ECLI:NL:RBROT:2025:6803

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
10/027137-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortgezette handeling van mensensmokkel door vrachtwagenchauffeur met vluchtelingen in koelcontainer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984, die als vrachtwagenchauffeur betrokken was bij mensensmokkel. De verdachte vervoerde op 24 januari 2025 acht vluchtelingen in een koelcontainer van zijn vrachtwagen naar Groot-Brittannië. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vluchtelingen en dat hij hen opzettelijk hielp bij hun illegale toegang tot en verblijf in Nederland en Groot-Brittannië. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte handelde uit winstbejag, aangezien de vluchtelingen voor hun reis hadden betaald aan smokkelaars. De verdachte had geen blijk van berouw getoond en de rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waaronder de erbarmelijke omstandigheden waarin de vluchtelingen werden vervoerd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voortgezette handeling van mensensmokkel, gepleegd in de uitoefening van zijn beroep als vrachtwagenchauffeur.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/027137-25
datum uitspraak: 3 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
wonende in [plaats] ( [land] ),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de [penitentiaire inrichting] ,
raadsvrouw mr. R.V.S. Adriaansen, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten de mensensmokkel van 8 vreemdelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat voldoende wettig bewijs voorhanden is om de verdachte te veroordelen voor medeplegen van mensensmokkel, begaan in de uitoefening van zijn beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur. De verdachte wist dat er vreemdelingen in de koeltrailer van de vrachtauto zaten vóórdat hij de boot opreed en heeft bewust het koelsysteem van de koelcontainer uitgezet. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het behulpzaam zijn bij het verlenen van toegang tot en de doorreis van acht personen die op dat moment geen rechtmatig verblijf hadden en het verschaffen van verblijf uit winstbejag ten aanzien van deze vreemdelingen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Uit de door verdachte uitgevoerde feitelijke handelingen kan niet worden afgeleid dat hij wetenschap, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad van de aanwezigheid van acht vreemdelingen in de koeltrailer van zijn vrachtwagen.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht verdachte partieel vrij te spreken van medeplegen vanwege het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking alsmede voor het handelen uit winstbejag. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte een financiële vergoeding zou krijgen voor het vervoer van de vreemdelingen.
4.1.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 24 januari 2025 vond bij het DFDS-haventerrein te Vlaardingen een uitreiscontrole plaats op de boot genaamd [naam vaartuig] , die kort daarna naar Groot-Brittannië zou varen. Tijdens deze controle werd een persoon onder de koeltrailer van de door de verdachte bestuurde vrachtauto aangetroffen. Deze persoon kon zich niet identificeren. Deze ‘assenhanger’ bleek uiteindelijk te zijn genaamd [persoon A] , afkomstig uit Turkije . Ten tijde van het aantreffen had [persoon A] geen rechtmatig verblijf in Nederland. In de koelcontainer werden vervolgens nog acht personen aangetroffen met een Turkse, Iraakse of Koeweitse nationaliteit, allen zonder identiteitspapieren. De trailer was voorzien van een zegel dat niet was verbroken.
Wetenschap aanwezigheid vreemdelingen
Als uitgangspunt geldt dat de omstandigheid dat een chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in combinatie met andere bijzondere omstandigheden, in beginsel wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft. In dat verband mag van de chauffeur worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn reisbewegingen, handelingen en gang van zaken rond het transport.
Vast staat dat er vreemdelingen zijn aangetroffen in de koelcontainer behorend bij de vrachtwagencombinatie van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is ook sprake van verdachte omstandigheden, gezien het navolgende.
Route
De verdachte heeft verklaard dat hij met een lading bevroren zeebaarsfilet op 17 januari 2025 is vertrokken uit Turkije en dat hij via Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Slowakije, Tsjechië en Duitsland naar Nederland is gereden. Hij stelt niets te weten van de aangetroffen vreemdelingen op de assen en in de koelcontainer van de vrachtauto.
