Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 mei 2025;
- de 3 producties van de man;
- de mondelinge behandeling op 16 mei 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de man, eiser, een vordering ingesteld in kort geding tegen de vrouw, gedaagde, met het verzoek om vervangende toestemming te verlenen voor de verkoop en levering van de echtelijke woning. De partijen zijn in 1992 gehuwd en hebben in 2011 hun echtscheiding uitgesproken, waarbij zij een echtscheidingsconvenant hebben gesloten. In dit convenant is afgesproken dat de woning te koop zou worden aangeboden, maar dit is niet gebeurd. In juni 2024 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is afgesproken dat de woning uiterlijk op 1 februari 2025 te koop zou worden aangeboden. De vrouw heeft echter aangegeven het aandeel van de man in de woning te willen overnemen, maar de man heeft twijfels over haar financiële mogelijkheden.
De voorzieningenrechter heeft de procedure aangehouden om te bezien of partijen tot een regeling konden komen, maar dit is niet gelukt. De man heeft vervolgens om vonnis verzocht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van de man bij zijn vorderingen voldoende is aangetoond. De vrouw is verplicht om de afspraken over de verkoop van de woning na te komen, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij financieel in staat is om het aandeel van de man over te nemen. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van de man toegewezen en hem vervangende toestemming verleend om al het nodige te verrichten voor de verkoop en levering van de woning. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.