ECLI:NL:RBROT:2025:6818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
ROT 24/4618
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) en de weigering van de korpschef om volledige inzage te geven in politiegegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen een gedeeltelijk toegewezen verzoek om inzage in politiegegevens beoordeeld. Eiser had op 27 november 2023 een inzageverzoek ingediend bij de politie op basis van de Wet politiegegevens (Wpg). De korpschef heeft op 20 maart 2024 een besluit genomen waarin hij eiser gedeeltelijk inzage verleent in zijn politiegegevens, maar ook een deel van de gegevens onder geheimhouding houdt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij meent dat de korpschef ten onrechte inzage heeft geweigerd en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde gegevens niet toegankelijk zijn.

De rechtbank behandelt het beroep op 3 februari 2025, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigden van de korpschef aanwezig zijn. De korpschef heeft de weigering van inzage gemotiveerd door te stellen dat het noodzakelijk is om gerechtelijke onderzoeken en procedures niet te belemmeren. De rechtbank oordeelt dat de korpschef de belangen van de opsporing en vervolging zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiser om zijn gegevens in te zien. Eiser heeft de mogelijkheid gekregen om de gegevens in te zien, maar heeft geen afspraak gemaakt om dit te doen.

De rechtbank concludeert dat de motivering van de korpschef voor de gedeeltelijke weigering van inzage toereikend is en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.A. Soebhag),
en

de korpschef van politie, eenheid [plaats] , de korpschef

(gemachtigden: mr. V. Vermeulen en M.J.A.M. Schrader).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een gedeeltelijk toegewezen verzoek om inzage in politiegegevens.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 maart 2024 heeft de korpschef eiser gedeeltelijk inzage gegeven in zijn politiegegevens. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. [1]
1.2.
De korpschef heeft stukken ingediend met het verzoek om geheimhouding tegenover eiser. [2] Eiser heeft hierop gereageerd op 31 december 2024.
1.3.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft beroep op 3 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigden van de korpschef.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 27 november 2023 een inzageverzoek ingediend bij de politie op grond van de Wpg. Eiser wil een overzicht van zijn door de korpschef verwerkte persoonsgegevens, wil weten wat het doel is van het gebruik, aan wie deze gegevens eventueel zijn verstrekt, hoe lang de gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, wat de herkomst is van de gegevens, en hij wil weten of sprake is van geautomatiseerde besluitvorming waaronder profilering en zo ja, wat de onderliggende logica hiervan is en wat de gevolgen van de profilering zijn. Daarnaast wil eiser weten welke passende waarborgen voor doorgifte zijn getroffen indien gegevens aan een ander land of internationale organisatie zijn doorgegeven. De korpschef heeft dit verzoek opgevat als een inzageverzoek op grond van artikel 25 van de Wpg. Met het bestreden besluit heeft de korpschef eiser deels inzage gegeven in de verwerkingen door hiervan een overzicht te verstrekken. Daarbij is steeds vermeld wat het verwerkingsdoel is geweest van elke registratie en wat de bewaartermijn is. Eiser kan desgewenst een afspraak maken om die verwerkingen feitelijk in te zien. Ook heeft de korpschef vermeld dat sprake is geweest van het verstrekken van de politiegegevens aan het Openbaar Ministerie (OM) te [plaats] , bureau Jeugdzorg te [plaats] , [verhuurder] en netbeheerder Stedin. De korpschef heeft verder toegelicht dat geen sprake is geweest van geautomatiseerde besluitvorming waaronder profilering dan wel doorgifte naar derde landen of een internationale organisatie.
De korpschef heeft het noodzakelijk en evenredig geacht om eiser een deel van de over hem verwerkte politiegegevens te onthouden. De reden daarvoor is gelegen in het vermijden van het belemmeren van gerechtelijke onderzoeken of procedures en/of het vermijden van nadelige gevolgen voor de voorkoming, opsporing, het onderzoek en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. De korpschef heeft zich op het standpunt gesteld dat het opsporings- en strafvorderlijk belang voorgaat op eisers belang om zijn gegevens in te kunnen zien. In aanvulling op de gedeeltelijke weigering heeft de korpschef medegedeeld dat er politiegegevens zijn ingezonden naar het OM in [plaats] , waar de zaken bekend zijn onder parketnummer(s): 10/820590-06, 10/632617-08, 10/633052-09, 10/633053-09, 10/732220-12,10/231061-13, 10/750154-15 en 10/322605-23. Eiser heeft wel de mogelijkheid gekregen om ten aanzien van het onderzoek met parketnummer 10/750154-15 (onderzoek Mosquito) de door hem specifiek gevraagde gegevens in te zien.

