ECLI:NL:RBROT:2025:6977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
15 juni 2025
Zaaknummer
692701 HA ZA 25-84
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake toestemming voor woningoverdracht na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een verzet tegen een verstekvonnis dat op 3 juli 2024 is uitgesproken. De partijen, een vrouw en een man die van 1998 tot 2016 gehuwd zijn geweest, hebben samen twee kinderen en waren sinds 2003 eigenaar van een woning in Barendrecht. Na hun echtscheiding hebben zij enige tijd weer samengewoond, maar de relatie is in 2022 opnieuw verbroken. De man heeft het verstekvonnis aangevochten, waarin hij werd veroordeeld om mee te werken aan de overdracht van de woning aan de vrouw. De vrouw heeft de woning op 30 december 2024 aan zichzelf overgedragen, na betekening van het verstekvonnis aan de man op 6 december 2024.

De man verzoekt om een nieuwe taxatie van de woning, maar de rechter wijst deze eis af omdat de man het eerdere taxatierapport niet inhoudelijk heeft betwist. De vrouw vordert dat de man bijdraagt aan de eigenaarslasten van de woning over de periode van 2017 tot januari 2025, wat de rechter toewijst. De man moet € 50.197,- aan de vrouw betalen, met wettelijke rente, en de kosten van de betekening van de verzetdagvaarding. De rechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de man in hoger beroep gaat.

De rechtbank bekrachtigt het verstekvonnis en wijst de eis van de man in reconventie af. De partijen worden veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen, met uitzondering van de kosten die de vrouw moet betalen voor de betekening van de verzetdagvaarding. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.C. Halk op 18 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
vonnis van 18 juni 2025
in de zaak met zaaknummer C/10/692701/HA ZA 25-84 van:
[naam vrouw] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
oorspronkelijke eiseres en verweerster in reconventie,
advocaat: mr. S. Süzen,
tegen
[naam man],
woonplaats: [woonplaats] ,
oorspronkelijke gedaagde en eiser in reconventie,
advocaat: mr. A. Kaynak.
Partijen worden hieronder aangeduid als de vrouw (oorspronkelijke eiseres) en de man (oorspronkelijke gedaagde).

1.Het procesverloop

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 december 2023 met bijlagen;
  • het verstekvonnis van 3 juli 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de verzetdagvaarding van 28 december 2024 met eis in reconventie (tegeneis) met bijlagen;
  • de reactie van de vrouw voor de zitting van 19 mei 2025 met bijlagen;
  • de reactie van de man voor de zitting van 19 mei 2025 met een bijlage.
1.2.
Op 19 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • de vrouw met haar broer en mr. Süzen;
  • de man met een tolk en mr. Kaynak.

