ECLI:NL:RBROT:2025:6926

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
ROT 25/4111
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting van een onderneming na explosies

Op 3 mei 2025 heeft de burgemeester van Rotterdam het pand waarin de onderneming van verzoekster is gehuisvest met spoed gesloten voor de duur van twee weken, na een explosie bij de toegangsdeur. Op 16 mei 2025 is deze sluiting verlengd tot drie maanden. Verzoekster, die het niet eens is met deze beslissing, vraagt om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester de sluiting voldoende heeft gemotiveerd, maar dat de verlengde sluiting van drie maanden niet evenwichtig is. De rechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het pand op 14 juni 2025 weer open mag. De burgemeester wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/4111

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] h.o.d.n. [naam onderneming], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. T.C. Lensen),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigden: mr. S.B.H. Fijneman en mr. A.C. van der Graaf).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [naam 1] en [naam 2], beiden uit [plaatsnaam] (pandeigenaren).

Samenvatting

Op 3 mei 2025 heeft de burgemeester het pand waarin de onderneming van verzoekster is gehuisvest met spoed gesloten voor de duur van twee weken. Op 16 mei 2025 heeft de burgemeester de sluiting tot drie maanden verlengd. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe, omdat zij het besluit niet evenwichtig vindt.

Procesverloop

1. Met het besluit van 3 mei 2025 heeft de burgemeester de spoedsluiting bevestigd van het pand [adres]. In het pand is de onderneming van verzoekster, [naam onderneming] (de onderneming), gehuisvest. De sluiting is gebaseerd op artikel 2:35 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV) en gold voor de duur van twee weken.
2. Met het bestreden besluit van 16 mei 2025 heeft de burgemeester de duur van de sluiting verlengd tot drie maanden (tot 3 augustus 2025), met inbegrip van de spoedsluiting van twee weken.
3. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
3.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster met mr. J.L. Baar, kantoorgenoot van haar gemachtigde, en de gemachtigden van de burgemeester. Namens de derde-partijen is niemand verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
4. Verzoekster is huurder van het pand en exploitant van de onderneming [naam onderneming]. Het pand is eigendom van de pandeigenaren.
5. Uit de bestuurlijke rapportage van 3 mei en 8 mei 2025 blijkt van de volgende relevante feiten en omstandigheden.
5.1.
Op 3 mei 2025 om 03:39 uur is een explosief tot ontploffing gebracht bij de toegangsdeur van de onderneming. Hierdoor raakte de toegangsdeur beschadigd.
Hierop heeft de burgemeester het pand op dezelfde dag voor twee weken gesloten.
5.2.
Eerder, namelijk op 22 april 2025 om 01:50 uur, heeft ook een explosie bij het pand plaatsgevonden. Door deze explosie raakten het trottoir en de pui van het pand beschadigd. De toegangsdeur was zwartgeblakerd.
5.3.
De politie sluit vooralsnog niet uit dat de explosies verband houden met een strafrechtelijke procedure in april 2025. Daarbij stonden twee verdachten terecht voor een incident op 11 mei 2023, waarbij een medewerkster van de onderneming vanuit haar werk is gevolgd en bespoten met zwavelzuur, waardoor zij zwaargewond raakte. Tegen de hoofdverdachte is op 11 april 2025 zes jaar gevangenisstraf geëist en tegen een medeverdachte een gevangenisstraf van vier jaar. Op 25 april 2025 is aan de hoofdverdachte een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd en aan de medeverdachte 24 maanden jeugddetentie.
5.4.
Op 4 mei 2025 is een verdachte aangehouden voor het veroorzaken van de explosie op 3 mei 2025. Deze persoon is inmiddels weer heengezonden. Voor de explosie op 22 april 2025 is nog geen verdachte aangehouden.
Waar gaat deze zaak over?
