ECLI:NL:RBROT:2025:6717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
C/10/694524 / HA ZA 25-153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot vrijwaring in civiele procedure tussen Europe Metals B.V. en [persoon A]

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis in incident gewezen in de zaak tussen Europe Metals B.V. en [persoon A]. In dit incident vorderde [persoon A] om toestemming te krijgen om [bedrijf B] en de erfgenamen van [persoon B] in vrijwaring op te roepen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn dat [bedrijf B] en de erfgenamen van [persoon B] mogelijk verplicht zijn om de nadelige gevolgen van een veroordeling van [persoon A] in de hoofdzaak te dragen. De rechtbank benadrukte dat het in dit stadium niet vereist is dat de verplichting tot vrijwaring al vaststaat, maar dat dit pas bij de inhoudelijke behandeling van de vrijwaringszaak aan de orde komt.

De procedure begon met een dagvaarding van 4 februari 2025, gevolgd door een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en een conclusie van antwoord in het incident. Europe Metals vorderde in de hoofdzaak betaling van een bedrag van € 130.285,68 van [persoon A], op grond van artikel 477a lid 1 Rv, en stelde dat [persoon A] als derdebeslagene onterecht had verklaard niets verschuldigd te zijn aan [bedrijf A].

De rechtbank heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen en [persoon A] de gebruikelijke termijn van zes weken gegeven om [bedrijf B] en de erfgenamen van [persoon B] in vrijwaring te dagvaarden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt. De zaak zal op 16 juli 2025 weer op de rol komen voor het nemen van een conclusie van antwoord door [persoon A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/694524 / HA ZA 25-153
Vonnis in incident van 4 juni 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
EUROPE METALS B.V.,
vestigingsplaats: Heeze,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaat mr. J.C.M. van der Biezen te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[persoon A],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
advocaat mr. D.A. Evertsz te Rotterdam.
De partijen worden hierna Europe Metals en [persoon A] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 februari 2025, met bijlagen 1 tot en met 13;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met bijlagen 1 tot en met 10;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot vrijwaring.

