Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 mei 2025, met bijlagen;
- de akte van [eiseres] , met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] en van [eiseres] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Rotterdam, betreft het een executiegeschil tussen een huurder, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, en de verhuurder. De huurder, [persoon A], heeft sinds 2017 een huurcontract met de verhuurder, [gedaagde]. Door een huurachterstand heeft de rechtbank op 11 april 2025 de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning, met een geplande ontruiming op 11 juni 2025. De huurder heeft echter hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vraagt in deze procedure om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis.
Tijdens de zitting op 26 mei 2025 is de zaak besproken, waarbij zowel de huurder als de verhuurder vertegenwoordigd waren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhuurder de woning niet mag ontruimen totdat er in hoger beroep een uitspraak is gedaan over de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het belang van de huurder en de bewindvoerder bij het behoud van de huidige situatie zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder bij een snelle ontruiming. De huurder, die in een kwetsbare situatie verkeert, heeft recht op een veilige woonomgeving, vooral gezien haar medische situatie en de hulp die zij ontvangt.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van de verhuurder komen, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De totale kosten zijn begroot op € 916,05, inclusief wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.