ECLI:NL:RBROT:2025:6905

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11570122 VV EXPL 25-121
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot naleving van concurrentie-, relatie- en wervingsbedingen in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Amspec Belgium B.V. en twee gedaagden, waaronder een voormalige werknemer van Amspec. Eiseres, Amspec, vorderde nakoming van verschillende bedingen uit de arbeidsovereenkomst van de gedaagde, waaronder een concurrentiebeding, relatiebeding en wervingsbeding, op straffe van een dwangsom. De gedaagden, waaronder Camin Cargo Control NWE B.V., betwistten de vorderingen en stelden dat Amspec afstand had gedaan van deze bedingen door de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. De kantonrechter oordeelde dat Amspec inderdaad afstand had gedaan van haar rechten met betrekking tot de bedingen, omdat de beëindigingsovereenkomst geen voorbehoud maakte voor deze bedingen. De kantonrechter wees de vorderingen van Amspec af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke formuleringen in beëindigingsovereenkomsten en de gevolgen van afstand van recht op contractuele bedingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11570122 VV EXPL 25-121
datum uitspraak: 20 mei 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Amspec Belgium B.V. naar Belgisch recht,
gevestigd te Antwerpen (België)
eiseres,
gemachtigde: mr. I.M. Veerkamp, [naam 1] & mr. M. Ouhadou, advocaten te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde],

wonende te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y. Degrande, advocaat te Antwerpen,

2.Camin Cargo Control NWE B.V.