6. De burgemeester heeft de verlengde sluiting gebaseerd op artikel 2:35, eerste lid, van de APV en de Beleidsregel sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen Rotterdam 2022 (Beleidsregel).
6.1.
De burgemeester stelt zich met verwijzing naar de bestuurlijke rapportage op het standpunt dat met twee explosies in korte tijd sprake is van een zeer ernstig geweldsincident. Als gevolg daarvan zijn de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de onderneming op onaanvaardbare wijze aangetast. Heropening van het pand na afloop van de twee weken spoedsluiting acht de burgemeester op dit moment niet verantwoord. Hierbij laat de burgemeester, naast de ernst van het (gewelds)incident, meewegen dat sprake was van twee explosies in korte tijd, dat de onderneming is gevestigd onder een appartementencomplex en dat de explosies ’s nachts plaatsvonden. De explosies hebben een dusdanige impact gehad op de omwonenden dat een spoedsluiting van twee weken niet volstaat. Hoewel er een verdachte is aangehouden is het risico op herhaling nog niet geweken. Vooralsnog is onduidelijk welke rol deze verdachte speelt, wat zijn motieven zijn en of hij ook betrokken was bij de explosie op 22 april 2025. Daarbij acht de burgemeester ook van belang dat de politie niet uitsluit dat de explosies verband houden met het strafproces volgend op het incident van 11 mei 2023.
Verder laat de burgemeester meewegen dat de onderneming is gelegen in de wijk Hillesluis, gebied Feijenoord, dat mede door de hoeveelheid geweldsincidenten aldaar is aangewezen als veiligheidsrisicogebied.
De burgemeester is van mening dat een sluiting van drie maanden niet onevenwichtig is. Niet is gebleken dat verzoekster zelf maatregelen heeft genomen om de kans op herhaling te verkleinen. De burgemeester laat daarom het algemene belang bij het herstel van de openbare orde zwaarder wegen dan het individuele, financiële belang van verzoekster.
7. Verzoekster is het met dit besluit niet eens. Zij wil met haar verzoek bereiken dat de onderneming weer open mag tot op het bezwaar is beslist. Volgens verzoekster is er geen noodzaak voor een verlengde sluiting en is verlenging van de sluiting tot drie maanden niet evenredig.
Waarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe?
8. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Juridisch kader
9. Op grond van artikel 2:35, eerste lid, van de APV is de burgemeester (kort gezegd) bevoegd een voor het publiek openstaand gebouw – niet zijnde een seksinrichting – geheel of gedeeltelijk te sluiten, in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat.
Op grond van artikel 2:35, zesde lid, van de APV kan de burgemeester, op aanvraag van een belanghebbende, een sluiting opheffen, wanneer naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid zal plaatsvinden.
10. In de Beleidsregel is bepaald dat de burgemeester bij de eerste constatering van een ernstig geweldsincident in, rondom of gericht aan het pand, in beginsel met spoed een sluiting voor maximaal twee weken zal opleggen. Vervolgens wordt gekeken of een verlengde sluiting of andere maatregel noodzakelijk is. Bij een eerste constatering kan de burgemeester na een spoedsluiting een pand voor drie maanden sluiten.
Afbakening van het geschil
11. De burgemeester refereert zich wat betreft het spoedeisend belang aan het oordeel van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, al gelet op de duur van de sluiting en de financiële stukken die verzoekster kort voor de zitting nog heeft overgelegd, het spoedeisend belang in deze zaak is gegeven.
12. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekster niet betwist dat sprake is van een ernstig geweldsincident waarbij de burgemeester in beginsel bevoegd is om het pand (onmiddellijk) te sluiten en de duur van de sluiting te verlengen. Verzoekster komt met haar verzoek slechts op tegen de verlengde sluiting en met name de noodzaak en evenwichtigheid ervan.
Noodzaak van de sluiting
