4.1.3.Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 24 januari 2025 vond bij het DFDS-haventerrein te Vlaardingen een uitreiscontrole plaats op de boot genaamd [naam vaartuig] , die kort daarna naar Groot-Brittannië zou varen. Tijdens deze controle werd een persoon onder de koeltrailer van de door de verdachte bestuurde vrachtauto aangetroffen. Deze persoon kon zich niet identificeren. Deze ‘assenhanger’ bleek uiteindelijk te zijn genaamd [persoon A] , afkomstig uit Turkije . Ten tijde van het aantreffen had [persoon A] geen rechtmatig verblijf in Nederland. In de koelcontainer werden vervolgens nog acht personen aangetroffen met een Turkse, Iraakse of Koeweitse nationaliteit, allen zonder identiteitspapieren. De trailer was voorzien van een zegel dat niet was verbroken.
Wetenschap aanwezigheid vreemdelingen
Als uitgangspunt geldt dat de omstandigheid dat een chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in combinatie met andere bijzondere omstandigheden, in beginsel wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft. In dat verband mag van de chauffeur worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn reisbewegingen, handelingen en gang van zaken rond het transport.
Vast staat dat er vreemdelingen zijn aangetroffen in de koelcontainer behorend bij de vrachtwagencombinatie van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is ook sprake van verdachte omstandigheden, gezien het navolgende.
Route
De verdachte heeft verklaard dat hij met een lading bevroren zeebaarsfilet op 17 januari 2025 is vertrokken uit Turkije en dat hij via Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Slowakije, Tsjechië en Duitsland naar Nederland is gereden. Hij stelt niets te weten van de aangetroffen vreemdelingen op de assen en in de koelcontainer van de vrachtauto.
Uit de gegevens van de tachograaf blijkt dat de verdachte op 24 januari 2025 om 14:09 uur (alle tijdstippen in de motivering van dit vonnis zijn weergegeven in de Nederlandse tijd) vanaf de A15 te Barendrecht, de Verbindingsweg richting Ridderkerk heeft gepasseerd en vervolgens vanaf 14:18 uur 3 uur en 15 minuten stil heeft gestaan op de Voorweg te Ridderkerk, vanwaar hij om 17:30 uur weer is vertrokken. Vijf minuten later, om 17:35 uur heeft verdachte de vrachtauto gemanoeuvreerd op de Krommeweg te Ridderkerk om vervolgens weer te stoppen. Vervolgens heeft hij gedurende 1 uur en 23 minuten stilgestaan op de Krommeweg en is hij om 19:00 uur vertrokken richting het haventerrein. Blijkens camerabeelden van het haventerrein is de verdachte om 19:23 uur gearriveerd op het DFDS-haventerrein te Vlaardingen en is hij -na kort te hebben stilgestaan- om 19:54 uur met de vrachtwagencombinatie met koelcontainer de boot opgereden.
Het door de verdachte geschetste scenario dat hij een extra stop te Ridderkerk heeft gemaakt omdat hij moest wachten om het haventerrein op te rijden en per toeval op het industrieterrein op de Krommeweg terecht is gekomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de locatiegegevens van de inbeslaggenomen telefoons van de vreemdelingen [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] blijkt dat zij zich, op het moment dat verdachte met zijn vrachtwagen stil stond op de Krommeweg te Ridderkerk, ook bevonden in de buurt van de Krommeweg. De rechtbank acht het op basis van deze feiten en omstandigheden aannemelijk dat de vreemdelingen op het moment dat verdachte de (extra) stop heeft gemaakt op de Krommeweg te Ridderkerk in de koelcontainer zijn geklommen. Gelet op deze onverklaarbare stop op deze ongebruikelijke, afgelegen locatie is de rechtbank van oordeel dat dit betekent dat de vreemdelingen wisten waar de vrachtwagencombinatie van verdachte zich zou bevinden, zodat zij daarin konden klimmen om zich te laten vervoeren, en dat verdachte wetenschap had van het inklimmen door de vreemdelingen in zijn koelcontainer. De verdachte heeft bovendien wisselende verklaringen over deze stop en de reden voor deze stop afgelegd.
