ECLI:NL:RBROT:2025:6690

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
10/089550-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking na veroordeling voor meerdere strafbare feiten

Op 26 mei 2025 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 298 dagen voorwaardelijk, wegens poging zware mishandeling en andere strafbare feiten. De proeftijd van deze veroordeling loopt af op 25 juli 2025. Het openbaar ministerie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ingediend, op grond van artikel 6:6:23a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman zijn gehoord. De rechtbank oordeelde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan, gezien zijn recente terugval in alcoholgebruik en de invloed van zijn negatieve netwerk. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van de maatregel gelast voor een periode van twee jaar, met bijzondere voorwaarden waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling door een zorgverlener. Tevens is vervangende hechtenis opgelegd voor het geval de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden houdt. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, bestaande uit drie rechters, en is van rechtswege dadelijk uitvoerbaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer TUL: 10/089550-22
Datum uitspraak: 26 mei 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:23a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
raadsman mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2022 is de veroordeelde wegens poging zware mishandeling, mishandeling, vernieling, bedreiging, belediging en het weigeren van ambtelijke bevelen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van voorarrest. Een deel van die straf, groot 298 dagen, is voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van drie jaar.
Tevens is aan de veroordeelde de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgelegd (hierna: GVM-maatregel).
De proeftijd van de bovenstaande veroordeling loopt af op 25 juli 2025.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 9 mei 2025 van het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel ontvangen. De vordering is tijdig ingediend; het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering.
Het openbaar ministerie heeft bij de vordering een advies tenuitvoerlegging GVM-maatregel gevoegd van de Verslavingsreclassering GGZ Fivoor toezicht Rotterdam (hierna: de reclassering) van 17 april 2025.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 26 mei 2025. De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik, de veroordeelde en diens raadsman zijn gehoord. Tevens is de reclasseringswerker die met het reclasseringstoezicht is belast (hierna: de reclasseringswerker) als deskundige gehoord.

Beoordeling

Toetsingskader

De maatregel als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr strekt primair ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank kan de tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van artikel 6:6:23b lid 1 Sv gelasten indien:
er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen; of
dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.

Motivering rechtbank oplegging maatregel

De rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 23 juni 2022 geoordeeld dat de maatregel aangewezen is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen, gelet op hetgeen is vermeld in de over de veroordeelde opgemaakte rapporten. De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
‘Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als
bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr noodzakelijk. Uit het rapport van de reclassering en het
strafblad van de verdachte blijkt dat sprake is van een gevaar voor herhaling van strafbare
feiten. Om de veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte
daarom langdurig onder toezicht te staan. Door het verstrijken van de uiterlijke TBS-termijn in 2024, kan een langdurig toezicht daarna immers niet langer in dat kader voortduren.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en
vrijheidsbeperkende maatregel is voldaan. De verdachte wordt namelijk veroordeeld tot een
gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wegens onder meer een misdrijf dat gericht is
tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer
personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of
meer is gesteld.’
De rechtbank heeft op grond van vorenstaande geoordeeld dat de kans aanwezig is dat het recidiverisico na afloop van de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. Daarom heeft de rechtbank de maatregel opgelegd zodat, indien dat te zijner tijd noodzakelijk wordt geacht, toezicht kan worden gehouden op de situatieve context waarin de verdachte zich dan beweegt.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie houdt vast aan de vordering. Zij heeft, in aanvulling op de schriftelijke vordering, toegelicht dat de tenuitvoerlegging van de maatregel voor een periode van 2 jaren wordt gevorderd onder de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, met twee weken hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
Zij heeft daartoe, onder verwijzing naar het reclasseringsrapport van 17 april 2025, naar voren gebracht dat de veroordeelde door de jarenlange begeleiding en structuur vanuit zijn forensisch netwerk de nodige stappen voorwaarts heeft gezet en dat voortzetting hiervan cruciaal is om recidive te voorkomen. De veroordeelde blijkt enerzijds de hulp en steun te waarderen, anderzijds wil hij dat de begeleiding na zoveel jaren eindelijk stopt. Zonder begeleiding moet er echter ernstig rekening mee worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen. Alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden zijn noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten door de veroordeelde.
Hoewel er geen medische verklaring over de veroordeelde kan worden overgelegd, is toch oplegging van de voorwaarde van een kortdurende klinische opname (
time-out opname)mogelijk omdat daarin is opgenomen dat deze in voorkomend geval alleen met toestemming van de veroordeelde kan worden toegepast.