2.De beoordeling

De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest van 1998 tot 2016. Zij hebben twee kinderen (2006 en 2011) en waren sinds 2003 eigenaar van een woning in Barendrecht. Partijen hebben zich na de echtscheiding verzoend en zijn weer gaan samenwonen in de woning. De relatie is in 2022 opnieuw verbroken. De man woonde toen nog wel in de gezamenlijke woning. Nadat het verstekvonnis op 6 december 2024 aan de man is betekend, is de woning op 30 december 2024 aan de vrouw overgedragen. De man wil dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de woning opnieuw wordt getaxeerd. Als de vrouw op basis van de nieuwe taxatie de man niet kan uitkopen, eist de man dat de vrouw eraan meewerkt om de woning te koop aan te bieden aan een derde.
De vrouw wil dat de man € 50.197 meebetaalt aan de eigenaarslasten van de woning over de periode vanaf 2017 tot januari 2025.
2.2.
De rechter wijst de eis van de man af om een nieuwe taxatie te bepalen. De man moet wel aan de vrouw de geëiste eigenaarslasten betalen. Deze beslissingen worden hieronder uitgelegd.
Geen nieuwe taxatie
2.3.
De eis in reconventie van de man om de woning opnieuw te laten taxeren en de vrouw te veroordelen om daar aan mee te werken wordt afgewezen. De man heeft het bestaande rapport namelijk niet op inhoudelijke punten betwist. Hij noemt alleen ongefundeerde algemene bezwaren, zoals ‘het was een bevriende makelaar’ en ‘het taxatierapport is geheel naar de wens en belang van de vrouw opgesteld’. Weliswaar brengt hij ook enkele advertenties van woningen op Funda in het geding die volgens hem vergelijkbaar zijn met de woning, maar ook daarmee betwist hij niet gemotiveerd enig punt uit het bestaande taxatierapport. Datzelfde geldt voor de verklaring van een makelaar die de man heeft ingebracht. Het had op de weg van de man gelegen om zelf al een expertiserapport op te laten maken. Na de betekening van het vonnis had hij daar voldoende tijd voor. Uit een contra-expertise had mogelijk kunnen blijken op welke punten het bestaande taxatierapport niet klopte. Omdat er nu geen twijfel bestaat over de juistheid van het bestaande taxatierapport, is er geen aanleiding om opdracht te geven voor een nieuw rapport.
Het verstekvonnis wordt bekrachtigd
2.4.
Door in verzet te gaan heeft de man alsnog deelgenomen aan de procedure. Dat leidt in dit geval niet tot een andere beslissing dan in het verstekvonnis van 4 juli 2024. De vrouw vordert weliswaar niet langer dat de woning wordt getaxeerd en dat de man meewerkt aan overdracht, maar dat betekent niet dat het verstekvonnis moet worden vernietigd.
2.5.
De man is in het verstekvonnis veroordeeld om binnen twee weken na betekening mee te werken aan de overdracht/levering van de woning. Dat heeft hij niet gedaan na de betekening op 6 december 2024, zodat (het aandeel van de man in) de woning op basis van de veroordeling onder 3 in dat vonnis [1] op 30 december 2024 rechtsgeldig aan de vrouw is overgedragen. Zij heeft vervolgens met hem afgerekend op basis van een deugdelijk taxatierapport dat de man niet voldoende heeft betwist (zie hiervoor). Er is dus geen reden om het vonnis te vernietigen.
De man moet € 50.197,- bijdragen aan eigenaarslasten die de vrouw heeft gedragen
2.6.
In conventie heeft de vrouw aanvullend geëist dat de man meebetaalt aan de eigenaarslasten. Partijen waren van 2017 tot januari 2025 samen eigenaar van de woning. De vrouw stelt dat alleen zij de eigenaarslasten in die periode heeft betaald. Zij heeft deze uitgaven gespecificeerd, betaalbewijzen in het geding gebracht en eist dat de man de helft daarvan aan haar betaalt. Dit wordt toegewezen, met rente. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.7.
De man betwist niet dat de vrouw in genoemde periode alle eigenaarslasten heeft betaald tot een bedrag van € 100.394,-. Hij vertelt wel dat hij in de loop van die jaren dingen heeft betaald zoals bijvoorbeeld verkeersboetes, maar hij maakt niet concreet dat hij eigenaarslasten voor de woning heeft betaald. De man heeft ook geen enkel bewijs in het geding gebracht van enige betaling. Daarom moet er voor de verdere beoordeling vanuit worden gegaan dat de vrouw in de relevante periode alle eigenaarslasten heeft betaald.
2.8.
Omdat de man en de vrouw samen eigenaar waren van de woning, moesten zij samen de eigenaarslasten dragen (artikel 3:172 BW). Dat betekent dat de man de helft van alle lasten die de vrouw heeft betaald aan haar moet vergoeden. Dat kan anders zijn als de partijen een andere afspraak hebben gemaakt of als er andere omstandigheden zijn waardoor het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om een verdeling van 50/50 toe te passen. Dat is hier niet zo.
2.9.
Volgens de man hebben de partijen afgesproken dat de vrouw alle eigenaarslasten zou betalen tot aan de overdracht. Het klopt weliswaar dat dit letterlijk is afgesproken tijdens de echtscheidingsprocedure in 2016, maar de man mocht niet verwachten dat dit ook zou gelden als de overdracht pas acht jaar later zou worden gerealiseerd. [2] De man erkent dat op het moment van de echtscheidingsprocedure niet was voorzien dat de verdeling pas na zo’n lange tijd zou plaatsvinden. In die procedure zijn beide partijen ervan uit gegaan dat dit binnen enkele maanden geregeld zou zijn. De man kan dus als verweer op de eis van de vrouw om van 2017 tot 2025 bij te dragen aan de eigenaarslasten geen beroep doen op die afspraak. Nergens uit blijkt dat de vrouw voor die periode afstand heeft gedaan van haar recht op de helft van de eigenaarslasten (€ 50.197,-).
2.10.
De partijen hebben tot 2025 samen in de woning gewoond. Weliswaar verklaart de vrouw dat de man soms weg was (enkele dagen en in het laatste jaar soms weken tot uiteindelijk zelfs maanden), maar de man verklaart in de stukken en tijdens de zitting zelf dat hij vanaf 2017 altijd in de woning is blijven wonen. Hij had daar zijn hoofdverblijf. Het maakt niet uit dat hij daar niet stond ingeschreven of er niet onafgebroken aanwezig was. De vrouw had niet alleen of grotendeels alleen het genot van de woning. Daarom is er op basis daarvan geen reden om af te wijken van de hoofdregel van de 50/50 verdeling. De man heeft bovendien niet aangevoerd dat en hoe vaak en hoe lang hij er niet zou zijn geweest en welke korting dit dan volgens hem zou rechtvaardigen.
2.11.
De rente wordt toegewezen, omdat de vrouw genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de man dat niet heeft betwist.
De vrouw moet de kosten voor de betekening van de verzetdagvaarding betalen, verder betalen de partijen de eigen kosten
2.12.
De vrouw heeft in haar dagvaarding niet genoemd dat de man nog steeds feitelijk zijn hoofdverblijf in de woning had, terwijl dat wel van belang was voor de beslissing. Zij had de feiten volledig en naar waarheid moeten aanvoeren (artikel 21 Rv). Dat heeft zij niet gedaan. De rechter verbindt daaraan het gevolg dat de vrouw de kosten voor de betekening van de verzetdagvaarding van € 239,64 (€ 135,97 en € 103,67) moet betalen.
2.13.
De rechter bepaalt dat de partijen verder de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij verder geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de vrouw dat eist en de man daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
3.1.
bekrachtigt het verstekvonnis van 3 juli 2024;
3.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw te betalen € 50.197,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 december 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt de vrouw om € 239,64 aan proceskosten aan de man te betalen en bepaalt dat de partijen verder de eigen proceskosten dragen;
In reconventie
3.4.
wijst de eis af;
3.5.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
2209

Voetnoten

1.bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt conform het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning gelegen aan de [adres] te Barendrecht noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagde aan eiseres
2.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1982:AG4158 (Haviltex)