Uit de gegevens van de tachograaf blijkt dat de verdachte op 24 januari 2025 om 14:09 uur (alle tijdstippen in de motivering van dit vonnis zijn weergegeven in de Nederlandse tijd) vanaf de A15 te Barendrecht, de Verbindingsweg richting Ridderkerk heeft gepasseerd en vervolgens vanaf 14:18 uur 3 uur en 15 minuten stil heeft gestaan op de Voorweg te Ridderkerk, vanwaar hij om 17:30 uur weer is vertrokken. Vijf minuten later, om 17:35 uur heeft verdachte de vrachtauto gemanoeuvreerd op de Krommeweg te Ridderkerk om vervolgens weer te stoppen. Vervolgens heeft hij gedurende 1 uur en 23 minuten stilgestaan op de Krommeweg en is hij om 19:00 uur vertrokken richting het haventerrein. Blijkens camerabeelden van het haventerrein is de verdachte om 19:23 uur gearriveerd op het DFDS-haventerrein te Vlaardingen en is hij -na kort te hebben stilgestaan- om 19:54 uur met de vrachtwagencombinatie met koelcontainer de boot opgereden.
Het door de verdachte geschetste scenario dat hij een extra stop te Ridderkerk heeft gemaakt omdat hij moest wachten om het haventerrein op te rijden en per toeval op het industrieterrein op de Krommeweg terecht is gekomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de locatiegegevens van de inbeslaggenomen telefoons van de vreemdelingen [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] blijkt dat zij zich, op het moment dat verdachte met zijn vrachtwagen stil stond op de Krommeweg te Ridderkerk, ook bevonden in de buurt van de Krommeweg. De rechtbank acht het op basis van deze feiten en omstandigheden aannemelijk dat de vreemdelingen op het moment dat verdachte de (extra) stop heeft gemaakt op de Krommeweg te Ridderkerk in de koelcontainer zijn geklommen. Gelet op deze onverklaarbare stop op deze ongebruikelijke, afgelegen locatie is de rechtbank van oordeel dat dit betekent dat de vreemdelingen wisten waar de vrachtwagencombinatie van verdachte zich zou bevinden, zodat zij daarin konden klimmen om zich te laten vervoeren, en dat verdachte wetenschap had van het inklimmen door de vreemdelingen in zijn koelcontainer. De verdachte heeft bovendien wisselende verklaringen over deze stop en de reden voor deze stop afgelegd.
Zegel
Blijkens het dossier en de verklaring van de verdachte ter zitting en bij de politie was de koelcontainer op het moment van openen voorzien van een zegel dat intact was. Het was niet mogelijk de koelcontainer te openen zonder verbreking van het zegel. De verdachte heeft verklaard dat de koelcontainer voor het laatst in Bulgarije is gecontroleerd en dat de koelcontainer aldaar door de Douane is verzegeld.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de eerdere genoemde locatiegegevens van de vreemdelingen, het niet anders kan zijn dan dat de vreemdelingen op de Krommeweg te Ridderkerk in de koelcontainer zijn ingeklommen. Dit betekent dat een geplaatste zegel op een eerder moment moet zijn verbroken. Op camerabeelden van 24 januari 2025 om 19:25 uur is bij aankomst van de vrachtauto op het haventerrein in Vlaardingen – anders dan door de verdachte is verklaard op de zitting – geen zegel op de deur van de koelcontainer waargenomen. Wanneer om 20:15 uur de deuren van de koelcontainer in het bijzijn van de verdachte door de verbalisanten worden geopend, blijkt de koelcontainer te zijn verzegeld. Dit zegel dat vervolgens in het bijzijn van de verdachte en verbalisanten is verbroken, moet tussen 19:25 uur en 20:15 uur zijn aangebracht. De verklaring van de verdachte dat de container bij aankomst op het haventerrein wel verzegeld was, maar dat het zegel niet zichtbaar is op de beelden, omdat er een klepje of deksel over het zegel zat, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daarbij weegt de rechtbank mee dat in de chauffeurscabine van de vrachtwagen een doos nieuwe zegels is aangetroffen en het handgeschreven nummer op een brief in de cabine correspondeert met het nummer van het verbroken zegel.