Zegel
Blijkens het dossier en de verklaring van de verdachte ter zitting en bij de politie was de koelcontainer op het moment van openen voorzien van een zegel dat intact was. Het was niet mogelijk de koelcontainer te openen zonder verbreking van het zegel. De verdachte heeft verklaard dat de koelcontainer voor het laatst in Bulgarije is gecontroleerd en dat de koelcontainer aldaar door de Douane is verzegeld.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de eerdere genoemde locatiegegevens van de vreemdelingen, het niet anders kan zijn dan dat de vreemdelingen op de Krommeweg te Ridderkerk in de koelcontainer zijn ingeklommen. Dit betekent dat een geplaatste zegel op een eerder moment moet zijn verbroken. Op camerabeelden van 24 januari 2025 om 19:25 uur is bij aankomst van de vrachtauto op het haventerrein in Vlaardingen – anders dan door de verdachte is verklaard op de zitting – geen zegel op de deur van de koelcontainer waargenomen. Wanneer om 20:15 uur de deuren van de koelcontainer in het bijzijn van de verdachte door de verbalisanten worden geopend, blijkt de koelcontainer te zijn verzegeld. Dit zegel dat vervolgens in het bijzijn van de verdachte en verbalisanten is verbroken, moet tussen 19:25 uur en 20:15 uur zijn aangebracht. De verklaring van de verdachte dat de container bij aankomst op het haventerrein wel verzegeld was, maar dat het zegel niet zichtbaar is op de beelden, omdat er een klepje of deksel over het zegel zat, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daarbij weegt de rechtbank mee dat in de chauffeurscabine van de vrachtwagen een doos nieuwe zegels is aangetroffen en het handgeschreven nummer op een brief in de cabine correspondeert met het nummer van het verbroken zegel.
Uitschakelen koelunit en luikje
De verklaring van de verdachte dat hij het koelsysteem heeft gecontroleerd nadat hij de vrachtwagencombinatie op de boot had geparkeerd en hij het koelsysteem niet heeft aan- en uit gezet, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de door [bedrijf] , eigenaar van de koelcontainer, aan de politie geleverde data gedownload uit de koelunit, blijkt dat de koelunit op 24 januari 2025 op twee momenten is uitgeschakeld, namelijk om 16:51 uur voor de duur van 2 uur en 45 minuten en om 19:38 uur nadat hij twee minuten hiervoor was aangezet. De koeling stond nog steeds uit toen de container door de verbalisanten werd geopend. Op de door het haventerrein aangeleverde camerabeelden is te zien dat de verdachte op 24 januari 2025 omstreeks 19:35 uur de vrachtauto met koelcontainer parkeerde voordat hij de boot opreed. In de periode dat de koelcontainer geparkeerd stond, stapte de verdachte uit en is hij enige tijd op de plek waar het bedieningspaneel van de koelunit hangt, te weten pal achter de cabinedeur van de bestuurder) bezig geweest. Dit tijdstip komt overeen met het moment waarop de koelunit werd uitgezet (19:38 u). Op de camerabeelden zijn bovendien geen andere personen waargenomen in de nabijheid van de vrachtauto en de koelcontainer.
De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat het niet anders kan, dan dat het de verdachte is geweest die de koelunit om 19:38 uur heeft uitgezet. Daarbij komt dat [getuige] , een medewerker van het bedrijf waar de verdachte eveneens werkzaam is, heeft verklaard dat de temperatuur in de koelunit door de chauffeur handmatig wordt geregeld en dat, als men geen verstand heeft van de werking van het systeem, het niet mogelijk is om de koeling te regelen.
