ECLI:NL:RBROT:2025:6915

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
10-106741-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en weigering van een bloedproef

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 september 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in Rotterdam. De verdachte reed met een te hoge snelheid door rood licht en weigerde een bloedproef. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een snelheid van 68 km/u in botsing kwam met een bromfiets, waarbij de bestuurders zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar werd schuldig bevonden aan roekeloos rijgedrag en het niet voldoen aan een bevel tot bloedonderzoek. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, evenals een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte weliswaar niet opzettelijk het ongeval had willen veroorzaken, maar dat zijn rijgedrag als zeer onvoorzichtig en onoplettend werd gekwalificeerd. De verdachte had eerder een veroordeling voor een verkeersdelict, maar deze werd niet als recidive meegewogen vanwege de ouderdom.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-106741-24
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. B. Hartman, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 28 mei 2025 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 3)
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en hierop is door de verdediging geen verweer op gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (feit 1)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden, heeft geaccelereerd richting het verkeerslicht en dit verkeerslicht is gepasseerd terwijl deze rood licht uitstraalde. Dit rijgedrag is aan te merken als rijgedrag omschreven in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en derhalve als roekeloos in de zin van artikel 6 WVW.
4.3.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte het oranje licht uitstralende verkeerslicht probeerde te halen en daarbij een verkeerde inschatting heeft gemaakt. De verdachte betwist zijn telefoon te hebben bediend en onder invloed te zijn geweest van alcohol of verdovende middelen. Enkel de verwijtbaarheid van de snelheidsovertreding is vast komen te staan, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW te komen. Verzocht wordt de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
4.3.3.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte kort voor of tijdens het ongeval zijn telefoon heeft bediend en dit heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Voor dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte op 13 september 2023 als bestuurder van een personenauto op de Henegouwerlaan reed in Rotterdam en daar het kruispunt met het Weena en de Beukelsdijk is opgereden. Op het kruispunt ter hoogte van de fietsoversteekplaats is de verdachte in botsing gekomen met een bromfiets. De heer [slachtoffer 1] bestuurde deze bromfiets en de heer [slachtoffer 2] zat achterop. Beiden zijn als gevolg van de aanrijding ten val gekomen en hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Op de Henegouwerlaan geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat de verdachte vijf seconden voor het ongeval 49 kilometer per uur reed en dat anderhalve seconde voor het ongeval zijn snelheid was verhoogd naar 86 kilometer per uur. Op het moment van de aanrijding betrof de snelheid van de verdachte 68 kilometer per uur. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de verdachte de stopstreep voor het verkeerslicht is gepasseerd terwijl het voor hem geldende verkeerslicht 0,9 seconden rood licht uitstraalde. Ook op de camerabeelden is te zien dat de verdachte de stopstreep passeerde toen het verkeerslicht rood licht uitstraalde.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW en zo ja, van welke vorm van schuld sprake is. Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. Van een dergelijke overtreding is sprake als de verdachte met het vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) dat opzettelijk heeft gedaan en (d) daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De verdachte heeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aanzienlijk overschreden en is door een voor hem rood uitstralend verkeerslicht de kruising opgereden, waarna het ongeval heeft plaats gevonden. Het overschrijden van de maximumsnelheid en het negeren van een rood verkeerslicht zijn gedragingen die in artikel 5a, lid 1, onder g en i, WVW zijn genoemd als verkeersovertredingen waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Met het te hard door rood te rijden is zondermeer sprake van een schending van verkeersregels. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat in dit geval sprake is van een opzettelijke ernstige schending van die verkeersregels. De rechtbank betrekt hierbij dat de verdachte – zoals hij zelf heeft verklaard – heeft geprobeerd nog vóór het verkeerslicht op rood sprong de kruising te passeren, en daartoe zijn snelheid, zij het aanzienlijk, slechts kortstondig heeft verhoogd. Daarvóór reed hij conform de toegestane maximumsnelheid. Hoewel het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat hij het verkeerslicht en de kruising niet meer veilig kon passeren, blijkt dat hij het verkeerslicht heeft gepasseerd terwijl dit nog geen seconde – en dus niet gedurende langere periode – rood licht uitstraalde. Alles in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloos rijgedrag. Deze gedragingen zijn wel zodanig dat de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Door zijn gedragingen heeft de verdachte de slachtoffers niet op tijd gezien en heeft hij niet op tijd kunnen remmen om het verkeersongeval te voorkomen. Daarmee heeft hij schuld in de zin van artikel 6 WVW.
4.3.4.
Conclusie
De verweren worden verworpen en bewezen zal worden verklaard dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 13 september 2023 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de kruising Weena/Hengouwerlaan/Beukelsdijk zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend
te rijden,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-terwijl hij de verkeerslichten op die genoemde kruising naderde, extra gas heeft
gegeven en vervolgens in strijd met een voor hem geldend rood licht
uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden en
-met een zeer hoge snelheid van ongeveer 86 km/u, voornoemde kruispunt is genaderd en
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien
en waarover deze vrij was en
-aldus rijdende niet tijdig heeft opgemerkt dat de bestuurder van een bromfiets,
genaamd [slachtoffer 1] en zijn passagier [slachtoffer 2] , die kruising inmiddels (terwijl het
verkeerslicht voor die bestuurder groen licht uitstraalde) was opgereden en
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet heeft laten voorgaan en
-vervolgens met een snelheid van ten minste 68 km/u in botsing of aanrijding is
gekomen met die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor anderen, te weten
-die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken ribben, klaplong werd toegebracht, en
-die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken bovenbeen), werd toegebracht
terwijl hij, verdachte, na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, zesde lid van genoemde wet.
3.
hij op
of omstreeks13 september 2023 te Rotterdam,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto
(VW Polo) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet
1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een
hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van
Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een
bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Eendaadse samenloop van:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, zesde lid, van deze wet;

