ECLI:NL:RBROT:2025:6949

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
11707452 VV EXPL 25-293
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over huurwoning met schorsing van tenuitvoerlegging

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Rotterdam, betreft het een executiegeschil tussen een huurder, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, en de verhuurder. De huurder, [persoon A], heeft sinds 2017 een huurcontract met de verhuurder, [gedaagde]. Door een huurachterstand heeft de rechtbank op 11 april 2025 de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning, met een geplande ontruiming op 11 juni 2025. De huurder heeft echter hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vraagt in deze procedure om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis.

Tijdens de zitting op 26 mei 2025 is de zaak besproken, waarbij zowel de huurder als de verhuurder vertegenwoordigd waren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhuurder de woning niet mag ontruimen totdat er in hoger beroep een uitspraak is gedaan over de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het belang van de huurder en de bewindvoerder bij het behoud van de huidige situatie zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder bij een snelle ontruiming. De huurder, die in een kwetsbare situatie verkeert, heeft recht op een veilige woonomgeving, vooral gezien haar medische situatie en de hulp die zij ontvangt.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van de verhuurder komen, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De totale kosten zijn begroot op € 916,05, inclusief wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11707452 VV EXPL 25-293
datum uitspraak: 6 juni 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de onder bewind gestelde [persoon A],
vestigingsplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.A. Bhagwandin,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [plaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.L.A. van Voskuilen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’, ‘ [gedaagde] ’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 mei 2025, met bijlagen;
  • de akte van [eiseres] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] en van [eiseres] .
1.2.
Op 26 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren de bewindvoerder, de heer [persoon B] , met [persoon A] en mevrouw [persoon C] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Aan de zijde van [gedaagde] is de heer [persoon D] en mevrouw [persoon E] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] huurt sinds 2017 woonruimte van [gedaagde] . Er is een huurachterstand ontstaan. De rechtbank Rotterdam heeft een vonnis gewezen op 11 april 2025 waarbij de huurovereenkomst is ontbonden en de [eiseres] is veroordeeld de woning te ontruimen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ontruiming staat gepland op 11 juni 2025. [eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis en vordert in deze procedure schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. [gedaagde] is het daar niet mee eens en wil dat de woning op korte termijn ontruimd wordt.
2.2.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] de woning niet mag ontruimen totdat in hoger beroep een uitspraak is gedaan over de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Hieronder wordt dit uitgelegd.
[eiseres] heeft nog belang bij haar eis
2.3.
Op 20 mei 2025 heeft de bewindvoerder bij het team Insolventie van de rechtbank Rotterdam een verzoekschrift ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (moratorium). Dit verzoek wordt op 16 juni 2025 op een zitting van het team Insolventie behandeld. Het is voor de partijen onduidelijk of dit betekent dat team Insolventie al een voorlopige voorziening heeft getroffen. De kantonrechter is dit nagegaan en gebleken is dat team Insolventie nog geen voorlopige voorziening heeft getroffen omdat er geen concrete ontruimingstermijn was aangezegd door [gedaagde] . [eiseres] heeft dus nog belang bij haar eis in dit kort geding.
[gedaagde] mag de woning niet ontruimen
2.4.
De tenuitvoerlegging van het vonnis wordt geschorst totdat in hoger beroep uitspraak is gedaan over de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Hieronder wordt dit toegelicht.
2.5.
De kantonrechter heeft het vonnis van 11 april 2025 uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waardoor het direct ten uitvoer kan worden gelegd en de uitkomst van het hoger beroep niet hoeft te worden afgewacht. De beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is niet gemotiveerd. Dit betekent dat in dit executiegeschil alsnog een belangenafweging moet plaatsvinden. Onderzocht moet worden of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiseres] en [persoon A] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet in hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. [1]
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat de belangen van [persoon A] en [eiseres] bij behoud van de huidige situatie zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] bij een ontruiming op korte termijn. [persoon A] was medisch specialist, maar is ziek geworden en daardoor in een isolement geraakt. Uiteindelijk heeft zij haar baan verloren. Zij heeft uiteindelijk hulp geaccepteerd van het wijkteam en is opgenomen geweest in een kliniek van Antes. Haar situatie is daardoor met sprongen vooruit gegaan. Sinds april 2025 woont zij weer thuis. Het is voor het herstel van [persoon A] van groot belang dat zij in de woning kan blijven wonen, omdat zij zonder een woonadres geen hulp meer kan krijgen van zowel Antes als het wijkteam. Dit alles is door [gedaagde] niet weersproken.
2.7.
Verder staat vast dat de lopende huur weer wordt betaald. [eiseres] heeft toegezegd dat deze betaald zal blijven worden. Het is dus aannemelijk dat de huurachterstand niet verder op zal lopen. Ook is een eerste aflossing van € 50,- gedaan op de huurachterstand. De situatie van [persoon A] is zozeer verbeterd dat het reëel is te verwachten dat zij over niet al te lange termijn weer werk zal vinden. Dit zou betekenen dat [persoon A] dan meer inkomen heeft en haar afloscapaciteit hoger wordt. Het belang van [gedaagde] bij een ontruiming op korte termijn is er dus niet in gelegen te voorkomen dat de schuld van [persoon A] oploopt.
2.8.
[gedaagde] heeft aangegeven dat haar belang bij de ontruiming op korte termijn is gelegen in het feit dat zij na de ontruiming de woning opnieuw kan verhuren voor een huurprijs die 1,5 keer hoger is dan de huidige huurprijs en hiermee een beter rendement kan behalen. De kantonrechter oordeelt dat dit in het kader van de belangafweging die in dit executiegeschil moet plaatsvinden geen in rechte te respecteren belang is; zeker niet gezien het belang dat [persoon A] heeft bij behoud van de woning op dit moment.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan de bewindvoerder moet betalen op € 148,05 aan dagvaardingskosten, € 90,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 916,05. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2025 gewezen tussen [eiseres] en [gedaagde] totdat in hoger beroep uitspraak is gedaan over de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van de bewindvoerder worden begroot op € 916,05 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
64363

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.