De verklaring van de verdachte dat hij niet heeft opgemerkt dat het luikje in de linkerachterdeur van de koelcontainer geopend was, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Blijkens de vrachtbrief en de verklaring van de verdachte dient de lading zeebaarsfilet te worden getransporteerd bij een temperatuur van -18 graden celsius. Het is daarom niet wenselijk en zeer ongebruikelijk dat warme(re) lucht van buiten in de container kan stromen, waardoor de lading kan bederven. De lading zeebaars vertegenwoordigde immers een aanzienlijke waarde. Daarbij komt dat de verdachte al 16 jaar werkzaam is als vrachtwagenchauffeur, hij naar eigen zeggen veel ervaring heeft met het vervoeren van dergelijke ladingen en dat hij ter zitting heeft verklaard dat hij de container altijd controleert voordat hij de boot oprijdt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte gezien moet hebben dat het luikje geopend was en dat de reden hiervoor – vermoedelijk – is gelegen in het verschaffen van frisse lucht aan de op dat moment aanwezige vreemdelingen in de koelcontainer.
Gemeenschappelijke contacten en berichtenverkeer
Ten behoeve van het opsporingsonderzoek zijn de vreemdelingen, alsook de ashanger [persoon A] , als getuige gehoord en zijn de mobiele telefoons van deze vreemdelingen inbeslaggenomen. Uit de analyse van de onder de verdachte en [persoon A] inbeslaggenomen telefoon is gebleken dat zij twee gemeenschappelijke contacten hadden, te weten [contact 1] met [telefoonnummer 1] en [contact 2] met [telefoonnummer 2] .
[persoon A] stuurde op 24 januari 2025 om 18:48 uur en om 18:56 uur een locatie door aan deze contacten. Om 19:48 uur (voordat de verdachte met de vrachtwagencombinatie de boot opreed) stuurde hij een bericht naar [contact 1] met de tekst “
Zeg tegen de chauffeur dat hij de motor start en over 30 seconden gaat rijden". Toen [contact 1] vroeg waarom hij dit moest doorgeven, antwoordde [persoon A] dat het geen probleem was en “
ze waarschijnlijk al aan boord zijn.”
Naar het oordeel van de rechtbank kan het op basis van voornoemde feiten en
omstandigheden niet anders zijn dan dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de trailer van zijn vrachtwagen en dat het zijn bedoeling was dat zij door hem naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd. Dat de gesmokkelden hebben verklaard dat zij de verdachte niet hebben gezien op het moment dat zij in de trailer klommen, doet aan het vorenstaande niet af.
Winstbejag
Uit jurisprudentie blijkt dat van winstbejag als bedoeld in artikel 197a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht sprake is “indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk behoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel, en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel ook daadwerkelijk werd behaald. Voldoende is dat blijkt dat de dader op de bedoelde verrijking uit is geweest” (HR 13 november 2012, NJ2012, 672, LJN:BX5419). De term ‘winstbejag’ strekt er slechts toe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht te houden.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag. De vreemdelingen hebben verklaard dat zij voor de reis naar Groot-Brittannië geld hebben betaald aan de smokkelaars. Het is een feit van algemene bekendheid dat rondom de smokkel van mensen grote bedragen omgaan. Gezien het risico dat een chauffeur loopt tijdens de smokkel is het aannemelijk dat de verdachte voor het lopen van dit risico werd betaald. De verdachte was in zijn hoedanigheid als legale transporteur een onmisbare schakel in de illegale smokkel van vreemdelingen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat het handelen van de verdachte erop was gericht om zichzelf en/of anderen te verrijken.
Medeplegen
Uit het dossier blijkt dat een aantal van de vreemdelingen door een persoon vanuit Frankrijk naar de vrachtwagen van de verdachte aan de Krommeweg in Ridderkerk is gebracht. Gelet op voorgaande overwegingen, kan het niet anders zijn dan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich – samen met een ander of anderen – heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel.