In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert Tabro Holding B.V. (hierna: Tabro) in kort geding betaling van onbetaalde facturen door Top Bedrijfskleding B.V. (hierna: Top) uit hoofde van een managementovereenkomst. De procedure is gestart na een reeks van gebeurtenissen waarin Tabro haar werkzaamheden voor Top heeft opgeschort wegens uitblijvende betalingen. De managementovereenkomst, die niet schriftelijk was vastgelegd, leidde tot een geschil over de betaling van facturen die Tabro aan Top had gestuurd. De vordering van Tabro bedraagt in totaal € 26.648,21, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Tabro voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien de afhankelijkheid van de managementvergoeding voor haar inkomsten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de opschorting van werkzaamheden door Tabro rechtsgeldig was, omdat Top haar verplichtingen niet nakwam. De rechtbank heeft de vordering van Tabro voor een deel toegewezen, tot een bedrag van € 24.865,50, en heeft Top veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijke afspraken te maken over de uitvoering van overeenkomsten, vooral wanneer deze niet schriftelijk zijn vastgelegd. De rechter heeft ook de rol van de onderliggende documentatie en communicatie tussen de partijen in overweging genomen bij het nemen van zijn beslissing.