gevestigd te Rotterdam,
gedaagde:
gemachtigde: mr. J. Kokje, advocaat te Amsterdam en mrs. M. Michaud-Nérard en
M. Rowies, advocaten te Brussel.
Partijen worden hierna ‘Amspec’, ‘[gedaagde]’ en ‘Camin Cargo’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 maart 2025, met bijlagen;
  • het antwoord van Camin Cargo, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde], met bijlagen;
  • de akte Camin Cargo van 17 april 2025, met bijlagen;
  • de akte van Amspec van 17 april 2025, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Amspec;
  • de overgelegde jurisprudentie door de gemachtigden van Amspec;
1.2.
Op 18 april 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: mr. I.M. Veerkamp, mr. K. de Schutter en mr. M. Ouhadou als gemachtigden van Amspec samen met [naam 2] (HR-manager bij Amspec). Voorts waren aanwezig mr. J.D.J. Kokje, mr. M.M. Nerard en mr. M. Rowies als gemachtigden van Camin Cargo en mr. Y. Degrande als gemachtigde van [gedaagde].
1.3.
De zaak is vervolgens tot 6 mei 2025 aangehouden om partijen in staat te stellen de mogelijkheid van een eventuele minnelijke regeling te onderzoeken. De gemachtigde van Amspec heeft bij e-mailbericht van 6 mei 2025 laten weten dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een minnelijke regeling.
1.4.
De kantonrechter heeft daarop de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
Amspec is een onderneming die zich specialiseert in inspectie- test- en certificeringsdiensten voor petroleum- petrochemische- en landbouwindustrie. Op 1 januari 2023 is [gedaagde] voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Amspec als Accountmanager. De arbeidsovereenkomst van [gedaagde] bevat een concurrentiebeding, een relatie- en wervingsbeding alsmede een beding inzake oneerlijke concurrentie. Per 31 oktober 2024 is de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] met wederzijds goedvinden beëindigd. De toen gemaakte afspraken zijn schriftelijk door partijen vastgelegd in de overeenkomst die in de kop vermeld
“Beëindiging van de arbeidsovereenkomst in wederzijds akkoord”.Die overeenkomst is door beide partijen ondertekend op 21 oktober 2024.
2.2.
[gedaagde] is nadien op 1 oktober 2024 in dienst getreden bij Camin Cargo als Customer Service Coördinator. Amspec stelt dat zij hiervan op de hoogte is geraakt door een bijdrage op LinkedIn van [gedaagde]. Uit deze bijdrage blijkt dat [gedaagde] Camin Cargo zal vertegenwoordigen op een internationaal evenement. Volgens Amspec kan hieruit worden opgemaakt dat [gedaagde] bij Camin Cargo een functie vervult die vergelijkbaar is met zijn voormalige functie bij Amspec. Amspec is daarom van mening dat [gedaagde] in strijd handelt met het concurrentiebeding, het relatiebeding, het wervingsbeding en het beding inzake oneerlijke concurrentie, zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Amspec vordert in deze kort geding procedure dat zowel [gedaagde] als Camin Cargo worden veroordeeld tot naleving van deze bedingen op straffe van een dwangsom.
2.3.
Zowel Camin Cargo als [gedaagde] zijn het niet eens met de vorderingen van Amspec. Zij voeren daartoe onder meer aan dat Amspec contractueel afstand heeft gedaan van het recht om de betreffende bedingen- waaronder het concurrentie-, relatie-, en wervingsbeding- nog ten uitvoer te leggen. Verder hebben zij betwist dat sprake is van een geldig concurrentiebeding. Voor zover het concurrentiebeding wel als geldig moet worden beschouwd, betwisten zij dat het concurrentiebeding is geschonden door [gedaagde], aangezien zijn huidige functie bij Camin Cargo wezenlijk verschilt van zijn voormalige functie bij Amspec. Voorts hebben zowel [gedaagde] als Camin Cargo betwist dat het relatiebeding, wervingsbeding en beding inzake oneerlijke concurrentie zijn overtreden.
2.4.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Amspec af. Hierna wordt deze beslissing verder toegelicht.
De kantonrechter is bevoegd
2.5.
De kantonrechter zal eerst onderzoeken of hij bevoegd is om dit geschil te beoordelen, en zo ja, welk recht daarbij van toepassing is. De zaak heeft namelijk een internationaal karakter, nu [gedaagde] woonachtig is in Nederland, Camin Cargo gevestigd is in Nederland en Amspec gevestigd is in België.
2.6.
Op grond van artikel 22 lid 1 van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke handelszaken (hierna: Brussel I bis Verordening) kan de vordering van een werkgever slechts worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. Aangezien [gedaagde] woonplaats heeft in Rozenburg, is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van dit geschil.
