hoeverre uiteindelijk van een vermindering van schade sprake is, komt aan de orde bij de bepaling van de omvang van de schade (zie hierna 4.21 e.v.).
5.De beslissing
25 juni 2025voor het nemen van een conclusie door Eneco als bedoeld in rechtsoverweging 4.22, waarna De Blokweg c.s. op de rol van vier weken daarna een antwoordconclusie zoals bedoeld in 4.22 kunnen nemen,