ECLI:NL:RBROT:2025:6758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
8 juni 2025
Zaaknummer
C/10/686971 / JE RK 24-2146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die de belangen van de minderjarige behartigt. De moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft een advocaat, mr. F. Laros, die haar vertegenwoordigt in deze procedure. Tijdens de zitting op 20 mei 2025, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de moeder, haar advocaat en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en zijn mening gevraagd over de situatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel goed functioneert in de groep waar hij verblijft, maar er zijn nog zorgen over zijn gedrag en de mogelijkheid van terugval in oude patronen. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 28 november 2025, maar de kinderrechter heeft besloten deze machtiging te verlengen tot 28 september 2025. De kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige is om hem voorlopig in de huidige accommodatie te laten verblijven. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er in de komende periode gewerkt moet worden aan het perspectief van de minderjarige en dat er een rapportage van de GI moet komen over de stand van zaken.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft een nieuwe zitting gepland op 29 augustus 2025, waar de GI, de moeder en haar advocaat opnieuw zullen worden gehoord over het verdere verloop van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686971 / JE RK 24-2146
Datum uitspraak: 20 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. F. Laros, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 14 november 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 14 maart 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum;
  • het proces-verbaal van de zitting van 14 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [persoon A] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover
een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de
kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen
reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op de [behandelgroep] .
2.3. Bij beschikking van 14 november 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige]
verlengd tot 28 november 2025. Bij deze beschikking is tevens de machtiging tot
uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 28 mei 2025. Het overig verzochte is daarbij aangehouden tot 1 maart 2025 pro forma.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Er is al beslist op de periode tot 28 mei 2025. Er resteert nu nog een beslissing tot 28 november 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. [minderjarige] heeft de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt, zowel in zijn gedrag als op school. Zijn huidige plaatsing verloopt goed. Desondanks vindt de GI een terugplaatsing van [minderjarige] in de huidige situatie te voorbarig. Op basis van advies van onder andere [behandelgroep] , die [minderjarige] al langere tijd begeleiden, blijkt het risico op terugval momenteel te groot. Ook is de vaste jeugdbeschermer van [minderjarige] al langere tijd afwezig. Hierdoor is de begeleiding vertraagd. Het is nog niet duidelijk of [minderjarige] zijn perspectief in de thuissituatie bij de moeder ligt, of in zelfstandig wonen. Daarom acht de GI het noodzakelijk om de komende periode het perspectief concreet te bepalen. De GI overweegt een plaatsing in een Kamertrainingscentrum (hierna: KTC) als tussenstap richting zelfstandigheid, of een thuisplaatsing. Daarnaast dient er gewerkt te worden aan het versterken van het contact tussen [minderjarige] en de moeder.
4.2. Door en namens de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder ziet ook dat [minderjarige] grote stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling. Zij is blij met zijn positieve gedrag. De moeder wil graag dat [minderjarige] zo snel mogelijk thuis wordt geplaatst, maar geeft ook eerlijk aan dat zij het spannend vindt. De moeder is bang voor een mogelijke terugval gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Ook is haar huidige situatie financieel zwaar, onder andere door de hoge reiskosten van [minderjarige] , die zij moet dragen. De moeder wil dat een thuisplaatsing zorgvuldig gebeurt met de juiste begeleiding, zodat de stabiliteit gewaarborgd blijft. Daarom staat de moeder open voor een tussenstap, zoals een plaatsing in een KTC.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter overweegt hiertoe het volgende.
5.2. Momenteel lijkt het goed te gaan met [minderjarige] . Hij functioneert goed op de groep en zijn bezoekmomenten bij de moeder verlopen positief. Toch zijn er nog zorgen over hem. [minderjarige] laat soms nog onvoorspelbaar gedrag zien en hervalt in oude patronen. Zo is [minderjarige] zijn OV-chipkaart kwijtgeraakt en heeft hij gereisd zonder geldig vervoerbewijs. Dit heeft voor de moeder extra kosten en zorgen opgeleverd. De kinderrechter ziet dat [minderjarige] zich in de afgelopen periode positief heeft ontwikkeld, maar acht het op dit moment nog te vroeg om hem weer volledig thuis te plaatsen. Er is nog te veel onzekerheid en er bestaat een te groot risico op terugval. Tijdens de zitting heeft de moeder zelf ook aangegeven dat zij twijfelt of het goed blijft gaan als [minderjarige] nu volledig thuisgeplaatst wordt. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] voorlopig op zijn groep bij [behandelgroep] moet blijven. In de komende periode dient te worden bepaald waar het perspectief van [minderjarige] ligt en hoe zijn verdere behandeling eruit moet zien. De komende periode zal ook het persoonlijkheidsonderzoek worden afgerond. Naar aanleiding van deze informatie kan een passende vervolgplek voor [minderjarige] worden bepaald. Verder dient er te worden gewerkt aan het vertrouwen van de moeder in een mogelijke thuisplaatsing en te worden bezien of en hoe de bezoekmomenten kunnen worden uitgebreid.
5.3. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen, maar wel voor een kortere periode dan verzocht, te weten tot 28 september 2025. Het overig verzochte wordt daarbij aangehouden tot de hierna vermelde zittingsdatum. Dan kan opnieuw worden beoordeeld hoe de situatie dan is en of een verdere verlenging nodig is. Het is belangrijk dat in de komende periode actief wordt samengewerkt om de positieve ontwikkeling van [minderjarige] voort te zetten en om duidelijkheid te krijgen over zijn perspectief.
5.4.
De GI wordt verzocht
uiterlijk een week vóór de hierna vermelde zittingsdatumeen briefrapportage (met een afschrift daarvan aan de moeder en haar advocaat) te overleggen over de op dat moment aanwezige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 september 2025;
6.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de moeder en mr. F. Laros op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van
de rechtbank Rotterdam in het gerechtsgebouw aan de Steegoversloot 36 te Dordrecht,op 29 augustus 2025 te 14:45 uur,teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.4. de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.L. Pöll, kinderrechter;
6.5. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. F. Laros;
6.6.
Gelast dat [minderjarige] voor deze zitting zal worden opgeroepen voor een kindgesprek;
6.7.
verzoekt de GI
uiterlijk een week vóór de genoemde zittingsdatumkinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de moeder en haar advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L Pöll, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 3 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.