Toepasselijk recht
2.7.
Welk recht van toepassing is op het geschil moet worden bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europese Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I Verordening). Op grond van die verordening is Belgisch recht van toepassing. Dat wordt als volgt toegelicht.
2.8.
Op grond van artikel 3 van de Rome I verordening wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. Op grond van artikel 17.1 van de door partijen gesloten arbeidsovereenkomst is dat Belgisch recht. Voor (geschillen over) de individuele arbeidsovereenkomst is verder artikel 8 van de Rome I Verordening van belang. Op grond van dat artikel (lid 1) mag de keuze die partijen voor Belgisch recht hebben gemaakt, er niet toe leiden dat [gedaagde] de bescherming verliest die hij zou hebben op grond van het (dwingend) recht dat van toepassing zou zijn bij gebreke van een rechtskeuze. In lid 2 van artikel 8 van de Rome I Verordening staat dat (in beginsel) het recht van toepassing is van het land waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk heeft gewerkt. Uit de arbeidsovereenkomst tussen Amspec en [gedaagde] blijkt dat de werkzaamheden werden verricht in Antwerpen en omstreken. Daarom is Belgisch recht van toepassing tenzij de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land (artikel 8 lid 4 Rome I Verordening). Dat daarvan sprake is, is niet gebleken. De conclusie is dat [gedaagde] door de rechtskeuze voor Belgisch recht geen bescherming verliest (in de zin van artikel 8 lid 1 Rome I Verordening). Daarom is Belgisch recht van toepassing.
Amspec heeft een spoedeisend belang
2.9.
Zowel Camin Cargo als [gedaagde] hebben aangevoerd dat de spoedeisendheid van de vordering naar Belgisch recht moet worden beoordeeld. De kantonrechter deelt die opvatting niet. Immers, als eenmaal is vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, zoals hier het geval is, dan moet aan de hand van het Nederlands procesrecht de wijze van procederen beoordeeld worden. Dat volgt ook uit artikel 10:3 Burgerlijk Wetboek. Een en ander betekent dan ook dat aan de hand van artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vastgesteld moet worden of sprake is van een spoedeisend belang.
2.10.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening vereist. Hiervan is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en de uitkomst van een eventuele (nog aanhangig te maken) bodemprocedure niet kan worden afgewacht. [gedaagde] en Camin Cargo hebben betwist dat sprake is van een spoedeisend belang, aangezien Amspec al vanaf oktober 2024 op de hoogte is van de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en Camin Cargo. Amspec heeft vervolgens pas op 5 maart 2025 een kort geding procedure gestart. Volgens [gedaagde] en Camin Cargo kan daarom geen sprake meer zijn van spoedeisendheid.
2.11.
Hoewel de omstandigheid dat de eisende partij ‘lang’ heeft stilgezeten een rol kan spelen bij de beoordeling van de spoedeisendheid van de vordering, kan daaraan op zichzelf geen doorslaggevende betekenis toekomen. [1] De kantonrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang zowel voortvloeit uit de aard van de vordering als uit de onderbouwing van het spoedeisend belang door Amspec. Amspec heeft gesteld dat sprake is van een voortdurende schending van het concurrentie-, relatie- en wervingsbeding, terwijl Amspec haar commerciële belangen wenst te beschermen. Een spoedige beoordeling van de vordering is naar het oordeel van de kantonrechter onder die omstandigheden dan ook op zijn plaats.
Toetsingskader kort geding
2.12.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure op grond van de stellingen van partijen en de schriftelijke onderbouwing hiervan een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening is gerechtvaardigd.
Afstand van recht
2.13.
De vorderingen van Amspec zijn gebaseerd op het concurrentie- relatie-, wervingsbeding en het beding ten aanzien van oneerlijke concurrentie uit de arbeidsovereenkomst tussen Amspec en [gedaagde]. Zowel [gedaagde] als Camin Cargo hebben gemotiveerd gesteld dat deze restrictieve bepalingen, opgenomen in de artikelen 11 tot en met 14 van de arbeidsovereenkomst, zijn komen te vervallen. Partijen hebben namelijk de arbeidsovereenkomst beëindigd met wederzijds goedvinden en zij hebben de daarbij gemaakte afspraken op 31 oktober 2024 vastgelegd in een overeenkomst die in de kop wordt aangeduid als “Beëindiging van de arbeidsovereenkomst in wederzijds akkoord”. Die overeenkomst bepaalt het volgende:
(…)

