ECLI:NL:RBROT:2025:6914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
10-181120-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroorzaken dodelijk verkeersongeval met vrijspraak voor artikel 6 WVW en veroordeling voor artikel 5 WVW

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, geboren in 1994, heeft op 12 februari 2024 in Maassluis een voetganger aangereden terwijl deze het zebrapad overstak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer, wat heeft geleid tot de fatale aanrijding. De verdachte was op dat moment handsfree aan het bellen, maar het kon niet bewezen worden dat zij de telefoon in haar hand had of met handmatige activiteiten bezig was. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, dat betrekking had op artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW, wat resulteerde in een veroordeling. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke geldboete op van 500 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als moeder en haar werk.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-181120-24
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. F.T. Sakrak, advocaat te Zaandam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte op 12 februari 2024 als bestuurster van een personenauto reed. Zij is in Maassluis vanaf de Mesdaglaan de rotonde opgereden in de richting van de P.C. Hooftlaan. Bij het verlaten van de rotonde is de verdachte tegen een op het zebrapad overstekende voetganger, de heer [slachtoffer] , aangereden. Als gevolg hiervan is de heer [slachtoffer] ten val gekomen en overleden.
Vast staat ook dat de verdachte handsfree – met de telefoon in de houder – een telefoongesprek heeft gevoerd. Niet kan worden bewezen dat zij de telefoon in haar hand had of met handmatige activiteiten op de telefoon bezig was.
Gelet op het voorgaande is alleen komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer niet heeft gezien en (daarom) geen voorrang heeft verleend, waar dat wel had gemoeten. Dit heeft de verdachte erkend. Uit die enkele omstandigheid, volgt niet dat de verdachte zich ‘aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen’ zoals bedoeld in artikel 6 WVW. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Door het overstekende slachtoffer niet op te merken en geen voorrang te verlenen, heeft zij wel gevaar op de weg veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt. Door de gedraging van de verdachte heeft immers een ongeval plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer is overleden. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, hetgeen bewezen zal worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Subsidiair
zij, op 12 februari 2024 te Maassluis, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de Laan van 1940-1945 en de P.C.
Hooftlaan, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd
veroorzaakt, en het verkeer op die wegen
werd gehinderd, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar, terwijl zij,
verdachte, de rotonde – gelegen op de Laan van 1940-1945 – verliet in de richting
van de P.C. Hooftlaan,
- zich niet of in onvoldoende mate ervan heeft vergewist dat zich geen voetgangers
op/nabij de op de P.C. Hooftstraat gelegen voetgangersoversteekplaats bevonden
en
- vervolgens die voetgangersoversteekplaats is opgereden en niet, heeft opgemerkt dat een voetganger, te weten [slachtoffer] , doende was van die
oversteekplaats voor voetgangers gebruik te maken en
- aldus, in strijd met artikel 49 lid 2 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 geen voorrang aan die [slachtoffer] heeft verleend en
- daardoor tegen die [slachtoffer] is aangebotst , ten gevolge waarvan
die [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon, de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een ongeval veroorzaakt. Zij is een rotonde opgereden, heeft een afslag genomen en daarbij geen voorrang verleend aan het op het zebrapad overstekende slachtoffer. Zij heeft het slachtoffer aangereden en als gevolg hiervan overleden. Hierdoor is een leven verloren gegaan en daarmee is diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf of afdoening vanuit het perspectief van de nabestaanden recht doet aan het leed van de nabestaanden.
Tegelijkertijd verliest de rechtbank niet uit het oog dat de verdachte nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken, zeker niet met deze gevolgen. Het ongeval heeft ook op de verdachte diepe indruk gemaakt. Vanaf het eerste politiecontact is dat duidelijk geworden en ook op zitting heeft zij berouw getoond. Zij is na het ongeval haar baan verloren en in behandeling gegaan voor traumaklachten als gevolg van het ongeval. Inmiddels heeft zij een nieuwe baan en daarvoor haar rijbewijs nodig. Daarnaast heeft zij twee jonge kinderen en is zij momenteel in verwachting van haar derde kindje. De rechtbank heeft verder in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. Rekening houdend met de draagkracht van de verdachte, staat de rechtbank termijnbetaling toe zoals hierna bepaald. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen. Gelet op het werk en de gezinssituatie van de verdachte zal de rechtbank deze ontzegging geheel voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe haar ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering wordt gebracht, zodat een geldboete van € 450,00 (vierhonderdvijftig euro), subsidiair 9 (negen) dagen hechtenis resteert;
bepaalt dat de
geldboetein 4 (vier) gedeelten van
€100,00 (honderd euro) en 1 (één) gedeelte van
€ 50,00 (vijftig euro) mag worden voldaan; de termijn voor de betaling van het tweede en volgende gedeelte wordt gesteld op één maand;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. J.C. Oord en G.P van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 mei 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij, op of omstreeks 12 februari 2024, te Maassluis, als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorrijtuig
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
en/of onachtzaam en/of met verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Laan
van 1940-1945 en/of de P.C. Hooftlaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar, terwijl zij,
verdachte, de rotonde – gelegen op de Laan van 1940-1945 – verliet in de richting
van de P.C. Hooftlaan,
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of haar blik (continu) gericht
hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) haar aandacht niet
voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- haar snelheid niet zodanig heeft aangepast dat zij, verdachte haar motorrijtuig tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte, de weg kon
overzien en/of waarover die weg vrij was en/of
- zich niet of in onvoldoende mate ervan heeft vergewist dat zich geen voetgangers
op/nabij de op de P.C. Hooftstraat gelegen voetgangersoversteekplaats bevonden
en/of
- (vervolgens) die voetgangersoversteekplaats is opgereden en/of niet, althans niet
tijdig heeft opgemerkt dat een voetganger, te weten [slachtoffer] , doende was van die
oversteekplaats voor voetgangers, bezien vanuit verdachtes rijrichting, van rechts
naar links gebruik te maken en/of
- (aldus), in strijd met artikel 49 lid 2 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 geen voorrang aan die [slachtoffer] heeft verleend en
- daardoor tegen die [slachtoffer] is aangebotst en/of aangereden, ten gevolge waarvan
die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 12 februari 2024 te Maassluis, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de Laan van 1940-1945 en/of de P.C.
Hooftlaan, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg/wegen
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar, terwijl zij,
verdachte, de rotonde – gelegen op de Laan van 1940-1945 – verliet in de richting
van de P.C. Hooftlaan,
- een of meer mobiele telefoon(s) heeft bediend en/of haar blik (continu) gericht
hield op die mobiele telefoon(s) en/of (aldus doende) haar aandacht niet
voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden en/of
- haar snelheid niet zodanig heeft aangepast dat zij, verdachte haar motorrijtuig tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte, de weg kon
overzien en/of waarover die weg vrij was en/of
- zich niet of in onvoldoende mate ervan heeft vergewist dat zich geen voetgangers
op/nabij de op de P.C. Hooftstraat gelegen voetgangersoversteekplaats bevonden
en/of
- (vervolgens) die voetgangersoversteekplaats is opgereden en/of niet, althans niet
tijdig heeft opgemerkt dat een voetganger, te weten [slachtoffer] , doende was van die
oversteekplaats voor voetgangers, bezien vanuit verdachtes rijrichting, van rechts
naar links gebruik te maken en/of
- (aldus), in strijd met artikel 49 lid 2 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 geen voorrang aan die [slachtoffer] heeft verleend en
- daardoor tegen die [slachtoffer] is aangebotst en/of aangereden, ten gevolge waarvan
die [slachtoffer] is overleden.