Uitschakelen koelunit en luikje
De verklaring van de verdachte dat hij het koelsysteem heeft gecontroleerd nadat hij de vrachtwagencombinatie op de boot had geparkeerd en hij het koelsysteem niet heeft aan- en uit gezet, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de door [bedrijf] , eigenaar van de koelcontainer, aan de politie geleverde data gedownload uit de koelunit, blijkt dat de koelunit op 24 januari 2025 op twee momenten is uitgeschakeld, namelijk om 16:51 uur voor de duur van 2 uur en 45 minuten en om 19:38 uur nadat hij twee minuten hiervoor was aangezet. De koeling stond nog steeds uit toen de container door de verbalisanten werd geopend. Op de door het haventerrein aangeleverde camerabeelden is te zien dat de verdachte op 24 januari 2025 omstreeks 19:35 uur de vrachtauto met koelcontainer parkeerde voordat hij de boot opreed. In de periode dat de koelcontainer geparkeerd stond, stapte de verdachte uit en is hij enige tijd op de plek waar het bedieningspaneel van de koelunit hangt, te weten pal achter de cabinedeur van de bestuurder) bezig geweest. Dit tijdstip komt overeen met het moment waarop de koelunit werd uitgezet (19:38 u). Op de camerabeelden zijn bovendien geen andere personen waargenomen in de nabijheid van de vrachtauto en de koelcontainer.
De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat het niet anders kan, dan dat het de verdachte is geweest die de koelunit om 19:38 uur heeft uitgezet. Daarbij komt dat [getuige] , een medewerker van het bedrijf waar de verdachte eveneens werkzaam is, heeft verklaard dat de temperatuur in de koelunit door de chauffeur handmatig wordt geregeld en dat, als men geen verstand heeft van de werking van het systeem, het niet mogelijk is om de koeling te regelen.
De verklaring van de verdachte dat hij niet heeft opgemerkt dat het luikje in de linkerachterdeur van de koelcontainer geopend was, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Blijkens de vrachtbrief en de verklaring van de verdachte dient de lading zeebaarsfilet te worden getransporteerd bij een temperatuur van -18 graden celsius. Het is daarom niet wenselijk en zeer ongebruikelijk dat warme(re) lucht van buiten in de container kan stromen, waardoor de lading kan bederven. De lading zeebaars vertegenwoordigde immers een aanzienlijke waarde. Daarbij komt dat de verdachte al 16 jaar werkzaam is als vrachtwagenchauffeur, hij naar eigen zeggen veel ervaring heeft met het vervoeren van dergelijke ladingen en dat hij ter zitting heeft verklaard dat hij de container altijd controleert voordat hij de boot oprijdt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte gezien moet hebben dat het luikje geopend was en dat de reden hiervoor – vermoedelijk – is gelegen in het verschaffen van frisse lucht aan de op dat moment aanwezige vreemdelingen in de koelcontainer.
Gemeenschappelijke contacten en berichtenverkeer
Ten behoeve van het opsporingsonderzoek zijn de vreemdelingen, alsook de ashanger [persoon A] , als getuige gehoord en zijn de mobiele telefoons van deze vreemdelingen inbeslaggenomen. Uit de analyse van de onder de verdachte en [persoon A] inbeslaggenomen telefoon is gebleken dat zij twee gemeenschappelijke contacten hadden, te weten [contact 1] met [telefoonnummer 1] en [contact 2] met [telefoonnummer 2] .
[persoon A] stuurde op 24 januari 2025 om 18:48 uur en om 18:56 uur een locatie door aan deze contacten. Om 19:48 uur (voordat de verdachte met de vrachtwagencombinatie de boot opreed) stuurde hij een bericht naar [contact 1] met de tekst “
Zeg tegen de chauffeur dat hij de motor start en over 30 seconden gaat rijden". Toen [contact 1] vroeg waarom hij dit moest doorgeven, antwoordde [persoon A] dat het geen probleem was en “
ze waarschijnlijk al aan boord zijn.”
Naar het oordeel van de rechtbank kan het op basis van voornoemde feiten en
omstandigheden niet anders zijn dan dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de trailer van zijn vrachtwagen en dat het zijn bedoeling was dat zij door hem naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd. Dat de gesmokkelden hebben verklaard dat zij de verdachte niet hebben gezien op het moment dat zij in de trailer klommen, doet aan het vorenstaande niet af.
Winstbejag
Uit jurisprudentie blijkt dat van winstbejag als bedoeld in artikel 197a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht sprake is “indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk behoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel, en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel ook daadwerkelijk werd behaald. Voldoende is dat blijkt dat de dader op de bedoelde verrijking uit is geweest” (HR 13 november 2012, NJ2012, 672, LJN:BX5419). De term ‘winstbejag’ strekt er slechts toe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht te houden.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag. De vreemdelingen hebben verklaard dat zij voor de reis naar Groot-Brittannië geld hebben betaald aan de smokkelaars. Het is een feit van algemene bekendheid dat rondom de smokkel van mensen grote bedragen omgaan. Gezien het risico dat een chauffeur loopt tijdens de smokkel is het aannemelijk dat de verdachte voor het lopen van dit risico werd betaald. De verdachte was in zijn hoedanigheid als legale transporteur een onmisbare schakel in de illegale smokkel van vreemdelingen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat het handelen van de verdachte erop was gericht om zichzelf en/of anderen te verrijken.