2.overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een ongeval veroorzaakt. Hij heeft op een kruispunt in Rotterdam, om een oranje verkeerslicht te halen, aanzienlijk harder gereden dan is toegestaan. Daarbij heeft hij het oranje verkeerslicht niet gehaald en is door rood gereden. Hij heeft een bromfiets aangereden. De twee slachtoffers die op deze bromfiets zaten zijn als gevolg van het ongeval ten val gekomen en hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Beide slachtoffers hebben een lange periode nodig gehad om te herstellen en hun dagelijkse bezigheden weer te kunnen uitvoeren. Dit kan de verdachte strafrechtelijk worden verweten. Daarnaast heeft de verdachte na het ongeval geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek naar het onder invloed verkeren van alcohol dan wel verdovende middelen ten tijde van het ongeval.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verdachte nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken. Tegelijkertijd merkt de rechtbank wel op dat de verdachte beperkte verantwoordelijkheid heeft genomen en inzicht heeft getoond in zijn handelen en zich tijdens het strafrechtelijk onderzoek weigerachtig heeft opgesteld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025 gezien dat de verdachte op 20 juli 2017 is veroordeeld voor overtreding van artikel 5 WVW. Gelet op de ouderdom van deze veroordeling zal de rechtbank dit niet als recidive meewegen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Het rijden door rood licht met een te hoge snelheid is ernstig verwijtbaar gedrag. Dit klemt temeer nu daaropvolgend de verdachte weigerde zich controleerbaar op te stellen door de hem gevorderde bloedproef te weigeren. Hierdoor is niet vastgesteld kunnen worden of de verdachte alcohol en of drugs heeft gebruikt alvorens te gaan rijden. Dit is de verdachte zeer kwalijk te nemen. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Omdat de gedragingen van de verdachte dusdanig ernstig zijn zal aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg waarbij er sprake is van een zeer hoge mate van schuld. De rechtbank zal dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier maanden. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van twee jaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 163, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P van de Beek, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 juni 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op 13 september 2023 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de kruising Weena/Hengouwerlaan/Beukelsdijk zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-terwijl hij de verkeerslichten op die genoemde kruising naderde, extra gas heeft
gegeven en/of (vervolgens) in strijd met een voor hem geldend rood licht
uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden en/of
-(daarbij) geruime tijd bezig is geweest met de bediening van zijn mobiele telefoon
en/of
-met een zeer hoge snelheid van ongeveer 86 km/u, in ieder geval met een veel
hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u,
voornoemde kruispunt is genaderd en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien
en waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet (tijdig) heeft opgemerkt dat de bestuurder van een bromfiets,
genaamd [slachtoffer 1] en zijn passagier [slachtoffer 2] , die kruising inmiddels (terwijl het
verkeerslicht voor die bestuurder groen licht uitstraalde) was opgereden en/of
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) met een snelheid van ten minste 68 km/u in botsing of aanrijding is
gekomen met die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor (een) ander(en), te weten
-die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken ribben, klaplong), of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
-die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken bovenbeen), of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, zesde en achtste lid van genoemde wet;
2.
hij op 13 september 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig,
(personenauto VW Polo), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder
zodanige invloed van een stof, te weten canabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs
moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik
van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk
besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op 13 september 2023 te Rotterdam,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto
(VW Polo) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet
1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een
hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van
Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een
bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.