ECLI:NL:RBROT:2025:6945
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- L. Daum
- W.J. de Veld
- A.C.M. Klaasse
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 10/997251-19. De ontnemingsvordering, ingediend door het openbaar ministerie, werd afgewezen omdat niet aannemelijk was gemaakt dat de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland, enig voordeel had genoten uit de strafbare feiten. De rechtbank heeft geconstateerd dat de betrokkene samen met haar zoon betrokken was bij het verschaffen van arbeid aan drie personen zonder dat de werkgeverslasten werden afgedragen, wat leidde tot kostenbesparingen. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat deze kostenbesparingen ook daadwerkelijk voordeel voor de betrokkene hebben opgeleverd. De vordering van het openbaar ministerie, die een bedrag van € 131.939,19 aan wederrechtelijk verkregen voordeel eiste, werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat het openbaar ministerie de plicht heeft om aannemelijk te maken dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, wat in dit geval niet is gelukt. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.