Standpunt verdediging

De veroordeelde heeft te kennen gegeven dat hij in beginsel positief staat tegenover de begeleiding en de tot nu toe ontvangen hulp. Hij ziet ook het belang van een vangnet voor het geval hij weer in alcohol- en drugsgebruik terugvalt zoals kort geleden een keer is voorgekomen. Alleen het meewerken aan de voorwaarde van de meldplicht levert hem momenteel (onevenredig veel) belasting op. De veroordeelde benut zijn tijd liever op een andere manier, bijvoorbeeld door te werken.

Overwegingen

Op grond van het advies van de reclassering van 17 april 2025 en wat verder besproken is op de terechtzitting, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd.
De veroordeelde heeft, zoals door de reclasseringswerker ter zitting toegelicht, recent nog een terugval gehad door een contact met een persoon uit zijn negatieve netwerk, gevolgd door onder andere alcoholgebruik en een poging om zijn bewindvoerder op oneigenlijke gronden te bewegen hem de beschikking te geven over een aanzienlijk geldbedrag. Hieruit blijkt dat het recidiverisico nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. Hoewel de veroordeelde heeft aangetoond zijn best te doen om zich aan alle voorwaarden te houden, geen strafbare feiten meer heeft gepleegd sinds zijn laatste veroordeling en lijkt te profiteren van een groot positief netwerk, ligt het gevaar van (beïnvloeding vanuit) zijn negatieve netwerk kennelijk nog steeds op de loer. Voortzetting van de huidige reclasseringsbegeleiding is daarom noodzakelijk als waarborg om snel en adequaat te kunnen ingrijpen op eventuele ontregelingen van de veroordeelde.
Er moet dan ook ernstig rekening mee worden gehouden dat de veroordeelde zonder tenuitvoerlegging van de door de officier van justitie gevorderde maatregel zal recidiveren met een feit waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van de maatregel gelasten voor een periode van twee jaren, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De veroordeelde zal zich daarnaast aan de van rechtswege aan de bijzondere voorwaarden verbonden algemene voorwaarden moeten houden, zoals vermeld in artikel 6:6:23b lid 3 Sv.
Wanneer de veroordeelde (de gestelde voorwaarden gekoppeld aan) de maatregel niet naleeft, zal vervangende hechtenis worden toegepast bij iedere keer dat de veroordeelde een voorwaarde overtreedt. De rechtbank zal de duur van die vervangende hechtenis per keer bepalen op ten hoogste twee weken. De totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op.

Beslissing

De rechtbank:
gelast de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 23 juni 2022 van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam aan veroordeelde opgelegde maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, voor een periode van
twee jaren;

stelt daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:

1. de veroordeelde meldt zich na het ingaan van de termijn van de GVM-maatregel bij Fivoor reclassering op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Mozaïek FACT of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele termijn van deze GVM-maatregel of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde voor een kortdurende klinische opname (time-out) worden opgenomen in een FPK of andere zorginstelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken (eventueel met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar) Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. de veroordeelde verblijft, indien nodig bevonden door de reclassering, in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele termijn van deze GVM-maatregel of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en speekseltest. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek, de inzet van de alcoholmeter en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
7. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
8. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen
van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat
van rechtswegede volgende
voorwaardenzijn verbonden aan de hierboven genoemde voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14 Sv, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zo lang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
beveeltdat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
ten hoogste twee wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Daarbij geldt dat de
totale duurvan de vervangende hechtenis
ten hoogste zes maandenbedraagt en de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft;

verstaat dat de termijn van deze maatregel heden aanvangt.

wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is genomen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2025.