Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift dat bij de rechtbank is binnengekomen op 2 april 2025, met producties;
- het verweerschrift;
- de e-mail van mr. Roos van 29 april 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft Asto B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Roos, verzet aangetekend tegen de heffing van griffierecht door de griffier van de Rechtbank Rotterdam. Het verzoekschrift van Asto, ingediend op 2 april 2025, betreft de heffing van griffierecht voor een verzoek tot verlenging van een beslagverlof dat eerder was verleend. Asto stelt dat er geen griffierecht geheven had mogen worden voor het verzoek van 6 maart 2025, omdat dit verzoek betrekking heeft op hetzelfde geding als het eerdere verzoek van 19 februari 2025, waarvoor al griffierecht was betaald.
De griffier daarentegen betwist dit en stelt dat voor een verzoek tot termijnverlenging opnieuw griffierecht in rekening mag worden gebracht, omdat de hoofdzaak nog niet aanhangig was op het moment van indiening van het verzoek. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat Asto tijdig in verzet is gekomen. Echter, de rechtbank oordeelt dat artikel 4 lid 2 aanhef en onder f van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) niet van toepassing is, omdat het verzoek tot termijnverlenging niet is ingediend in de loop van een aanhangig geding. De procedure die was ingeleid met het eerdere verzoekschrift was op dat moment niet meer aanhangig.
De rechtbank concludeert dat de griffierechten terecht zijn geheven en wijst het verzoek van Asto af. De beschikking is gegeven door mr. N. Doorduijn en openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.