2.De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
Europe Metals vordert in de hoofdzaak om [persoon A] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
om aan Europe Metals te betalen het bedrag waarvoor het executoriale derdenbeslag is gelegd ad € 130.285,68 + P.M., alsof [persoon A] daarvan zelf de schuldenaar is, zulks op grond van artikel 477a lid 1 Rv, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten en de nakosten (met rente);
subsidiair
A. om een overeenkomstig de artikelen 476a en 476b Rv deugdelijke en onderbouwde opgave te doen, voorzien van bewijsstukken, van al wat door het derdenbeslag is getroffen;
B. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan Europe Metals te betalen wat op grond van artikel 477a lid 2 Rv volgens de vaststelling door de rechtbank aan Europe Metals zal blijken toe te komen;
met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten en de nakosten (met rente).
2.2.
Europe Metals legt aan haar vorderingen – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag. [persoon A] is middellijk bestuurder van [bedrijf A] . (‘ [bedrijf A] ’). Europe Metals heeft een vonnis verkregen tegen [bedrijf A] , ter verhaal waarvan zij executoriaal derdenbeslag heeft gelegd onder [persoon A] . [persoon A] heeft als derdebeslagene verklaard niets verschuldigd te zijn aan [bedrijf A] . Volgens Europe Metals is die verklaring gebrekkig en onjuist en moet [persoon A] om die reden op grond van artikel 477a lid 1 Rv worden veroordeeld tot betaling van de bedragen waarvoor de beslagen zijn gelegd, alsof [persoon A] daar zelf schuldenaar van is.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[persoon A] vordert in het incident om hem toestemming te verlenen om [bedrijf B] . (‘ [bedrijf B] ’) en de erfgenamen van [persoon B] (‘ [persoon B] ’) in vrijwaring op te roepen, met veroordeling van Europe Metals in de proceskosten.
3.2.
[persoon A] legt – samengevat weergegeven – het volgende aan zijn vordering in het incident ten grondslag. [persoon B] was verbonden aan [bedrijf B] . [persoon B] verzorgde voor [bedrijf A] en [persoon A] werkzaamheden als migratieadviseur, als boekhouder en als bemiddelaar in financiële transacties en daarmee fungeerden [bedrijf B] en [persoon B] als een vertrouwenspersoon voor [bedrijf A] en [persoon A] . Deze samenloop van rollen bracht mee dat op [bedrijf B] en [persoon B] een verzwaarde zorgplicht rustte om de belangen van [bedrijf A] en [persoon A] zorgvuldig en loyaal te behartigen. Hoewel formeel een opdrachtbevestiging is gesloten tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] , hebben [bedrijf B] en [persoon B] ook persoonlijke werkzaamheden voor [persoon A] verricht. Daarmee is [persoon A] ook partij bij de opdrachtbevestiging. [bedrijf B] en [persoon B] hebben die zorgplicht geschonden door (a) in de jaarstukken van [bedrijf A] ten onrechte op te nemen dat [persoon A] een schuld had aan [bedrijf A] en (b) in strijd met de in de opdrachtbevestiging opgenomen geheimhoudingsbepaling vertrouwelijke informatie te delen met Europe Metals. [bedrijf B] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de opdrachtbevestiging (artikel 6:74 BW), dan wel heeft onrechtmatig gehandeld tegenover [persoon A] (artikel 6:162 BW). [bedrijf B] moet de schade die [persoon A] daardoor lijdt, vergoeden. Aangezien [persoon B] feitelijk de jaarrekeningen van [bedrijf A] heeft opgesteld en daarbij ten onrechte een schuld van [persoon A] aan [bedrijf A] is opgenomen, heeft [persoon B] onzorgvuldig gehandeld en is [persoon B] persoonlijk aansprakelijk voor de als gevolg van de onzorgvuldige opstelling van de jaarrekening door [persoon A] geleden schade. Daarnaast levert het delen van vertrouwelijke informatie van [persoon A] , specifiek in een situatie waarin geheimhouding uitdrukkelijk was voorgeschreven, althans naar maatschappelijke opvattingen gebruikelijk is, ook een zelfstandige onrechtmatige daad op tegenover [persoon A] . Omdat [persoon B] inmiddels is overleden, wil [persoon A] de erfgenamen van [persoon B] in vrijwaring oproepen.
3.3.
Europe Metals concludeert tot toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring, met dien verstande dat zij de rechtbank verzoekt om de oproepingstermijn in vrijwaring te bepalen op drie weken na vandaag en om [persoon A] te veroordelen in de proceskosten in het incident van Europe Metals.
3.4.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is op tijd en vóór alle weren genomen. Op grond van artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde een derde partij in vrijwaring oproepen als hij meent hiertoe gronden te hebben. Hiervoor is voldoende dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen hem en de derde partij een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan de derde partij verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
3.5.
Uit de stellingen van [persoon A] is voldoende af te leiden dat voor [bedrijf B] . en de erfgenamen van [persoon B] mogelijk een verplichting bestaat om (een deel van) de nadelige gevolgen van een mogelijke veroordeling van [persoon A] in de hoofdzaak te dragen. Het is in dit incident niet vereist dat nu al komt vast te staan dát die verplichting daadwerkelijk bestaat en dus ook niet dat [persoon A] het bestaan van die verplichting (uitvoerig of sluitend) met bewijs onderbouwd. Of de verplichting tot vrijwaring bestaat, komt pas bij de inhoudelijke behandeling van de vrijwaringszaak aan de orde.
3.6.
De conclusie is dat de vordering tot oproeping in vrijwaring wordt toegewezen. [persoon A] krijgt daar de gebruikelijke termijn van zes weken de tijd voor. Europe Metals heeft onvoldoende uitgelegd dat deze termijn zorgt voor onnodige vertraging van de hoofdzaak.
3.7.
Aangezien Europe Metals tot toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring heeft geconcludeerd, is in het incident geen van de partijen in het ongelijk gesteld. Daarom worden de proceskosten gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

4.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
4.1.
staat [persoon A] toe om [bedrijf B] . en de erfgenamen van [persoon B] in vrijwaring te dagvaarden tegen de rolzitting van
16 juli 2025;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol komt van
16 juli 2025voor het nemen van een conclusie van antwoord door [persoon A] ;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.
3349 / 3455