ECLI:NL:RBROT:2025:6763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
8 juni 2025
Zaaknummer
C/10/685719 / JE RK 24-1981 en C/10/692270 / JE RK 25-43
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en geschillenregeling in jeugdzorgzaken

Op 14 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en de moeder van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de moeder en de GI als belanghebbenden aangemerkt, evenals de vader van de kinderen. De procedure omvatte een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader, die eerder was verleend tot 25 april 2025. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er relevante informatie ontbreekt, waaronder een actueel gezinsplan en omgangsverslagen, en heeft besloten de behandeling van de verzoeken aan te houden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 30 mei 2025, met de verplichting voor de GI om de ontbrekende informatie uiterlijk een week voor de volgende zitting te overleggen. De volgende zitting is gepland op 26 mei 2025, waar de resterende verzoeken verder behandeld zullen worden. De moeder heeft verzocht om een andere jeugdbeschermer en om een omgangsregeling, maar deze verzoeken zijn nog niet definitief beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/685719 / JE RK 24-1981 en C/10/692270 / JE RK 25-43
Datum uitspraak: 14 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en de geschillenregeling
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
en
[moeder] ,
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. F. el Makthari, kantoorhoudende te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt de moeder aan als belanghebbende in het verzoek van de GI en merkt de GI aan als belanghebbende in het verzoek van de moeder.
De kinderrechter merkt als belanghebbende in beide verzoeken aan:
[vader] ,
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 24 oktober 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken (
  • de beschikking van 17 maart 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken
  • de briefrapportage van de GI van 27 maart 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger] .

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 oktober 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 25 oktober 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing bij de ouder met gezag, te weten de vader, voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verleend tot 25 april 2025. Het overig verzochte is daarbij aangehouden tot 1 maart 2025 pro forma.
2.4. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 maart 2025 een gedeelte van het verzoek van de moeder afgewezen, namelijk het verzoek om een andere jeugdbeschermer aan verzoekster toe te wijzen. Het overig verzochte is daarbij aangehouden tot de zitting van 14 april 2025.

3.De aangehouden verzoeken

Ten aanzien van zaaknummer C/10/685719 / JE RK 24-1981
3.1.
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouder met gezag, te weten de vader, te verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 25 oktober 2025. Er resteert een beslissing op een periode van zes maanden.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/692270 / JE RK 25-433.2. De moeder heeft verzocht te bepalen dat een andere jeugdbeschermer wordt toegekend aan verzoekster. Hierop is reeds een beslissing genomen. De moeder heeft tevens verzocht te bepalen dat een redelijke omgangsregeling wordt nagekomen; eenmaal in de week een dagdeel en eenmaal per twee weken een weekend. Op dit resterende gedeelte moet nog worden beslist.

4.De standpunten

4.1.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat zij momenteel onvoldoende informatie heeft om inhoudelijk op de betreffende verzoeken in te kunnen gaan. De afgelopen periode is de omgangsregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de moeder stopgezet door de GI. Het laatste bezoekmoment dateert op 10 maart 2025. De GI kan op dit moment echter niet nader uitweiden over de reden voor het stopzetten van de omgang. De afgelopen periode is er sprake geweest van wisselingen in jeugdbeschermers. De jeugdbeschermer die ter zitting is verschenen, vervangt de huidige jeugdbeschermer, die pas recent betrokken is. Ook heeft het evaluatiegesprek met de moeder nog niet kunnen plaats vinden. Dit maakt de situatie complex. De GI kan zich erin vinden wanner de behandeling van de verzoeken kort worden aangehouden tot een nieuwe zitting. Zo is er tijd om de ontbrekende informatie, zoals een actueel gezinsplan en omgangsverslagen, te verzamelen en aan de rechtbank en betrokkenen te overleggen.
4.2. Door en namens de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De omgangsregeling met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is onterecht stopgezet. De moeder heeft hierdoor sinds 10 maart 2025 geen omgang meer met de kinderen gehad. Dit is te wijten aan de vele wisselingen in jeugdbeschermers en de gebrekkige communicatie vanuit de GI. De GI heeft over de afgelopen periode omgangsverslagen bijgehouden. In deze verslagen is te lezen dat de bezoekmomenten tussen de kinderen en de moeder positief zijn verlopen. De moeder werkt goed mee en houdt zich aan afspraken. Echter heeft de GI deze verslagen niet bij haar verzoek gevoegd. Hierdoor kan de situatie op dit moment niet goed worden beoordeeld. De moeder gaat desgevraagd akkoord met een kort uitstel van de mondelinge behandeling, zodat de ontbrekende informatie alsnog kan worden aangeleverd. De moeder verzoekt met klem om de omgangsregeling die zij voorstelt in haar verzoek, al dan niet tijdelijk, vast te leggen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben behoefte aan duidelijkheid en rust.
4.3. Door de vader is het volgende naar voren gebracht. Het is onjuist dat er al meer dan een maand geen omgang zou zijn geweest tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de moeder. Tijdens het Suikerfeest hebben de kinderen zelf contact gezocht met de moeder en is er afgesproken samen buiten te spelen. De moeder komt zelf de omgangsafspraken soms niet na, wat voor teleurstelling bij de kinderen zorgt. Ondanks dat de omgang moeizaam verloopt, blijft de vader positief tegenover het contact tussen de kinderen en de moeder. De moeder levert slechts incidenteel een bijdrage in de zorg over de kinderen. De vader wijst hierbij op de belasting van de lange reistijd naar school, die het dragen van de zorg verzwaart. Hij hoopt op een passende uitbreiding van de zorgregeling om de betrokkenheid van de moeder te vergroten. De vader stemt desgevraagd in met een kort uitstel van de behandeling van de verzoeken.