Het beroep van eiser

3. Eiser voert aan dat de korpschef hem ten onrechte (verdere) inzage in de over hem verwerkte politiegegevens heeft geweigerd. De korpschef houdt daarnaast ten onrechte de inhoud van de genoemde parketnummers van het OM achter, omdat het OM in 2013 al tegenover zijn advocaat heeft verklaard dat er geen zaken tegen eiser lopen. Ook ontbreekt er informatie. Eiser wijst in dit verband op stukken die met de Belastingdienst en de Fiscale Opsporingsdienst (FIOD) zouden zijn gedeeld. Eiser voert verder aan dat de korpschef onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is geweest van geautomatiseerde profilering, de politiegegevens veroorzaken nog steeds problemen voor eiser en zijn partner.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de korpschef terecht eisers inzageverzoek gedeeltelijk heeft geweigerd om te vermijden dat nadelige gevolgen ontstaan voor de voorkoming, opsporing, het onderzoek en vervolging van strafbare feiten of tenuitvoerlegging van straffen. Zij beoordeelt dit aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden.
5. De korpschef heeft eisers inzageverzoek deels toegewezen. Eiser is daarvoor in de gelegenheid gesteld om een afspraak te maken om de betreffende stukken in te zien op het politiebureau. Uit het dossier blijkt dat dit niet is gebeurd. De korpschef heeft tijdens de zitting bevestigd dat hiervoor geen afspraak is gemaakt met eiser. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij deze stukken niet interessant vindt en om die reden geen afspraak heeft gemaakt voor inzage.
6. Artikel 25 van de Wpg bepaalt dat de betrokkene op verzoek recht heeft om uitsluitsel te krijgen over de verwerking van persoonsgegevens die hem betreffen. Het recht op kennisneming van de politiegegevens is geen absoluut recht. Het kan worden beperkt als dit in een democratische rechtsorde noodzakelijk is. Uit artikel 27, eerste lid, van de Wpg volgt dat een verzoek om kennisneming van politiegegevens wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is vanwege de in die bepaling vermelde belangen. De korpschef moet deze belangen afwegen om inzage op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wpg te weigeren.
7. Voor wat betreft de stukken waarover eiser geen inzage heeft gekregen, overweegt de rechtbank het volgende. De korpschef heeft de aan eiser geweigerde stukken met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegd. Eiser heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om deze onder geheimhouding verstrekte stukken te bekijken. Zonder inzage in deze vertrouwelijke stukken kan de rechtbank niet controleren of de korpschef op juiste gronden geen inzage in de registratie(s) heeft gegeven. De rechtbank zal daarom ervan uitgaan dat de korpschef kennisname van de registratie(s) heeft geweigerd om de reden die hij heeft genoemd. Een ander oordeel zou immers tot gevolg hebben dat de rechtbank zonder beoordeling van de registratie(s) ervan uit zou moeten gaan dat de korpschef ten onrechte geen inzage heeft gegeven. Dat is geen aanvaardbaar uitgangspunt. Ten aanzien van de parketnummers waarover geen inzage is gegeven overweegt de rechtbank dat de korpschef tijdens de zitting uiteen heeft gezet dat de politie van het OM een bericht ontvangt als de vervolging is stopgezet. Dat is in de betreffende parketnummers niet gebeurd. De enkele stelling van eiser dat het OM in 2013 al heeft verklaard tegenover zijn toenmalige advocaat dat er geen zaken meer tegen hem lopen, maakt niet dat de korpschef ten onrechte inzage in de genoemde parketnummers zou hebben geweigerd. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat stukken zouden zijn gedeeld met de Belastingdienst en/of FIOD, is de rechtbank van oordeel dat de korpschef tijdens de zitting gemotiveerd en navolgbaar uiteen heeft gezet dat de door eiser bedoelde stukken niet zien op deze procedure. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van eiser dat bij de politie sprake zou zijn van geautomatiseerde profilering niet kan leiden tot een ander oordeel over het besluit van de korpschef de inzage gedeeltelijk te weigeren.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank acht de gegeven motivering voor weigering van inzage toereikend. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tegen besluiten als bedoeld in de artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) is rechtstreeks beroep mogelijk. Zie hiervoor bijlage 1 bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak).
2.Op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).