In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 15 augustus 2024. De eiser, EuResi 1 First Coöperatief U.A., als rechtsopvolger van GARBE Institutional Capital Netherlands B.V., had de huurovereenkomst met de gedaagde, die sinds 1 augustus 2021 een woning huurt, ontbonden wegens een aanzienlijke huurachterstand. De gedaagde, die in verzet was gekomen, stelde dat zijn huurachterstand het gevolg was van persoonlijke omstandigheden, waaronder financiële problemen en de zorg voor zijn kinderen. De kantonrechter oordeelde echter dat de huurachterstand, die inmiddels meer dan twaalf maanden bedroeg, de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter bekrachtigde het verstekvonnis voor het grootste deel, maar bepaalde dat de gedaagde een betalingsachterstand van € 14.021,23 aan EuResi moest betalen en een gebruiksvergoeding van € 1.050,00 per maand vanaf mei 2025. De rechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet voldoende waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen, vooral omdat de minderjarige dochter van de gedaagde slechts enkele dagen per week bij hem verbleef. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.