5.De beoordeling

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de omgangsregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de moeder na 10 maart 2025 door de GI is stopgezet. De GI heeft verklaard dat er nieuwe zorgen aan het licht zijn gekomen ten aanzien van de omgang, maar blijkt ter zitting niet in staat hierover een nadere toelichting te geven. Verder constateert de kinderrechter dat er relevante informatie over de actuele stand van zaken ontbreekt, waaronder een actueel gezinsplan en gegevens over hoe de omgang is verlopen. Daarnaast heeft het evaluatiegesprek met de moeder, dat op 31 maart 2025 zou zijn, nog niet plaatsgevonden. De kinderrechter is van oordeel dat de ontbrekende informatie van belang is voor de te nemen beslissing over zowel het aangehouden verzoek van de moeder als dat van de GI. De kinderrechter overweegt tevens dat alle partijen in de gelegenheid gesteld moeten worden om de ontbrekende stukken te bestuderen en voor te bereiden. Gelet op het voorgaande ziet de kinderrechter aanleiding om de behandeling van de verzoeken aan te houden. De rechtbank ziet helaas geen ruimte om de onderhavige verzoeken tijdig, dat wil zeggen vóór het einde van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , te weten 25 april 2025, ter zitting te behandelen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling volgt dat vooralsnog is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de naderende afloopdatum van de machtiging tot uithuisplaatsing, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouder met gezag, te weten de vader, verlengen voor de duur van iets meer dan één maand, te weten tot 30 mei 2025. Het resterende deel van zowel het verzoek van de GI als dat van de moeder zal worden aangehouden tot de hierna vermelde zittingsdatum. De moeder en haar advocaat, de vader en de GI zijn hier ter zitting mee akkoord gegaan.
5.3.
De kinderrechter wenst voorafgaand aan de mondelinge behandeling duidelijk inzicht te krijgen in alle relevante informatie van de GI, waaronder in elk geval:
  • de actuele stand van zaken;
  • een (actueel) gezinsplan;
  • de omgangsverslagen.
5.4.
De GI wordt verzocht
uiterlijk één week voor de hierna vermelde zittingsdatumde verzochte informatie genoemd onder punt 5.3. te overleggen (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. F. el Makthari).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouder met gezag, te weten de vader, tot 30 mei 2025;
en alvorens verder te beslissen:ten aanzien van zaaknummers C/10/685719 / JE RK 24-1981 en C/10/692270 / JE RK 25-436.2. houdt de behandeling van het resterende gedeelte van de verzoeken aan tot de mondelinge behandeling van
de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan Wilhelminaplein 100/125 te Rotterdam, op 26 mei 2025 om 14:00 uur;
6.3.
de zaken zullen op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene
omstandigheden, worden behandeld door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de vader, de moeder en mr. F. el Makthari;
6.5.
verzoekt de GI om
uiterlijk één week voor de genoemde zittingsdatumde verzochte informatie benoemd onder punt 5.3. (met afschrift aan de vader, de moeder en mr. F. el Makthari) te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2025, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 12 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.