ECLI:NL:RBROT:2025:6882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11694746 \ VV EXPL 25-30
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van een woning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door een eiser die samenwoonde met de huurder van een woning. De huurovereenkomst tussen de verhuurder, Stichting Fien Wonen, en de huurder is ontbonden door een verstekvonnis van de kantonrechter. De huurder heeft de woning vrijwillig verlaten, maar de eiser, die in de woning is blijven wonen, komt op tegen het verstekvonnis. De eiser vordert dat de ontruiming van de woning, die is aangezegd door de verhuurder, wordt verboden of geschorst. De kantonrechter oordeelt dat de eiser als derde belanghebbende een executiegeschil kan voeren, ondanks dat hij geen procespartij was in het eerdere vonnis. De rechter stelt vast dat de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan die van de eiser, die geen gebruiksvergoeding heeft betaald en wiens situatie niet als een noodtoestand kan worden aangemerkt. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11694746 \ VV EXPL 25-30
datum uitspraak: 13 mei 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Hardinxveld-Giessendam,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers,
tegen
Stichting Fien Wonen,
vestigingsplaats: Hardinxveld-Giessendam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.J. Remmelts.
De partijen worden ‘[eiser]’ en ‘Fien Wonen’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 mei 2025, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van Fien Wonen.
1.2.
Op 13 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser], mr. M. Raaijmakers, [naam 1] en mr. P.J. Remmelts.

2.De beoordeling

2.1.
Fien Wonen heeft op basis van een huurovereenkomst de woning gelegen aan [adres] (hierna: de woning) aan [naam 2] (hierna: [naam 2]) verhuurd. [eiser] is op enig moment bij [naam 2] in de woning gaan wonen.
2.2.
Bij verstekvonnis van 19 december 2024 (zaaknummer: 11405316 \ CV EXPL 24-5170) heeft de kantonrechter van deze rechtbank de huurovereenkomst tussen Fien Wonen en [naam 2] met betrekking tot de woning ontbonden en [naam 2] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege haar daar bevinden en de woning onder opgave van de sleutels ter beschikking van Fien Wonen te stellen. Het vonnis is betekend op 3 maart 2025.
2.3.
[naam 2] heeft vervolgens vrijwillig de woning verlaten. [eiser] is in de woning blijven wonen.
2.4.
In maart 2025 heeft [eiser] Fien Wonen verzocht om de alstoen op 31 maart 2025 geplande ontruiming uit te stellen opdat [eiser] nog enige tijd had om een woning te vinden. Fien Wonen is daarmee akkoord gegaan. Op 9 april 2025 heeft Fien Wonen de ontruiming aangezegd voor 14 mei 2025 om 11.30 uur. Op 13 mei 2025 heeft [eiser] onderhavig executiegeschil aanhangig gemaakt.
2.5.
[eiser] stelt dat hij hard op zoek is naar een andere woning en een reële kans maakt een woning te krijgen. Hij vordert dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het verstekvonnis van 19 december 2024 wordt vernietigd en de ontruiming aangezegd voor 14 mei 2025 wordt verboden dan wel geschorst. Tevens vordert [eiser] dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard en dat Fien Wonen wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser], ondanks dat hij bij het verstekvonnis van 19 december 2024 geen procespartij was, op grond van artikel 438 lid 6 Rv wel als derde belanghebbende een executiegeschil kan voeren. Hij kan als derde belanghebbende worden aangemerkt, omdat in het verstekvonnis is geoordeeld dat [naam 2] de woning moet ontruimen met alle personen of zaken die zich daar vanwege haar bevinden. Dit betekent dat ook [eiser] de woning moet verlaten. Op grond van artikel 438 lid 6 Rv had [eiser] echter ook [naam 2] als formele procespartij moeten dagvaarden. Dat heeft hij niet gedaan. Gelet op het spoedeisend karakter van deze zaak en gelet op wat hierna wordt overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat daaraan voorbij kan worden gegaan.
2.7.
De kort gedingrechter is slechts bevoegd de tenuitvoerlegging van het onherroepelijk vonnis te schorsen, als Fien Wonen met de tenuitvoerlegging misbruik van haar bevoegdheid hiertoe zou maken. Dit is het geval als het belang van Fien Wonen bij de tenuitvoerlegging in géén verhouding staat tot het belang van [eiser] dat door de tenuitvoerlegging wordt geschaad. Daarvan kan sprake zijn als het ten uitvoer te leggen vonnis berust op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag/overduidelijke vergissing. Daarvan kan ook sprake zijn als de tenuitvoerlegging op grond van feiten die na dit vonnis zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen een noodtoestand voor [eiser] meebrengen. Het toetsingskader is dus zeer beperkt.
2.8.
[eiser] stelt dat zijn belangen zwaarder wegen dan de belangen van Fien Wonen. Hij stelt dat hij is hertrouwd en dat zijn echtgenote en haar inmiddels meerderjarige zoon na overkomst uit Afghanistan per april 2025 bij hem in de woning wonen. Bij een ontruiming zal het gezin morgen dakloos worden. Ervan uitgaande dat dit juist is, wat Fien Wonen niet zonder meer aanneemt, geldt het volgende. Ofschoon de kantonrechter dit een zeer zwaarwegend belang vindt, weegt het niet op tegen het belang van Fien Wonen om de sociale huurwoning overeenkomstig haar taak te kunnen verhuren aan een andere woningzoekende, die jaren staat ingeschreven. Daarbij weegt dat Fien Wonen een eerder geplande ontruiming heeft uitgesteld en daarmee [eiser] al extra tijd heeft gegeven. Ook weegt mee dat [eiser] geen gebruiksvergoeding heeft betaald aan Fien Wonen. De betalingsachterstand is inmiddels opgelopen tot € 8.696,05. Voorts vond de gestelde gezinshereniging plaats nadat het ontruimingsvonnis was gewezen en [eiser] van de aanstaande ontruiming op de hoogte was gesteld. [eiser] was toen dus op de hoogte van het feit dat hij geen woonruimte had. Dat de ontruiming gepland staat voor morgen maakt de situatie voor [eiser] extra lastig, maar dit komt niet als verrassing en hierop had hij zich kunnen voorbereiden. Het verstekvonnis dateert van 19 december 2024 en de (uitgestelde) ontruiming is aangezegd op 9 april 2025. Pas gisterenmiddag is namens [eiser] deze procedure aanhangig gemaakt.
2.9.
Voor zover [eiser] aanvoert en bedoelt dat sprake is van een feitelijke of juridische misslag doordat Fien Wonen [eiser] niet heeft gedagvaard waardoor het ontruimingsvonnis niet geldt ten opzichte van [eiser], volgt de kantonrechter dat niet. [eiser] was geen huurder, zodat Fien Wonen terecht alleen [naam 2] heeft gedagvaard. Uit het dictum van het verstekvonnis zoals hiervoor weergegeven volgt dat ook [eiser], die vanwege [naam 2] in de woning woont, de woning moet verlaten.
2.10.
Het beroep op onrechtmatige daad, de redelijkheid en billijkheid en artikel 8 EVRM zijn niet nader onderbouwd. Afgezien daarvan slaagt een beroep op deze rechtsgronden niet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
2.11.
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter geen reden om de gevraagde voorziening toe te wijzen, zodat deze wordt afgewezen.
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan Fien Wonen moet betalen op € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 678,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van Fien Wonen worden begroot op € 678,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688