13. Verzoekster voert aan dat de noodzaak voor de verlengde sluiting ontbreekt, omdat de politie op 4 mei 2025 een verdachte heeft aangehouden. Deze is heengezonden en inmiddels zijn vier weken verstreken. Verzoekster heeft inmiddels een beveiligingsbedrijf ingeschakeld. Vanaf 23.00 uur ’s avonds is nachtbewaking bij het pand aanwezig voor ten minste de komende drie maanden. Er zullen posters aan het pand worden bevestigd waarop staat vermeld dat het pand ’s nachts wordt bewaakt. Ten tijde van de eerste explosie verbleef verzoekster in het buitenland. Zij is zo snel mogelijk teruggekomen om maatregelen te treffen en de schade aan het pand (voordeur, pui) te herstellen. Voor zover nog sprake is van enig gevaar voor de openbare orde of veiligheid, kan ook met een minder ingrijpende maatregel worden volstaan, zoals extra (politie)surveillance of (meer) cameratoezicht.
14. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak voor de verlengde sluiting voldoende heeft gemotiveerd. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de burgemeester dat twee, op het pand gerichte, explosies binnen twee weken, zijn aan te merken als een zeer ernstig (gewelds)incident. Daarbij komt dat de onderneming van verzoekster is gevestigd onder een appartementencomplex, dat de gebeurtenissen veel impact hebben gehad op de bewoners en omwonenden en bij hen tot een sterk gevoel van onveiligheid hebben geleid. De burgemeester stelt zich daarom niet ten onrechte op het standpunt dat een spoedsluiting van twee weken in dit geval niet volstaat om de openbare orde en de rust in de omgeving te herstellen. Daarbij heeft de burgemeester terecht ook betrokken dat het risico op herhaling na ommekomst van de spoedsluiting nog niet was geweken. Hierbij heeft de burgemeester terecht ook de ligging van het pand in een veiligheidsrisicogebied betrokken en het feit dat de politie een verband tussen de beide explosies en de hiervoor (bij 5.3.) genoemde strafzaak, die plaatsvond in april 2025 rond de datum van de eerste explosie, niet uitsluit.
15. Dat op 4 mei 2025 een verdachte is opgepakt in verband met de explosie op 3 mei 2025 betekent op zichzelf nog niet dat de kans op herhaling niet langer aanwezig is en dat geen noodzaak meer bestaat om de sluiting te verlengen. Daarbij is van belang dat het politieonderzoek nog loopt en dat nog geen verdachte is aangehouden voor de explosie op 22 april 2025. De burgemeester heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om met een lichter middel te volstaan.
Evenwichtigheid van de sluiting
16. Verzoekster voert aan dat een sluiting van drie maanden onevenredige en directe gevolgen heeft voor het voortbestaan van haar onderneming. Door het wegvallen van alle inkomsten zal verzoekster niet langer aan haar lopende financiële verplichtingen kunnen voldoen. Een faillissement is onvermijdelijk.
Verzoekster wijst op de door haar overgelegde jaarrekening over 2023 (de jaarrekening over 2024 is op dit moment nog niet beschikbaar). Zij heeft vier personeelsleden in dienst.
De huur van het pand bedraagt € 3.625,- per maand, exclusief de aanzienlijke energielasten en verzekeringskosten. De omzetmarges zijn te klein om daarvan de maandelijkse huur en de personeelskosten te kunnen blijven betalen. Het personeel dreigt hierdoor te vertrekken en na een eventuele heropening van de onderneming zal het gezien de krapte op de arbeidsmarkt lastig zijn nieuw personeel aan te trekken. Met een sluiting van drie maanden dreigt verzoekster bovendien klanten te verliezen aan concurrenten. Daarbij komt dat sprake is van een éénmanszaak. Bij een faillissement zal verzoekster door (toekomstige) schuldeisers in haar privévermogen worden aangesproken.
17. Het feit dat een betrokkene financieel nadeel ondervindt van een (verlengde) sluiting maakt die sluiting op zichzelf nog niet onevenwichtig. Het gaat erom of iemand als gevolg van de (verlengde) sluiting in een zodanige (financiële) positie dreigt of komt te verkeren dat een (financiële) noodsituatie ontstaat. Gelet op wat verzoekster in dit verband heeft aangevoerd, en mede gelet op de financiële stukken die zijn overgelegd, sluit de voorzieningenrechter niet uit dat de onderneming van verzoekster na ommekomst van een sluiting van drie maanden niet meer levensvatbaar zal zijn, wat maakt dat de dreiging van een financiële noodsituatie reëel is.