Medeplegen
Uit het dossier blijkt dat een aantal van de vreemdelingen door een persoon vanuit Frankrijk naar de vrachtwagen van de verdachte aan de Krommeweg in Ridderkerk is gebracht. Gelet op voorgaande overwegingen, kan het niet anders zijn dan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich – samen met een ander of anderen – heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 januari 2025 te in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen
als vrachtwagenchauffeur
anderen, te weten acht personen met de Turkse
en Koeweitse en Irakese nationaliteit,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
en
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of Groot-Brittannië,
zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee
en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,en
genoemde personen daartoe gelegenheid heeft verschaft
door
- een vrachtwagen te besturen (met [kenteken] ), en
- bovengenoemde personen in de koeltrailer van de eerder genoemde vrachtwagen
te (laten) instappen en
- bovengenoemde personen door te vervoeren in de richting van het DFDS terrein
om hen vervolgens de boot naar Groot-Brittannië te laten (gaan) nemen
en (aldus) de doorreis en het transport en toegang door en het verblijf
in Nederland en Groot-Brittannië gefaciliteerd ,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, wisten dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn beroep als internationaal
vrachtwagenchauffeur.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de voortgezette handeling van
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door twee of meer personen,
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en die ander daartoe gelegenheid verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door twee of meer personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de smokkel van acht personen, door hen met zijn vrachtauto te vervoeren naar Groot-Brittannië. De gesmokkelden zaten in een koelcontainer. Het was voor hen niet mogelijk om zonder hulp van buitenaf de ruimte te verlaten. Hoewel uit het dossier niet naar voren is gekomen dat daarmee sprake is geweest van direct levensgevaar, waren het erbarmelijke omstandigheden waaronder de vreemdelingen zijn vervoerd, namelijk in een afgesloten koelcontainer waar de temperatuur rond het vriespunt lag, en hadden de betrokkenen in het geval er zich een calamiteit had voorgedaan – zoals een ongeluk of onwelwording – opgesloten gezeten, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal
verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie
doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de
verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de
samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik
van kwetsbare personen.
De verdachte heeft uit winstbejag gehandeld, namelijk om zelf financieel voordeel te
behalen. De rechtbank verwijt de verdachte dat hij niet heeft stilgestaan bij het
ontwrichtende karakter van mensensmokkel en evenmin bij de risico’s die de gesmokkelden
tijdens het vervoer liepen; in koelcontainers als die waarmee de verdachte op pad was, hebben zich in de Europese Unie niet zelden incidenten voorgedaan met fatale afloop. Voorts heeft de verdachte geen enkel blijk van berouw getoond ten aanzien van zijn verwerpelijke handelen, of van enige empathie met de betrokken vreemdelingen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een lagere gevangenisstraf op te leggen, omdat de verdachte geen Nederlander is en hierdoor geen aanspraak kan maken op de regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straf en ziet geen aanleiding van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon en loodzegel verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht op teruggave aan de verdachte van de mobiele telefoon en de loodzegel.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 56 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit:
de loodzegel met [goednummer 1] ;
de mobiele telefoon met [goednummer 2] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en L.B Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.C. de Hooge en A.B.A. Slebus, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en één der griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Vlaardingen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
als vrachtwagenchauffeur
een ander of anderen, te weten acht, althans één of meer, personen met de Turkse
en/of Koeweitse en/of Irakese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
en/of
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of Groot-Brittannië,
zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee
en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of
genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- een vrachtwagen te besturen (met [kenteken] ), en/of
- bovengenoemde personen in de koeltrailer van de eerder genoemde vrachtwagen
te (laten) instappen en/of aanhangen, en/of
- bovengenoemde personen door te vervoeren in de richting van het DFDS terrein
om hen vervolgens de boot naar Groot-Brittannië te laten (gaan) nemen
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf
in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of
gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als internationaal
vrachtwagenchauffeur.