ECLI:NL:RBROT:2025:6923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
ROT 24/599
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om extra verlof buiten de schoolvakantie door de leerplichtambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de leerplichtambtenaar van de gemeente Rotterdam. De eiser had een aanvraag ingediend voor extra verlof buiten de schoolvakantie voor zijn minderjarige dochter, welke aanvraag op 10 juli 2023 door de leerplichtambtenaar was afgewezen. De leerplichtambtenaar handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 8 december 2023. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de leerplichtambtenaar zond het bezwaar door naar de rechtbank als beroep. De rechtbank heeft de zaak geagendeerd voor een zitting op 4 februari 2025, maar eiser verscheen niet, ondanks dat hij opgeroepen was. De rechtbank heeft de zaak vervolgens op 2 juni 2025 behandeld.

De rechtbank oordeelde dat de leerplichtambtenaar op goede gronden het verzoek om extra verlof had afgewezen. De leerplichtambtenaar stelde dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek, zoals vastgelegd in de Leerplichtwet 1969. De reden voor het verlof was een uitnodiging voor een biënnale, wat volgens de leerplichtambtenaar geen gewichtige omstandigheden vormde. De rechtbank concludeerde dat eiser in beroep geen gronden had aangevoerd die de afwijzing konden onderbouwen en dat de leerplichtambtenaar terecht had geoordeeld dat het belang van het onderwijs voor het kind zwaarder woog dan de aanvraag voor verlof. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekende dat de leerplichtambtenaar de aanvraag terecht had afgewezen en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding zou ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/599

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en

De leerplichtambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Leerplichtambtenaar,

(gemachtigden: mr. J.C. Avedissian en mr. R. Stol).

Inleiding

1.1.
De leerplichtambtenaar heeft eisers aanvraag voor extra verlof buiten de schoolvakantie voor zijn minderjarige dochter met het besluit van 10 juli 2023 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 8 december 2023 op het bezwaar van eiser is de leerplichtambtenaar bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Op 11 januari 2024 heeft eiser bij de leerplichtambtenaar bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. De leerplichtambtenaar heeft dit bezwaar direct aan de rechtbank doorgezonden om als beroep tegen het bestreden besluit te behandelen.
1.4.
De leerplichtambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de zaak geagendeerd voor de zitting van 4 februari 2025. Eiser heeft de aangetekend verzonden uitnodiging voor de zitting niet ontvangen en heeft kort voor de zitting per mail om uitstel verzocht wegens verhindering. De rechtbank heeft per mail uitstel verleend en eiser daarbij verzocht om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het verweerschrift van de leerplichtambtenaar. Hierop heeft de rechtbank geen reactie ontvangen. Het beroep is vervolgens op 2 juni 2025 op zitting behandeld
.De leerplichtambtenaar heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Eiser is hoewel behoorlijk opgeroepen zonder kennisgeving vooraf niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 4 juli 2023 heeft eiser een aanvraag vrijstelling geregeld schoolbezoek ingediend. Daarin vraagt eiser voor zijn minderjarige dochter om 17 dagen extra verlof in
de periode van 23 augustus 2023 tot en met 15 september 2023. Eiser heeft op het aanvraagformulier aangegeven dat het gaat om een noodzakelijke reis voor uitoefening van het beroep van beide ouders. De school van de dochter heeft aangegeven geen bezwaar te hebben.
3. Bij het besluit van 10 juli 2023, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft de leerplichtambtenaar het verzoek van eiser afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de aanvraag niet voldoet aan de gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek, als bedoeld in artikel 11, aanhef en onder f en g, van de Leerplichtwet 1969 (de Leerplichtwet). Het verlof valt volgens de leerplichtambtenaar niet onder de “specifieke aard van het beroep” en er is evenmin sprake van gewichtige omstandigheden op grond waarvan vrijstelling verleend had moeten worden. In dat verband wijst de leerplichtambtenaar erop dat er geen noodsituatie is en geen sprake is van een acute situatie. De reden van het verlof is geen verplichting, maar betreft een voor aanvragers als kunstenaars interessante uitnodiging voor een biënnale en de uitdrukkelijke wens om daarbij aanwezig te zijn en te kunnen exposeren. Een eventueel daaruit voortvloeiend (oppas-) probleem voor het kind valt dan ook niet onder gewichtige omstandigheden. De leerplichtambtenaar stelt zich dan ook op het standpunt dat het belang van de aanvraag minder zwaar weegt dan het onderwijsbelang van het kind, waarbij de leerplichtambtenaar heeft meegewogen dat het kind slechts vijf jaar oud is en het volgend schooljaar doubleert. Dat de school geen bezwaar zou hebben tegen het extra verlof, maakt die niet anders, omdat de school hierin geen bevoegdheid heeft.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep geen gronden heeft aangevoerd die zien op de inhoudelijke afwijzing van het verzoek. Eiser is per e-mailbericht van 3 februari 2025 in de gelegenheid gesteld op het verweerschrift te reageren. Eiser heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De rechtbank ziet in de motivering van het bestreden besluit geen grond voor het oordeel dat de leerplichtambtenaar zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag niet valt onder de uitzondering “specifieke aard van het beroep” en dat hij zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van gewichtige omstandigheden die aanleiding geven de vrijstelling te verlenen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de leerplichtambtenaar het verzoek op goede gronden heeft afgewezen.
5. Voor zover eiser betoogt dat de leerplichtambtenaar zich ten onrechte alleen tot hem heeft gericht, overweegt de rechtbank dat de aanvraag van 4 juli 2023 alleen door eiser is ondertekend en dat ook het bezwaarschrift alleen de persoonsgegevens van eiser vermeldt en alleen door hem is ondertekend. De leerplichtambtenaar heeft zijn communicatie, waaronder begrepen de besluitvorming, dan ook terecht alleen tot eiser gericht.
6. Voor zover eiser wijst op zijn klacht over de procedure en het gebrek aan gecoördineerde (elektronische) communicatie, komt daar in deze procedure geen juridische betekenis aan toe. Ook het feit dat eiser het contact met de leerplichtambtenaar als bedreigend en onprettig heeft ervaren, kan de beslissing in deze zaak niet aantasten. Nog daargelaten of de in eisers ogen gebrekkige communicatie heeft plaatsgevonden in de procedure die tot het bestreden besluit heeft geleid (de afwijzing van het verzoek), is niet gebleken dat eiser voor hem belangrijke zaken in deze procedure niet naar voren heeft kunnen brengen. Eiser is in bezwaar gehoord. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Bovendien is eiser in de gelegenheid gesteld een klacht bij de leerplichtambtenaar in te dienen en is daarop ook een reactie gevolgd. Deze klachtprocedure staat echter los van deze beroepsprocedure.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de leerplichtambtenaar de aanvraag van eiser voor extra verlof terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.