De voorzieningenrechter begrijpt de beslissing van de burgemeester om bij het nemen van het verlengingsbesluit het belang van de openbare orde en de veiligheid van omwonenden zwaarder te laten wegen dan het financiële belang van verzoekster. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat naarmate de sluiting voortduurt, aan de verstrekkende (financiële) gevolgen daarvan voor verzoekster een steeds zwaarder gewicht toekomt.
18. Daarbij acht de voorzieningenrechter ook van belang dat vooralsnog niet is gebleken dat, en in hoeverre, verzoekster van de gebeurtenissen een verwijt kan worden gemaakt. Het nog lopende politieonderzoek zal dit moeten uitwijzen. Bovendien wordt niet betwist dat verzoekster inmiddels de nodige moeite heeft gedaan om de kans op herhaling van de gebeurtenissen te verkleinen. Zij heeft een beveiligingsbedrijf ingehuurd dat vanaf 23.00 uur ’s avonds het pand bewaakt. De bewaking wordt aan voorbijgangers kenbaar gemaakt middels posters op de gevel van het pand.
19. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat de laatste actuele politierapportage dateert van 8 mei 2025. Er is weliswaar een verdachte aangehouden in verband met de explosie van 3 mei 2025, maar deze is ook weer vrijgelaten. De politie legt zelf de link met de veroordelingen in april 2025, maar de strafzaak is inmiddels achter de rug. Op het moment van de zitting was het politieonderzoek al bijna vier weken gaande en het pand al bijna vier weken gesloten. Verwacht mocht worden dat de burgemeester met meer informatie was gekomen dan alleen de mededeling dat het politieonderzoek nog loopt.
20. Dit alles brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat een sluiting voor de duur van drie maanden in verzoeksters situatie niet evenwichtig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe. Omdat het maatschappelijk belang bij sluiting van het pand ter bescherming en het herstel van de openbare orde en veiligheid zwaar weegt, zal de voorzieningenrechter geen voorziening treffen die ertoe strekt dat de sluiting onmiddellijk wordt opgeheven. Zoals gezegd heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een ernstig geval en dat tijd nodig is om de rust in de omgeving van het pand te laten terugkeren. Anderzijds ziet de voorzieningenrechter in de belangen van verzoekster wel aanleiding de sluitingsduur te verkorten. In dit concrete geval oordeelt de voorzieningenrechter dat een sluiting van zes weken (de twee weken spoedsluiting daarbij inbegrepen) recht doet aan de wederzijdse belangen. Op die manier wordt recht gedaan aan zowel het algemene belang dat de burgemeester nastreeft bij het herstel van de openbare orde, als het persoonlijke belang van verzoekster om gezien haar precaire (financiële) situatie de sluiting niet te lang te laten voortduren. Dit betekent dat het pand op 14 juni 2025 voorlopig weer open mag.

Conclusie en gevolgen

21. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening als hiervoor onder 20. uiteengezet. Dat betekent dat het bestreden besluit met ingang van 14 juni 2025 is geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar en dat de onderneming van verzoekster met ingang van datum 14 juni 2025 voorlopig weer open mag.
22. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
23. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester verder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit met ingang van 14 juni 2025, tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar;
  • treft de voorlopige voorziening dat het pand vanaf 14 juni 2025 voorlopig weer open mag;
  • draagt de burgemeester op het door verzoekster betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.