1.Einde arbeidsovereenkomst

IN WEDERZIJDS AKKOORD een einde van de arbeidsovereenkomst, zonder inachtneming van een opzeggingstermijn en zonder betaling van een opzeggingsvergoeding, op een afgesproken einddatum 31/10/2024
Beide partijen zien hierbij dan ook uitdrukkelijk af van alle rechten in het kader van de wet op de arbeidsovereenkomsten en doen afstand van elke contractuele en andere vorderingen tot schadevergoeding op basis van welke wetgeving dan ook.
De nog verschuldigde wedde van de lopende maand en het vertrekvakantiegeld zal op de gebruikelijke wijze worden uitbetaald.
De Werknemer heeft op moment van deze overeenkomst een fietslease via LeaseABike. Hij kiest er voor om dit leasecontract af te betalen aan de leasemaatschappij en de fiets over te nemen. Deze kosten zijn volledig ten laste van de werknemer.

2.TERUGGAVE VAN GOEDERFEN VAN DE VENNOOTSCHAP

De Werknemer levert op donderdag 31 oktober voor 16u het werkmateriaal en de in-bruikleen- ontvangen goederen van de Vennootschap in zoals GSM, toebehoren inclusief SIM-kaart, laptop inclusief toebehoren, toegangsbadges, 2 thuiswerkschermen,(..) en alle originelen en kopieën van documenten en toebehoren aan de Vennootschap.
Deze Overeenkomst werd ondertekend te Antwerpen op 21 oktober 2024 in 2 originele exemplaren waarvan elke Partij erkent één exemplaar te hebben ontvangen.
(…)”.
2.14.
Camin Cargo en [gedaagde] stellen zich op het standpunt dat Amspec met de bovenstaande overeenkomst en de daarin opgenomen finale kwijting afstand heeft gedaan van haar rechten, en bijgevolg ook van het concurrentiebeding en de andere restrictieve bepalingen waarvan Amspec in deze procedure naleving vordert. Amspec heeft betwist dat de bovenstaande verklaring gelezen kan worden als een afstand van deze restrictieve bepalingen, nu niet specifiek naar deze bepalingen wordt verwezen. Tijdens de zitting heeft Amspec verder aangevoerd dat het voornaamste doel van de beëindigingovereenkomst was om de onderlinge teruggave van goederen van de vennootschap te regelen, zoals geregeld in artikel 2 van de overeenkomst.
Afstand van recht: concurrentiebeding
2.15.
De kantonrechter stelt voorop dat het (Belgisch) concurrentiebeding is gedefinieerd in artikel 65 lid 1 van de Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978. Daarbij is ook geregeld dat een werknemer zoals [gedaagde] recht heeft op een forfaitaire vergoeding overeenkomend met de helft van het brutoloon over de periode van effectieve toepassing van het concurrentiebeding. Die vergoeding is ook geregeld in artikel 11.4 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, welke bepaling luidt als volgt:
“Ingeval dit niet-concurrentiebeding van toepassing is, zal aan de Werknemer een enige en forfaitaire vergoeding worden toegekend, tenzij de Vennootschap afziet van de toepassing van het niet concurrentiebeding binnen vijftien (15) dagen volgend op de beëindiging van de onderhavige overeenkomst. Het bedrag van deze vergoeding zal gelijk zijn aan de helft van het brutoloon dat overeenstemt met de periode van effectieve toepassing van dit niet-concurrentiebeding”.
2.16.
De hiervoor volledig geciteerde beëindigingsovereenkomst kan naar het oordeel van de kantonrechter niet anders worden uitgelegd dan dat partijen een finale regeling hebben getroffen, waarbij partijen afspraken hebben gemaakt over beëindiging van de arbeidsovereenkomst, betaling van de eindafrekening, het overnemen van de leasefiets door [gedaagde] en inlevering van de bedrijfseigendommen van Amspec. Gezien de formulering van de beëindigingsovereenkomst moet worden aangenomen dat partijen elkaar voor het overige finale kwijting hebben verleend en dat Amspec afstand heeft gedaan van haar rechten voortvloeiend uit de in de arbeidsovereenkomst opgenomen postcontractuele bedingen. In het geval Amspec het voornemen had om [gedaagde] aan het concurrentiebeding te houden, had het voor de hand gelegen dat zij dat voorbehoud ook had opgenomen in de beëindigingsovereenkomst en daarbij ook had vermeld dat [gedaagde] recht had op de forfaitaire vergoeding. Aangenomen moet worden dat Amspec met de gekozen formulering afstand heeft gedaan van het concurrentiebeding. Op basis van de door [gedaagde] genoemde uitspraak van het Arbeidshof Brussel van 27 juni 2018 kan de werkgever ook onmiddellijk bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst afzien van naleving van het concurrentiebeding, hetgeen in dit geval gebeurd is.
2.17.
Zo er al onduidelijkheid zou bestaan over de uitleg van de finale kwijtingsbepaling in bedoelde overeenkomst van 31 oktober 2024 dient die bepaling uitgelegd te worden in het nadeel van Amspec aangezien zij degene is geweest die de bepaling heeft geformuleerd en de beëindigingsovereenkomst heeft opgesteld.
Afstand van recht: relatie- en wervingsbeding en beding inzake oneerlijke concurrentie
2.18.
De kantonrechter is verder van oordeel dat Amspec ook afstand heeft gedaan van het recht om zich na beëindiging van de arbeidsovereenkomst te beroepen op het relatiebeding, wervingsbeding en het beding inzake oneerlijke concurrentie. In de beëindigingsovereenkomst is namelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud opgenomen dat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben. Deze formulering impliceert dat alle wederzijdse rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst zijn geëindigd, tenzij expliciet anders is bepaald. Voor zover Amspec heeft aangevoerd dat met het bovenstaande citaat uitdrukkelijk niet is beoogd afstand te doen van de restrictieve bepalingen, had het voor de hand gelegen om in de beëindigingsovereenkomst een daartoe strekkend voorbehoud te maken. Nu dat niet gebeurd is, moet worden aangenomen dat zij afstand heeft gedaan van het recht om deze bedingen nog jegens [gedaagde] in te roepen. Verder geldt ook ten aanzien van deze restrictieve bepalingen dat eventuele onduidelijkheid over de uitleg van de finale kwijtingsbepaling uitgelegd dient te worden in het nadeel van Amspec om de in 2.17 genoemde reden.
2.19.
Maar, ook indien zou worden aangenomen dat Amspec met bovenstaande verklaring géén afstand heeft gedaan van het relatiebeding, het wervingsbeding en het beding inzake oneerlijke concurrentie, is de kantonrechter van oordeel dat Amspec onvoldoende heeft gesteld, en voor zover wel gesteld, onvoldoende heeft onderbouwd, dat sprake is van schending van deze bedingen. Amspec heeft ter onderbouwing van haar stellingen enkel een LinkedIn-bijdrage van [gedaagde] overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan op basis hiervan niet worden geconcludeerd dat [gedaagde] daadwerkelijk in strijd heeft gehandeld met de contractuele bedingen waarvan Amspec in deze procedure naleving vordert. Bovendien is de gestelde schending gemotiveerd betwist door zowel [gedaagde] als Camin Cargo. Amspec heeft vervolgens niets meer ter onderbouwing van haar stellingen aangevoerd.
Afstand van recht: conclusie
2.20.
De vorderingen van Amspec met betrekking tot de naleving van het concurrentiebeding, de naleving van het beding inzake oneerlijke concurrentie, het relatiebeding en het non-wervingsbeding, worden gelet op het bovenstaande dan ook afgewezen.
Amspec moet de proceskosten betalen
2.21.
De proceskosten komen voor rekening van Amspec, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Amspec aan [gedaagde] moet betalen op € 1.086,- aan salaris voor zijn gemachtigde en € 135,- aan nakosten. De kantonrechter begroot de kosten die Amspec aan Camin Cargo moet betalen op € 1.086,- aan salaris voor haar gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van Amspec af;
3.2.
veroordeelt Amspec in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 1.221,- en aan de zijde van Camin Cargo begroot op € 1.221,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
64362

Voetnoten

1.HR 22 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553, r.o. 3.4.