In deze zaak heeft eiseres aan gedaagde een bedrag van € 2.220,- uitgeleend tussen december 2023 en januari 2024, met een terugbetalingsafspraak vastgelegd in een overeenkomst van 11 februari 2024. Gedaagde heeft slechts € 1.000,- terugbetaald, waardoor er nog een openstaand bedrag van € 1.220,- resteert, plus rente en incassokosten. Gedaagde betwist dat het om een lening ging en stelt dat het geld een betaling was voor iPhones die nooit zijn geleverd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er wel degelijk sprake is van een geldlening, aangezien eiseres een ondertekende overeenkomst en bankafschriften heeft overgelegd die de lening onderbouwen. Gedaagde heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat het om een betaling voor iPhones ging. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten, en gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.970,76, met wettelijke rente vanaf 1 december 2024. Tevens zijn de proceskosten aan gedaagde opgelegd, die zijn begroot op € 895,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.