In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2025 een vonnis gewezen in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. den Besten, vorderde dat het vonnis in de plaats zou treden van de ontbrekende wilsverklaring van gedaagde 1, die nodig was voor de verkoop en levering van een woning in Gorinchem. De gedaagden, waaronder gedaagde 1, waren niet verschenen in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldeed, waardoor verstek werd verleend tegen de niet verschenen gedaagden.
De voorzieningenrechter heeft de primaire vordering toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht. De subsidiaire vordering werd onbesproken gelaten. De proceskosten werden toegewezen aan eiser, waarbij gedaagde 1 als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De kosten werden begroot op € 1.373,37, inclusief wettelijke rente over deze kosten indien niet tijdig voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 10 juni 2025 door mr. Th. Veling.